***** Wolfgang Amadeus Mozart (1756-1791) was 21 jaar oud toen hij de vier dochters van Fridolin Weber in Mannheim ontmoette. Voor de hoge tessitura’s van drie van hen zou Mozart gedurende zijn resterende veertien levensjaren daarna diverse werken schrijven. Een selectie uit deze werken heeft de Franse sopraan Sabine Devieilhe nu tussen 12 en 18 januari 2015 in de Notre Dame du Liban van Parijs opgenomen voor haar nieuwe solo-CD ‘Mozart; The Weber Sisters’. Eerder maakte Devieilhe al een fantastisch album met fragmenten uit toneelwerken van Rameau. Mozart werd verliefd op Aloysia Weber, maar deze verliefdheid zou eindigen in een teleurstelling. Met haar ging de componist in maart 1778 naar Parijs en met het lied “Ah, vous dirais-je maman” en de ariette “Dans un bois solitaire” geeft Devieilhe op de CD een ingetogen proloog tot het vuurwerk dat gaat komen. Van de ongeveer tien werken die Mozart voor Aloysia schreef, laat Devieilhe in vier aria’s horen dat Aloysia naast een flamboyante coloratuursopraan met sensationele topnoten ook een zeer expressieve zangeres geweest moet zijn, getuige “Non so d’onde viene”, “Io non chiedo, eterni Dei” en “Nehmt meinen Dank”. Maar luister ook naar de lange lijnen, het cantabile en de pianissimi van “Vorrei spiegarvi, oh Dio”. Na hun breuk begin 1779 en haar huwelijk in Wenen in 1780 noemde Mozart Aloysia vals, slecht en koket, maar haar oudste zus Josepha noemde hij lui, lomp, sluw en vals. Voor Josepha componeerde Mozart onder andere de insertie-aria “Schon lacht der holde Frühling” voor ‘Il Barbiere di Siviglia’ van Paisiello en de rol van de Koningin van de Nacht in ‘Die Zauberflöte’. Zij moet een robuuste en krachtige sopraan met grenzeloze coloratuurmogelijkheden hebben gehad en Devieilhe zingt in “Der Hölle Rache” de coloraturen strak. Overigens neemt zij de arpeggio’s op de tel waardoor zij voor de eerste achtste noot te laat uitkomt en zingt zij de staccati achtsten op de “e” van “nimmermehr” en niet op “a”. En dirigent Raphaël Pichon neemt de woorden van librettist Schikaneder wel erg serieus als hij “Der Hölle Rache” aankondigt met een schokkend, geïmproviseerd, fortissimo akkoord van het hele orkest. Mozart trouwde uiteindelijk in 1782 met Constanze, volgens Mozart de zachtaardigste en meest wijze van de zusters. Hij schreef zangoefeningen voor haar, waarvan Devieilhe het Solfeggio n°2 zingt. Samen met het “Et incarnatus est” uit de onvoltooide Mis in c-klein toont het de tederheid van Constanze. Aan het einde van deze laatste track blijft het zo’n twintig seconden stil, waarna de CD – zonder vermelding in het CD-boekje of op de hoes – besluit met de ondeugende canon “Leck mich im Arsch” uit 1782. Men kan wel zich wel voorstellen voor welke zuster hij deze woorden wellicht heeft bedoeld! Het ensemble Pygmalion zorgt onder leiding van Raphaël Pichon voor een zorgvuldig, transparant en helder samenspel en voor interessante tussenspelen. Het CD-boekje bevat een goed essay van Raphaël Pichon. Een boeiende CD met dapper repertoire en zoals Mozart ooit over Aloysia zei: “Subliem”!
Erato 0825646075843 (1CD)
***** Edwin Rutten presenteert jaarlijks een muzikaal project op CD voor “volwassenen en andere kinderen”. Zo smeedde hij in 2013 een nieuwe ‘Der Ring des Nibelungen’ op twee CDs voor de serie ‘Aangenaam Klassiek for Kids’ en vorig jaar vertelde hij de ‘Matthäus Passion’ van Bach op een CD-uitgave in 68 minuten. Dit jaar heeft Edwin Rutten in de serie ‘Aangenaam Klassiek for Kids’ voor het oratorium ‘Weihnachtsoratorium’ van J.S. Bach gekozen. De zes cantates van het ‘Weihnachtsoratorium’ met teksten ontleend aan het evangelie van Lucas en Mattheus worden door Rutten behandeld aan de hand van korte fragmenten uit het werk gespeeld door het Collegium Vocale Gent onder leiding van Philippe Herreweghe. Op de eerste CD verkondigt hij in opnieuw 68 minuten zijn versie van het kerstverhaal van Jozef, Maria, het kindeke, herderskoren, engelenkoren, de drie koningen en Herodes. Rutten vertelt op zijn onnavolgbare manier; bevlogen en onderhoudend, met humor maar ook met licht musicologische penseelstreken. Op de tweede CD laat hij kennismaken met de sfeer van de muziek, de instrumenten, de stemmen van de verschillende zangers, de koren, andere wetenswaardigheden en een quiz. Met deze uitgave nodigt Rutten “volwassenen en andere kinderen” uit tot het beluisteren van het complete ‘Weihnachtsoratorium’. Hopelijk is dit nog lang niet de laatste in deze verrukkelijke reeks.
Warner Classics 0724320150121 (2CDs)
***** De Franse componist Charles Gounod (1818-1893) droeg met drie opera’s bij aan het repertoire van de Opèra-Comique en tussen 1857 en 1860 schreef hij ‘Le Médecin Malgré Lui’, ‘Philémon’ en ‘La Colombe’. ‘La Colombe’ componeerde Gounod als vervanging van een beloofd werk voor Baden-Baden en daar zag de opera op 3 augustus 1860 het levenslicht. Voor de herneming in de Opèra-Comique in 1866 maakte Gounod nog enige revisies en voegde een Couplets toe voor Mazet in de eerste akte en verving het Entr’acte en het Couplets van Horace, waarvoor hij een Madrigal componeerde omwille van de nieuwe tenor. Er bestond nog geen studio-opname van de complete ‘La Colombe’, ook al was reeds een radio-uitvoering van hoogtepunten van de opera uit 1947 op Malibran uitgebracht en een opvoering in Compiègne op DVD verkrijgbaar. Opera Rara heeft daar nu een studio-opname van de gereviseerde versie van ‘La Colombe’ aan toegevoegd. ‘La Colombe’ is een heerlijk voorbeeld van Opèra-Comique als vermaak met melodieuze muziek, gesproken dialogen en een happy end. Het libretto is gebaseerd op een verhaal van La Fontaine met veel verwarring over een duif. De opera bestaat uit nummers en er zijn romances, een madrigal, een couplets, aria’s, een ariette, duo’s, een trio, een terzet en kwartetten. Gounod componeerde de rollen voor een evenwichtig kwartet van stemmen. De jongeman Horace is een rol voor een hoge, lyrische tenor – origineel geschreven voor Gustave Roger, de eerste Jean in ‘Le Prophète en de eerste Faust in ‘La Damnation de Faust’ – en de Mexicaanse tenor Javier Camarena zingt de partij exemplarisch. Camarena beleefde in 2014 een zeldzame eer in de Metropolitan Opera van New York toen het publiek hem na zijn aria in ‘La Cenerentola’ niet liet gaan zonder het tweede gedeelte van zijn aria te herhalen. De rol van gravin Sylvie – geschreven voor Caroline Carvalho, ook de eerste Marguerite, Mireille en Juliette – geeft de Amerikaanse sopraan Erin Morley goed de gelegenheid om de gevierde coloraturen te etaleren. Mazet – de bediende van Horace – is een travestierol, uitstekend gezongen door de mezzosopraan Michèle Losier. Luister naar de kostelijke tirade over vrouwen. Maître Jean – de butler van de gravin – wordt karaktervol vertolkt door de bariton Laurent Naouri. Zijn aria over de teloorgang van de kookkunst in de tweede akte zingt hij heerlijk. De inzet van dirigent Mark Elder voor Franse werken uit de eerste helft van de 19e eeuw is bekend. Hij begeleidt de zangers met het orkest Hallé schitterend en weet steeds de heldere toon van de Opèra-Comique te raken. De opname is uitgegeven in een mooie cassette met een boekwerk, dat een bondig en goed essay van Hugh Macdonald en het volledige libretto bevat. Een welkome bijdrage aan de catalogus.
Opera Rara ORC53 (2CDs)
***** Paul Hindemith (1895-1963) betoonde in zijn opera’s de ervaring van tijd als een voorwaarde voor menselijke mogelijkheden en beperkingen. Zijn opera’s ‘Mathis der Maler’, ‘Cadillac’ en ‘The Long Christmas Dinner’ getuigen hiervan. Zo vertelt hij in zijn opera ‘The Long Christmas Dinner’ over de familie Bayard in het verloop van negentig jaren en toont hij een familie die voortleeft in overlijden en geboorte, in terugkerende conversaties en in repeterende muziek. Het Engelstalige libretto werd geschreven door Thornton Wilder en Hindemith zorgde zelf voor de Duitse vertaling. De Duitstalige wereldpremière van ‘The Long Christmas Dinner’ was op 17 december 1961 in Mannheim en Hindemith dirigeerde de Engelstalige première op 13 maart 1963 op de Julliard School. Op het label Wergo was al de Duitstalige versie op CD uitgegeven en nu is voor het eerst de Engelstalige versie op CD verschenen. Het betreft een opname van een live-uitvoering op 19 december 2014 in de Alice Tully Hall in het Lincoln Center van New York. In een doorlopend verhaal van nog geen één uur volgt de opera vier generaties van de familie Bayard en men is getuige van meerdere kerstdiners. Om het verhaal te begrijpen zou je eigenlijk een stamboom moeten maken, want er zijn elf rollen voor acht – of elf – zangers. De sopraan Camille Zamora is prachtig lyrisch in de dubbelrol van Lucia en haar gelijknamige dochter. Ook een dubbelrol is er voor de alt Sara Murphy die dankbare muziek heeft als haar arioso van Mother Bayard in de openingsscène en de elegische finale van de stervende Ermengarde. Talentvol zijn ook de lyrische bariton Jarrett Ott in de dubbelrol van Roderick I en zijn kleinzoon Sam en de mezzosopraan Catherine Martin als een fraai melancholische Genevieve. De ritmische en harmonische subtiliteiten van Hindemiths partituur zijn bij dirigent Leon Botstein – sinds 1992 chefdirigent van het American Symphony Orchestra en tussen 2003 en 2011 muzikaal directeur van Jerusalem Symphony Orchestra – in goede handen. Hij laat het American Symphony Orchestra – waaronder een klavecimbel – verfijnd, helder en lyrisch spelen. Er is dansmuziek in de vorm van een jig, een wals en een tarantella. En luister naar het sextet “We talk of the weather”, een bijzonder en ontroerend moment. Het CD-boekje bevat een essay van Joel Haney over de opera, een essay over de librettist Thornton Wilder van diens neef Tappan Wilder en het volledige Engelse libretto en de Duitse vertaling van Hindemith zelf. Een uitgave van grote betekenis!
Bridge 9449 (1CD)
**** De bekendheid van de Italiaanse componist Riccardo Zandonai (1883 – 1944) berust met name op zijn opera ‘Francesca da Rimini’. Het werk ging in 1914 in Turijn in première en werd in 1930 voor het eerst – en voor het laatst – scenisch in Nederland opgevoerd. De opname van ‘Francesca da Rimini’ door het label RCA uit Sofia 1987 was tot nu toe de enige studio-registratie van de opera. Tussen 18 en 23 juli 2013 heeft het label CPO in de Rolf Böhme Saal van het Konzerthaus Freiburg een nieuwe studio-opname van ‘Francesca da Rimini’ gemaakt naar aanleiding van een concertante opvoering van het werk op 20 juli 2013 in Freiburg met dezelfde bezetting. ‘Francesca da Rimini’ is een opera met een bijzondere sfeer en het idioom van Zandonai is uitgesproken. Er is een sterke scheiding tussen de lyrische en melodramatische delen en de orkestratie is nu eens robuust, dan weer elegant kristallijn. In de nieuwe opname wordt de titelrol gezongen door de Bulgaarse sopraan Christina Vasileva, die sinds 2011 gastengagementen heeft in Freiburg in rollen voor jugendlich dramatische sopraan. In het forte lijkt haar timbre op dat van Anna Netrebko, maar in het piano is de stem te gestuwd en in de hoogte zit teveel kracht en wordt het vibrato onrustig. Het is jammer dat Eva-Maria Westbroek niet voor deze opname is gevraagd. En het zo zou mooi geweest eindelijk het gebed van Francesca in de tweede akte te horen was geweest, maar zoals zo vaak is het ook hier geschrapt. De Braziliaans-Duitse tenor Martin Mühle is de tenor van de toekomst. Met ouderwets Italianità en onvervalst verismo zingt hij de moeilijke partij van Paolo. Zijn stem klinkt open en ontspannen in de laagte en bezit straling in de hoogte. En zijn “Inghirlandata di violette” in de derde akte is sensationeel! De Mexicaanse bariton Juan Orozco is sinds 2008 ensemblelid in Freiburg voor het dramatische repertoire. Hij heeft een uitstekende heldenbariton voor de partij van Francesca’s jaloerse echtgenoot Gianciotto en buldert bars en bruusk vol boosheid en bedreiging. De lyrische tenor Adriano Graziani is een energieke en boosaardige Malatestino. De Franse dirigent Fabrice Bollen is sinds het seizoen 2008/2009 Generalmusikdirektor van het Theater Freiburg en het Philharmonisches Orchester Freiburg en liet in de CPO opname van ‘L’Arlesiana’ al horen het verismogenre goed te begrijpen. Hij maakt het verschil tussen de lyrische en dramatische scènes duidelijk; De romantische passages zijn subtiel en weelderig en de woeste momenten zijn krachtig. Bollen schetst de filmachtige wentelingen van de muziek goed en geeft een goede flow aan het drama. Luister ook naar de finale I waarin de luit, piffaro en de viola pomposa prachtig klinken (in de RCA opname nog vervangen door een harp en hobo). Een goeie aanvulling voor de discografie van ‘Francesca da Rimini’ en aankondiging voor de aanstormende stertenor Martin Mühle!
CPO 777 960-2 (2CDs)
**** De Italiaanse tenor Mario Del Monaco was één van de belangrijkste tenoren van de twintigste eeuw. Zijn twee grote glansrollen waren de titelrol in ‘Otello’ van Verdi en Canio in ‘Pagliacci’ van Ruggero Leoncavallo (1857-1919). Del Monaco maakte zijn roldebuut als Canio in 1946 in de Royal Opera House Covent Garden van Londen en ook als Canio nam hij in 1975 afscheid van het operapubliek. Hij nam Canio in juli 1953 voor het eerst in de studio op en in de Decca-uitgave werd deze registratie destijds gecombineerd met de opname van ‘Cavalleria Rusticana’ van Pietro Mascagni (1863-1945) van 1954. Decca heeft deze mono-opnamen nu voor het eerst op CD uitgebracht. Zij verschenen al eerder op CD bij de labels Great Opera Performances en Urania, maar de geluidskwaliteit van deze uitgaven was niet erg fraai. Decca gebruikte echter de originele banden en het resultaat is schitterend. De ‘Pagliacci’ werd in juli 1953 opgenomen in de Accademia di Santa Cecilia te Rome en na ‘Aida’ was dit de tweede studio-opname met Del Monaco in een complete opera. Del Monaco is een ongeremde en alles overtroefende Canio, ook al zou hij de partij in 1959 in de stereo-opname van Decca nog gedifferentieerder zingen. De miskende sopraan Clara Petrella is een heerlijk veristische Nedda. De proloog wordt niet gezongen door Tonio (de hier 50-jarige bariton Afro Poli), maar door Silvio (een donderende Aldo Protti). Jammer dat dirigent Alberto Erede en het Orchestra dell’Accademia di Santa Cecilia zo’n doorsnee lezing geven. De rol van Turiddu in ‘Cavalleria Rusticana’ nam Mario Del Monaco maar liefst drie maal voor Decca op, waarvan de opname van januari 1954 in het Teatro Alla Scala van Milaan de eerste was (de tweede in juli 1960 en de laatste in september 1966). Del Monaco maakte zijn professionele operadebuut als Turiddu in Cagli in 1940 en hij zong de rol eigenlijk alleen aan het begin van zijn loopbaan, voornamelijk in Italië. Del Monaco is een stoere Turiddu. Zijn “Addio alla madre” is magnifiek, ofschoon het “Siciliana” enigszins stijf klinkt. Zijn vertolking van de partij zou in 1960 van een nog hoger niveau zijn. De Bulgaarse sopraan Elena Nicolai is een vocaal en emotioneel explosieve Santuzza en de schitterende Italiaanse bariton Aldo Protti is als Alfio te horen in één van zijn glansrollen. Dirigent Franco Ghione geeft het Orchestra del Teatro Alla Scala een zinderende uitvoerig van de partituur. Het koor bestaat helaas uit seniore, wobbelende dames. Een belangrijke uitgave dus!
Decca Eloquence 480 7268 (2CDs)
*** Van de Italiaanse componist Francesco Cavalli (1602-1676) zijn 32 opera’s bekend, waarvan vijf verloren zijn gegaan. Hij maakte van opera een populair vermaak voor de carnavalstijd in Venetië. Opvallende kenmerken van zijn aria’s en duetten zijn het belcanto, de lamento’s en de sensualiteit van zijn muziek. Fragmenten uit opera’s van Cavalli werden in december 2014 in de Salle Byzantine van het Palias de Béhague in Parijs opgenomen door het ensemble L’Arpeggiata onder leiding van Christina Pluhar. De Oostenrijkse theorbiste en dirigente Pluhar richtte L’Arpeggiata in 2000 op en het ensemble nam al gevierde CDs op met werken van onder anderen Kapsberger, Cavalieri en Monteverdi. Op deze nieuwe CD staan aria’s uit vier opera’s van Cavalli. L’Arpeggiata begeleidt hierin de Tsjechische sopraan Hana Blažíková en Spaanse sopraan Nuria Rial, die prachtig pure stemmen hebben en zuiver en verstaanbaar zingen. Uit ‘L’Ormindo’ (1644) zingt Blažíková de proloog van Armonia, een hommage aan de “città gloriosa”. Nuria Rial zingt de aria van de mooie page Nerillo “Che città” uit de tweede akte over de duivelse betoveringen van vrouwen, met de exotisch gespeelde begeleiding door L’Arpeggiata. Vooral de opera ‘La Calisto’ (1651) is bekend en Rial zingt vier aria’s van de nimf Calisto, drie uit de eerste akte en nog de opening van de laatste akte “Restino imbalsamente”. Blažíková vertolkt daarnaast de ondeugende aria van Il Satirino uit de eerste akte. Blažíková is vervolgens nog te horen in de “Vieni, vieni in questo seno” uit ‘La Rosinda’ (1651) en in twee aria’s uit de titelpartij van de serieuzere opera ‘L’Artemisia’ (1657), “Affliggetemi, guai dolenti” uit de tweede en “Dami morte” uit de derde akte. Verder speelt L’Arpeggiata nog twee Sinfonia’s van Cavalli. De genoemde fragmenten staan schijnbaar willekeurig over de CD verspreid en het is onduidelijk waarom voor deze incoherente volgorde en samenstelling van de fragmenten is gekozen. Ook het essay van Ilja Stephan in het CD-boekje biedt hierover geen duidelijkheid. Dit essay is overigens niet adequaat, want het verhaalt over ‘La Didone’ van Cavalli, terwijl de CD opnamen twee fragmenten bevat uit ‘La Didone’ van Kapsperger. Daarnaast komt in het essay ‘La Rosinda’ niet aan bod. Waarom de CD verder nog aangevuld wordt met een toccata van Kapsperger en het instrumentale werk “La suave melodia” van Andrea Falconieri blijft duister.
Erato 0825646166428 (1CD)