*****
© Ken Howard
Amsterdam, 13 juni 2007

Toegankelijke ‘Doctor Atomic’ bij De Nederlandse Opera

De Nederlandse Opera (DNO) besluit dit seizoen met ‘Doctor Atomic’ van componist John Adams (1947, New England, USA). Het is de derde opera van het gouden duo Adams en regisseur Peter Sellars en beschrijft de spanning op de testplaats Los Alamos drie weken voor de eerste test van de atoombom in 1945 tot de dag van detonatie. ‘Doctor Atomic’ is een samenwerking van DNO met San Francisco (2005) en Chicago (december 2007). Nederland heeft al een lange traditie met Adams: Zijn eerste opera, het ironische ‘Nixon in China’, was ook een coproductie van DNO, zijn omstreden tweede opera ‘Death of Klinghoffer’ was al te horen bij Opera O.T. Rotterdam in 2004 en zijn vierde opera, het sprookje ‘A Flowering Tree’, is inmiddels op tournee en komt op 24 mei 2008 in de Zaterdag Matinee in Amsterdam.

John Adams is de meest succesvolle hedendaagse operacomponist. Hij heeft een voorliefde voor melismatische zang, die uitgroeit tot momenten van pure vervoering, zoals aan het einde van de eerste akte van ‘Doctor Atomic’ in de prachtige neobarok aria “Batter my heart, three person’d God” op een sonnet van John Donne (door dit gedicht noemde Oppenheimer de testplaats Trinity, drieëeenheid). Adams gebruikt bonzende ostinati en repeterende toonladders uit zijn minimalistische tijd, maar zijn ideeën zijn in ‘Doctor Atomic’ meer geïncorporeerd en het palet is opmerkelijk rijker geworden en niet decoratief maar een organisch geheel. De kloppende motieven in de finales van de beide akten zijn fysiek voelbaar. In zijn melodieën verweeft Adams Indiaanse muziek, zich verdedigend dat ook Debussy, Bizet, Messiaen de kracht en energie van oriëntaalse muziek gebruikten.

Regisseur is Peter Sellars (1957, Pittsburgh, USA), de “wonder boy” van het Anglo-Amerikaanse muziektheater. In zijn opera’s is hij vaak een belerende moralist en politieke missionaris, maar in ‘Doctor Atomic’ valt dat gelukkig wel mee. Net als Adams gaat Sellars steeds meer de esoterisch-ethnische kant op getuige zijn gebruik van massale koren en dansers in ‘Doctor Atomic’ en de passende, modieuze gebaren à la Robert Wilson (zie ook Audi in ‘Wagner Dream’). Sellars libretto schildert de personages helder. Gerald Finley schetst op indrukwekkende wijze het groeiende zelfbewustzijn van Oppenheimer met zijn koperen bariton en voorbeeldige dictie. De bulderende bas van Eric Owens zorgt voor humor als General Groves. Adams veteraan James Maddalena geeft zijn buigzame bariton aan de meteoroloog Hubbard. De mezzosopraan Jessica Rivera is de enige wijziging in de originele cast. Kristine Jepson stelde op de wereldpremière door onverstaanbaarheid teleur als de alcoholiste Kitty Oppenheimer, een rol oorspronkelijk geschreven voor de overleden Lorraine Hunt Lieberson. Rivera’s musicalachtige benadering door o.a. te “drukken” in het borstregister zorgt voor goede verstaanbaarheid. Energiek leidt dirigent Lawrence Renes het goed articulerende Koor van DNO en het Nederlands Philharmonisch Orkest, met af en toe detonerende koperblazers. Mark Grey’s sound design, met microfoons, versterkers, mixers en equalizers zorgde voor een geslaagde balans tussen zangers en orkest, iets dat bij Adams‘ eerdere bühnewerken nogal eens voor problemen zorgde.

In tegenstelling tot Jonathan Harvey in ‘Wagner Dream‘ heeft Adams de beschikking over uitstekende zangers en is er hard gewerkt aan verstaanbaarheid ondanks de vele gebeurtenissen in het orkest en hoge dichtheid van de tekst. De opera is mede daardoor onderhoudend. De tweede akte bevat momenten die de vaart van het stuk terugnemen, maar de detonatie van de bom wordt met dramatische spanning benaderd. John Adams geeft om zijn publiek. Hij wordt soms bekritiseerd vanwege zijn toegankelijkheid, hetgeen wordt gezien als iets vies, goedkoops en leegs. Maar Adams begrijpt dat hij niet componeert voor intendanten of producenten, maar voor publiek dat een verbintenis moet aangaan met zijn werk als hij bestaansrecht wil hebben. ‘Doctor Atomic‘ zal haar weg naar de grote podia dan ook blijven vinden.

In het seizoen 2006 / 2007 bood DNO drie nieuwe producties, vijf nieuwe coproducties en twee reprises van ieder zo’n acht voorstellingen en met name producties, die haar bezoekers nauwelijks eerder zagen. DNO wil modern naar buiten treden en moderne ensceneringen brengen en dat is goed, zolang zij maar blijft vertellen en verklaren in plaats van commentarieert of compliceert. Met het afgelopen seizoen doet DNO niet onder voor welk groot operahuis ter wereld ook. En ook dat mag wel eens gezegd worden…