januari 2014
***** Op de valreep van het Brittenjaar, waarin de 100ste geboortedag van de Engelse componist Benjamin Britten (1913-1976) wordt gevierd verschijnt voor zover bekend voor het eerst een opname van de wereldpremière van diens ‘War Requiem’ op CD. Voor de inwijding van de kathedraal van Coventry op 25 mei 1962 kreeg Britten de opdracht een werk te componeren en op 30 mei 1962 werd het ‘War Requiem’ daar opgevoerd. Het ‘War Requiem’ werd een veeleisende compositie voor groot symfonieorkest, kamerorkest, jongenskoor en drie solisten. Het is niet alleen een religieuze oproep, maar ook een pacifistische verklaring met intieme beschouwingen. Aan de ene kant zijn er de religieuze uitingen van de liturgische, Latijnse teksten voor koor en sopraan en aan de andere kant doorboort Britten hen met de gevoelige gedichten van Wilfred Owen voor tenor, bariton en kamerorkest. Tijdens de wereldpremière dirigeerde Meredith Davies het City of Birmingham Symphony Orchestra, terwijl Britten zelf de leiding over het Melos Ensemble voor zijn rekening nam. Het orkest van Birmingham had niet het niveau van het London Symphony Orchestra op de Decca studio-opname en het Coventry Festival Choir is niet het The Bach Choir, maar de spanning en geschiedenis van de opname van de wereldpremière zijn ongeëvenaard. Luister naar het “Be slowly lifted up” in het ‘Dies irae’, waar de trompetten hun eerste inzet missen en vervolgens alle invoegingen op de verkeerde plaats spelen. En zo zijn er meerdere oneffenheden tijdens deze wereldpremière, die het beluisteren boeiend maken. De sopraan Galina Vishnevskaya kreeg van de Russische autoriteiten geen toestemming om op de wereldpremière te zingen en zo sprong Heather Harper binnen tien dagen in voor de sopraanpartij. Haar stem is ronder dan die van Vishnevskaya en de frasen klinken soepeler. Dietrich Fischer-Dieskau geeft hier een intens gevoelige en expressieve vertolking. Luister naar zijn schitterend haperende “After the blast” in het ‘Sanctus’. En Peter Pears is natuurlijk een grote ambassadeur van Brittens muziek. Soms zweeft de opname tussen de kanalen en in de finale wordt het geluid dof, maar de akoestiek van de kathedraal is boeiend. Britten zou nooit hebben toegestaan, dat deze opname op plaat of CD werd uitgebracht, maar het belang van deze historische gebeurtenis vergoelijkt de uitgave. (Testament SBT-1490)
***** Jean-Philippe Rameau (1683-1764) is één van de belangrijkste, Franse componisten van de Siècle des Lumières en vertegenwoordigde zowel de barokke als de klassieke muziek. Hij zou pas op zijn 50e aan het genre opera beginnen en hij werd de opvolger van Lully. Rameau’s vocale muziek kenmerkt zich door muzikale continuïteit en de melodische recitatieven en ariosi en arietten lopen in elkaar over. Tevens legde Rameau veel nadruk op verstaanbaarheid. De Franse sopraan Sabine Devieilhe heeft ter gelegenheid van de 250ste sterfjaar van Rameau fragmenten uit diens toneelwerken opgenomen. De CD ‘Rameau; Le Grand Théâtre de l’Amour’ geeft een fraai overzicht van de verschillende genres, waarin Rameau componeerde. Rameau maakte zijn operadebuut met de Tragédie en musique ‘Hippolyte et Aricie’ in 1733. Uit dit genre zingt Sabine Devieilhe het bekende “Tristes apprêts” van Télaïre uit ‘Castor et Pollux’ (1737) en het voorspellende “Un horizon serein” uit ‘Les Boréades’ . Voor het lichtere genre Opéra-ballet componeerde Rameau het succesvolle ‘Les Indes Galantes’ (1735), waarvan Sabine Devieilhe het duet “Forêts paisibles” zingt met de bariton Aimery Lefèvre, maar ook de finale van de tweede akte, plus het gevoelige samenspel van sopraan en fluit “Viens, Hymen”, voorts de nachtmerrie en schipbreuk “Vaste empire des mers” en tenslotte het afsluitende spektakel “Régnez, plaisir et jeux”. Rameau’s Pastorales héroïques komen aan bod met het droevige “Coulez mes pleurs” uit ‘Zaïs’ (1748) en de zuchtende, tergende en overpeinzende musette van de herderin “Je ne sais quel ennui me presse” uit ‘Naïs’ (1749). Rameau schreef twee Comédies lyriques. Luister naar de showstopper van La Folie “Aux langeurs d’Apollon” uit ‘Platée’ (1745) en uit ‘Les Paladins’ (1760) naar het korte, jeugdige, ondeugende en opgewonden “Est-il beau?” en naar het lichte duet “Pour voltiger” met tenor Samuel Boden. En tenslotte van het genre Actes de ballet de fantastische aria “Tendre amour” uit ‘Anacréon (1754), waarin Sabine Devieilhe haar liefde prachtig mengt met wrok. Devieilhe heeft een uitstekende stem voor dit repertoire en haar sopraan is helder, soepel en gepeperd. Dirigent Alexis Kossenko is fluitist van huis uit en een Rameau-kenner. Hij brengt de grote bandbreedte van Rameau’s kleinschalige werken fraai aan het licht. Onder zijn begeleiding speelt Les Ambassadeurs de veeleisende instrumentatie kleurrijk. Een volgorde valt op de CD niet echt te ontdekken, de fragmenten zijn niet gegroepeerd op genre of chronologie. De CD is evenwel bomvol muziek – ruim 80 minuten – en de uitgave is mooi verzorgd. Het CD-boekje bevat een essay van dirigent Alexis Kossenko en de teksten zijn afgedrukt in het Frans met Duitse en Engelse vertaling. (Erato 50999-9341492-0)
***** Het vocale oeuvre van Dietrich Buxtehude (1637-1707) bevat zo’n 120 werken op Latijnse en Duitse teksten, die hij waarschijnlijk allemaal componeerde na 1668, het jaar dat hij in de Hanzestad Lübeck als organist en Kaufmännischer Direktor van de St Marienkirche werd aangesteld. Ton Koopman en het Amsterdam Baroque Orchestra brengen hun project ‘Opera Omnia’ met CD-opnamen van de integrale vocale en instrumentale werken van Buxtehude tot zijn einde. Met de achtste uitgave in de reeks vocale werken is het laatste deel van het project opgenomen. Deze dubbel-CD werd in juni, oktober en december 2012 opgenomen in de Waalse Kerk te Amsterdam. De werken op de CDs zijn niet chronologisch gegroepeerd, maar op tekstsoort. Het vroegste vocale werk van Buxtehude op deze uitgave is “Gen Himmel zu dem Vater mein” (BuxWV 32) een bescheiden compositie op een Lutherse tekst voor sopraan, hier gezongen door sopraan Bettina Pahn. Hoogtepunten zijn verder het lyrische en melodische trio “Meine Seele, willtu ruhn” (BuxWV 74), gezongen door Pahn, sopraan Dorothee Wohlgemuth en de bas Klaus Mertens, een werk met korte tussenspelen en een fraai “Amen” als slot. Nog zo’n juweel is “O clemens, o mitis” (BuxWV 82) gezongen door Pahn, een concert met een bijna declamatoir karakter en een prachtig donker, quasi recitatief middendeel. Een ander meesterwerk is de Lutherse hymne “Wachet auf, ruft uns die Stimme (BuxWV 100), gezongen door Pahn, Wohlgemuth en Mertens, die bestaat uit drie strophes met overdadige versieringen en tot besluit een vol “ewig” voor het hele ensemble. Countertenor Maarten Engeltjes is nog te horen in de tweede “Wachet auf, ruft uns die Stimme (BuxWV 101), waarvan het omstreden is of het door Buxtehude is gecomponeerd. Hier zingt ook tenor Tilman Lichdi, die verder nog te horen is in het expressieve “Herr, ich lasse dich nicht” (BuxWV 36), een dialoog met God – gezongen door Mertens – afsluitend met een fraai “Alleluja”. Op de CD ook de onlangs gevonden korte canon “Benedicat tibi Dominus” (BuxWV 121), die hoop geeft op wellicht nog meer ontdekkingen van Buxtehude. De leden van het Amsterdam Baroque Orchestra spelen doorschijnend, zuiver en in eenheid onder leiding van dirigent Ton Koopman, een uitstekende ambassadeur voor de muziek van Buxtehude. (Challenge Classics CC72257)
***** Maria Szymanowska (1789-1831) was een Pools-Joodse componiste en pianiste. Zij gaf veel concerten in Europa, voordat zij zich uiteindelijk vestigde in St. Petersburg. Daar gaf zij les en componeerde voor het hof. De mezzosopraan Elizabeth Zapolska heeft een selectie gemaakt uit het vocale oeuvre van Szymanowska en deze liederen van 20 tot en met 22 juni 2011 opgenomen in de Gereformeerde Kerk te Rhoon. De CD ‘Ballades & Romances’ laat de diversiteit van Szymanowska horen. Luister naar “Le Départ” met Spaanse invloeden en het charmante “Complainte d’un aveugle qui demandait l’aumône au Jardin du Roi à Paris”. De ‘Zes Romancen’ bevatten “Peine et Plaisir” op tekst van Poeshkin en de “Romance du Saule chantée par Desdémone dans Othello” van Shakespeare. En luister naar de versieringen in “Ballade” op tekst van Madame de Saint-Onge. De vijf ‘Śpiewy historyczne’ beschrijven vijf Poolse, historische figuren: de koningen Kazimierz III Wielki, Jadwiga Andegaweńska en Jan I Olbracht en hertog Michał Gliński en generaal Stefan Czarniecki. Op teksten van haar schoonzoon Adam Mickiewicz componeerde Szymanowska nog “Wilija”, “Pieśń z wieży”, “Alpuhara”, “Świtezianka” en “Śpiewka na dwa glosy”. Deze Poolstalige liederen zijn op de CD ingekort omwille van de concentratie. Szymanowska’s liederen zijn eenvoudig, bevallig en kenmerken zich door de typisch preromantische stijl geschreven voor de artistieke salons van St. Petersburg. Elizabeth Zapolska zingt de liederen met een slanke en lichte mezzosopraan en in de Franstalige liederen is haar dictie perfect. De Nederlandse pianist Bart van Oort is als begeleider te horen met de bijzondere, ongedempte en rijke klank van de piano Broadwood uit 1825. Zijn partijen zijn – te verwachten van een pianiste als componist – uitdagend. Luister naar de schitterende “Romance du Prince Galitzine”, waarin de stem zonder begeleiding wordt opgevolgd door een schitterende pianosolo. Dit is voor zover bekend voor het eerst, dat een CD met liederen van Maria Szymanowska is uitgebracht en daarom alleen al een interessante uitgave. Het CD-boekje bevat een essay van Zapolska zelf en de teksten zijn afgedrukt in het Frans met Poolse en Engelse vertaling. (Acte Préalable APO260)
***** De registraties van concerten van het ‘Weihnachtsoratorium’ van J.S. Bach (1685-1750) op 8 en 22 december 1950 waren onderdeel van een project van dirigent Karl Ristenpart om alle cantates van Bach voor de “Radio in the American Sector of Berlin (RIAS)” op te nemen. Dit project is echter uiteindelijk nooit voltooid. Nu is door het label Audite een box met drie CDs uitgebracht, waarop een opname is samengesteld van de registraties van de twee uitvoeringen. Deze uitvoeringen van het ‘Weihnachtsoratorium’ waren in 1950 baanbrekend. De kamermuziekachtige doorschijnendheid en heldere voordracht waren nieuw voor die tijd en sloegen het pad in naar historische geïnformeerde uitvoeringspraktijken. Ristenpart hield er duidelijke opvattingen op na. Ongebruikelijk voor die tijd houdt hij vast aan de laatste noot. Daarnaast ziet hij Bachs fermates niet zozeer als stops, meer als een soort afbakening. Ristenpart kiest over het algemeen voor snellere tempi en een sterkere flow, vooral in de koralen. En luister bijvoorbeeld naar de Sinfonia aan het begin van de tweede cantate in slechts 4:23! In de 10 koren daarentegen gebruikt hij langzamere tempi dan tegenwoordig – maar gebruikelijk voor zijn tijd – alsof hij het prijzen van God waardig en nobel laat klinken. Hij probeert het koor in de melismatische frasen non-legato te laten zingen, maar het kamerkoor van de RIAS was een naoorlogs samengebracht ensemble van getrainde solisten en nog niet zo homogeen, doorschijnend en wendbaar. De tempi van de 12 aria’s is vaak een interpretatieve keuze van de solisten. De aria’s voor alt “Bereite dich, Zion”, “Schlafe, mein Liebster” en Schliesse, mein Herze” worden vertolkt door Charlotte Wolf-Matthäus, destijds geldend als een Bach-autoriteit. De aria “Gösser Herr” wordt plechtig verklonken door de bariton Walter Hauck. Tenor Helmut Krebs maakt indruk de versieringen in “Frohe Hirten eilt” en “Ich will nur dir zu Ehren leben” en sopraan Agnes Giebel met een objectieve en neutrale versie van “Flösst, mein Heiland”. Later onderzoek zou de tempi van de koren en aria’s frisser bepalen op basis van Bachs wereldlijke cantates, die hij bewerkt had voor het ‘Weihnachtsoratorium’. Deze opname van het ‘Weihnachtsoratorium’ is een belangrijke historische uitgave, die de opvattingen over Bach in de jaren na de Tweede Wereldoorlog laat horen en al een voorproefje geeft van de veranderingen in interpretatie en uitvoering van de muziek van Bach. (Audite 21.421)
***** De Letse sopraan Marina Rebeka heeft een CD met ‘Mozart Arias’ opgenomen voor het label Warner Classics. Rebeka viel in Nederland eerder dit jaar op als Mathilde in ‘Guillaume Tell’ bij DNO door haar prachtig lyrische geluid. Op haar eerste solo-CD gaat zij door het hele Mozart-repertoire voor sopraan en dat kan natuurlijk niet zonder complicaties. Haar sopraan heeft een mooie, ronde klank, die af en toe doet denken aan de stem van Anna Netrebko. Vooral de aria’s van de Gravin in ‘Le Nozze di Figaro’ en “Ach ich fühl’s” van Pamina uit ‘Die Zauberflöte’ zingt zij beeldschoon, met een fraai legato en strakke coloraturen in “Non mi dir” uit ‘Don Giovanni’ en “Martern aller Arten” uit ‘Die Entführung aus dem Serail’. Rebeka heeft alle noten van Konstanze en de Koningin van de Nacht in huis, maar zij vocaliseert onnodig op de coloraturen, nu eens “a”, dan weer “o” en zij verliest de kern van haar stem in de topnoten. Opvallend is ook in de Duitstalige aria’s haar gebruik een spreek-huig-“r”, in plaats van een tong-zang-“r”. De aria van Elvira “Mi tradì” uit ‘Don Giovanni’ is te vlak in emotie en de aria’s van Elettra uit ‘Idomeneo’ vragen toch echt om meer “body”, vooral in de laagte. De vrouwelijke dirigent Speranza Scappucci en het Royal Liverpool Philharmonic Orchestra zijn af en toe wat zwaar op de hand, maar hebben oor voor de kleuren en frasering van de sopraan. Het CD-boekje bevat een klein essay van Rebeka zelf, haar biografie, de biografie van Scappucci en de teksten van de aria’s met Engelse vertaling. (Warner Classics 6 15497 2)