04-05-2021
De Nederlandse tenor John van Kesteren werd op 4 mei 1921 in Den Haag geboren.
1940
Het eerste optreden van John van Kesteren als (amateur)zanger was in 1942 als Barinkay in ‘Der Zigeunerbaron’ van Johann Strauss jr. met de operettevereniging van Apeldoorn, waar hij door de PTT als elektrotechnisch tekenaar naar overgeplaatst was. Tijdens de Tweede Wereldoorlog trad hij bij dit gezelschap als solist nog in verschillende andere Duitse en Franse operettes op, waaronder als Herzog Guido von Urbino in ‘Eine Nacht in Venedig’ van Johann Strauss jr.
1945
John van Kesteren studeerde vanaf 1946 zang aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag bij de bas Willem Ravelli en Lothar Wallerstein, de beroemde regisseur van de Weense Staatsopera. Van Kesteren voltooide zijn muziekstudies bij Nadia Boulanger in Parijs en bij Vera Schwarz in Salzburg.
In 1947 trad hij op in een radio-uitvoering van ‘Les Pêcheurs de Perles’ van Bizet.
Hij verving op 15 mei 1947 Anton Dermota in de rol van Ein Sänger in ‘Der Rosenkavalier’ van Richard Strauss in de Weense Staatsopera. Hans Knappertsbusch dirigeerde en de overige solisten waren Anny Konetzni, Hilde Güden, Fritz Kenn en Elisabeth Höngen.
In 1949 zong Van Kesteren in Basel de tenorpartij zong in de Negende Symfonie van Ludwig van Beethoven.
Op 19 maart 1949 maakte hij zijn debuut in het Amsterdamse Concertgebouw als Der Seeman in ‘Tristan und Isolde’ bij de Wagnervereeniging. Lothar Wallerstein was de regisseur en Erich Kleiber dirigeerde. Max Lorenz zong Tristan, Kirsten Flagstad was Isolde, Hans Hotter als Kurwenal en Henk Noort als Melot.
1950
Van Kesteren zong op 10 januari 1950 de tenorpartij in het ‘Weihnachtsoratorium’ van Bach in het Concertgebouw van Amsterdam. Op 20 juni 1950 trad hij voor het eerst op tijdens het Holland Festival in een Bach-programma in het Kurhaus te Scheveningen.
Hij maakte op 5 februari 1952 zijn televisiedebuut bij de eerste opera-uitzending in Nederland in de rol van Bastien in de opera ‘Bastien und Bastienne’ van Wolfgang Amadeus Mozart. Op 1 oktober 1952 zong hij de tenorpartij in de ‘Hohe Messe’ van Bach in het Concertgebouw van Amsterdam.
Bij de Utrechtse Opera trad op 1 september 1953 op als Remendado in ‘Carmen’ van Bizet in de Stadsschouwburg van Utrecht. Carmen werd gezongen door Mimi Aarden en Frasquita was Jeannette van Dijck.
In 1954 werd hij uitgenodigd om aan de Komische Oper van Berlijn de rol van Nureddin in de opera ‘Der Barbier von Bagdad’ van Peter Cornelius te vertolken onder leiding van regisseur Walter Felsenstein.
1955
John van Kesteren trad op 19 april 1955 bij de Nederlandse Reisopera op als Tamino in ‘Die Zauberflöte’ van Mozart in de Twentse Schouwburg te Enschede. De Königin der Nacht werd gezongen door Dora Bakker en Pamina was Corrie Bijster.
Op 7 april 1956 trad hij in het huwelijk met Louise Rouner. Zij was op 15 december 1931 geboren in de stad Portsmouth in de Amerikaanse staat New Hampshire. Louise ging naar de Trinity College of Music in Londen. Gedurende de zomervakantie van 1955 had zij het Mozarteum in Salzburg bezocht en daar had zij John van Kesteren ontmoet.
Bij de Salzburger Festspiele maakte Van Kesteren op 29 juli 1956 zijn debuut in de tenorpartijen van Mozart in ‘Vesperae Solennes de Dominica’ en de ‘Krönungsmesse’.
Opnieuw in Berlijn zong Van Kesteren in 1956 aan de Städtische Oper – de huidige Deutsche Oper – de titelrol in de Duitse première van ‘Le Comte Ory’ van Gioacchino Rossini onder leiding van Carl Ebert.
Van Kesteren zong op 25 februari 1959 in het Amsterdamse Concertgebouw in ‘L’Enfant et les Sortilèges’ van Ravel. Op 24 oktober 1959 maakte hij zijn debuut in het Teatro alla Scala van Milaan in de tenorpartij van de ‘Johannes-Passion’ van Bach naast Anton Dermota als de Evangelist, Teresa Stich Randall, Marga Höffgen en Heinz Rehfuss.
Ook in 1959 verhuisde Van Kesteren naar München en kreeg hij een contract
aan het Theater amGärtnerplatz en later ook aan de Bayerische Staatsoper. Zijn carrière speelde zich voor een groot gedeelte af in München en hij zong er naar eigen zeggen in 33 opera’s en operettes.
1960
Van Kesteren zong op 23 maart 1961 de tenorpartij in de ‘Matthäus-Passion’ van Bach in het Amsterdamse Concertgebouw onder leiding van Eugen Jochum. Ernst Haefliger was de Evangelist.
Het operadebuut van Van Kesteren bij de Salzburger Festspiele was op 26 juli 1962 als Don Basilio in ‘Le Nozze di Figaro’ van Mozart. Heinz Wallberg dirigeerde en de overige solisten waren Dietrich Fischer-Dieskau als Almaviva, Sena Jurinac als La Contessa, Graziella Sciutti als Susanna, Geraint Evans als Figaro en Evelyn Lear als Cherubino.
Op 8 en 9 maart 1964 zong Van Kesteren de tenorpartij in de uitvoeringen van het ‘War Requiem’ van Britten in Berlijn met de Berliner Philharmoniker onder leiding van Herbert von Karajan. Dietrich Fischer-Dieskau zong de baritonpartij en Wilma Lipp was de sopraan. Op 26 juli 1964 was Van Kesteren terug in Salzburg als de Tanzmeister in ‘Ariadne auf Naxos’ van Richard Strauss onder leiding van Karl Böhm. Christa Ludwig en Hildegard Hillebrecht alterneerden in de titelrol, Jess Thomas was Bacchus, Erik Frey de Haushofmeister, Paul Schöffler de Musiklehrer, Sena Jurinac de Komponist, Reri Grist zong Zerbinetta en een jonge Lucia Popp was Najade.
1965
Van Kesteren zong op 12 maart 1965 de tenorpartij in de ‘Johannes-Passion’ van Bach in het Concertgebouw van Amsterdam onder leiding van Eugen Jochum. De overige solisten waren Elly Ameling, Ernst Haefliger, Herman Schey, Aafje Heynis en Peter van der Bilt.
Van Kesteren vertolkte op 28 januari 1966 bij De Nederlandse Operastichting in de Stadsschouwburg van Amsterdam de rol van Basilio in ‘Le Nozze di Figaro’. Il conte d’Almaviva was Tom Krause, La Contessa was Maria van Dongen, Susanna was Marilyn Tyler, Figaro was Heinz Blankenburg, Cherubino was Cora Canne Meijer en Marcellina werd gezongen door Mimi Aarden.
Op 26 februari 1966 maakte Van Kesteren zijn debuut in de Munt Schouwburg te Brussel als Basilio in ‘Le Nozze di Figaro’ en op 19 maart 1966 zong hij de tenorpartij in het ‘Requiem’ van Mozart in het Concertgebouw van Amsterdam onder leiding van Eugen Jochum naast Maria Stader, Aafje Heynis en Guus Hoekman.
Tijdens de Salzburger Festspiele vertolkte hij op 29 juli 1967 de rol van Le Dancaïre in de befaamde ‘Carmen’ onder leiding van Herbert von Karajan. Grace Bumbry was Carmen, Jon Vickers zong Don José, Justino Diaz was Escamillo en Mirella Freni zong Micaëla.
1970
Van Kesteren werkte in 1970 in Japan mee aan een concert voor de 25eherdenking van de explosie van de atoombom op 6 augustus 1945 in Hiroshima. Met het Berliner Philharmoniker onder leiding van Herbert von Karajan zong hij daar de tenorpartij in de Negende Symfonie en de ‘Missa Solemnis’ van Ludwig van Beethoven. Ook in 1970 werd Van Kesteren geridderd in de Orde van Oranje-Nassau.
Bij De Nederlandse Operastichting zong hij vanaf 6 april 1973 de rol van Alfred in ‘Die Fledermaus’ van Johann Strauss jr. in de Stadsschouwburg van Amsterdam. Anton de Ridder was Eisenstein, Jennie Veeninga en Mizzi van der Lanz alterneerden als Rosalinde, Peter van der Bilt was Frank, Nico Boer was Prinz Orlofsky, Henk Smit zong
Dr. Falke, Johan van der Zalm zong Dr. Blind en Carol Malone en Wilma Driessen alterneerden als Adele.
1975
In 1978 verscheen zijn autobiografie ‘Notities van een Notekraker’. Van Kesteren zong bij De Nederlandse Operastichting op 26 oktober 1979 de rol van Orlofsky in ‘Die Fledermaus’ in de Stadsschouwburg van Amsterdam onder leiding van Anton Kersjes. Gabriel von Eisenstein was Rudolf Ruivenkamp, Rosalinde was Sylvia Geszty, Frank was Marco Bakker, Alfred was Vittorio Terranova, Adele was Thea van der Putten, Dr. Falke was John Vierkens en Dr. Blind was Nico Schaap.
1980
Van Kesteren werkte op 10 mei 1981 mee aan de wereldpremière van de opera ‘Lou Salomé’ van Giuseppe Sinopoli in het Residenztheater van de Bayerische Staatsoper te München. De overige solisten waren Karan Armstrong, Sven-Olof Eliasson, Rolf Boysen en Hermann Becht.
Op 26 juli 1983 zong Van Kesteren tijdens de Salzburger Festspiele de Haushofmeister in ‘Der Rosenkavalier’ van Richard Strauss onder leiding van Herbert von Karajan. Agnes Baltsa zong de titelrol van Octavian, Anna Tomowa-Sintow was de Feldmarschallin, Kurt Moll als Baron Ochs, Janet Perry zong Sophie en Wilma Lipp was Marianne Leitmetzerin. Als Der Haushofmeister gaf Van Kesteren op 29 augustus 1984 zijn laatste optreden tijdens de Salzburger Festspiele.
Hij was terug in de Munt Schouwburg op 6 september 1983 als Monsieur Taupe in ‘Capriccio’ van Richard Strauss.
1985
Van Kesteren zong op 13 november 1986 de Haushofmeister in een reeks van zes opvoeringen van ‘Der Rosenkavalier’ de Munt Schouwburg.
In de jaren tachtig werd hij directeur van het Blowing Rocks Music Festival in Palm Beach te Florida. Vervolgens verhuisde hij met zijn vrouw Louise naar Tequesta in Florida waar zij vrienden hadden.
2000
John van Kesteren zou nog in 2000 in Barcelona en in 2001 in Ottawa meegewerkt hebben aan uitvoeringen van het ‘Carmina Burana’ van Orff.
John van Kesteren overleed op 11 juli 2008 in de stad Jupiter in de Amerikaanse staat Florida op 87-jarige leeftijd. Zijn weduwe Louise Rouner-van Kesteren overleed op 23 december 2010 in Jupiter op 79-jarige leeftijd. John en Louise van Kesteren hadden geen kinderen.
Tot zijn uitgebreide repertoire behoorden tevens Almaviva in ‘Il Barbiere di Siviglia’ van Rossini, Don Ottavio in ‘Don Giovanni’, Paolino in ‘Il Matrimonio Segreto’ en Chapelou in ‘Le Postillon de Lonjumeau’ van Adam. Naar eigen zeggen zong hij de partij van de Evangelist in de ‘Matthäus-Passion’ meer dan vierhonderd keer in Duits, Frans, Engels en Nederlands.
Gastoptredens gaf Van Kesteren in onder meer Genève, Zürich, op het Festival in het baroktheater op Slot Drottningholm, bij de City Centre Opera in New York City, Kopenhagen, in Rio de Janeiro, het Teatro Colón in Buenos Aires, Boston, Cincinnati, Dallas, Londen, Tokyo, Moskou, Leningrad, Minsk, de Deutsche Oper am Rhein in Düsseldorf/Duisburg, de Staatsoper van Stuttgart, Keulen en Frankfurt am Main. In Duitsland werd hij onderscheiden met de hoogste nationale orde, de Verdienstkreuz I. Klasse der Bundesrepublik Deutschland.