Louisa Francina Mulder werd op 13 februari 1867 in Utrecht geboren.
Haar vader Nicolaas Mulder – koopman / winkelier (geboren in 1834) – was op 21 januari 1852 getrouwd met haar moeder Catharina Antoinetta Nieboer (geboren in 1834). Louise Mulder zou zes zussen en één broer hebben gehad. Zij studeerde aan de Utrechtse muziekschool, waar ze ontdekt werd door Richard Hol (Utrechts Nieuwsblad 13-2-1957).
1889
Voor het eerst wordt in de pers melding gemaakt van Louise Mulder op 21-jarige leeftijd als zangeres naar aanleiding van een concert op vrijdag 18 januari 1889 te Baarn. Dit was het eerste van drie te geven concerten onder leiding van Leo Ruygrok:
“In Mej. L. Mulder leerden wij eene lieve sopraan kennen, die in verschillende liederen als van Brahms, Hans Smidt, Hol, Schumann en in eene Aria uit Händels Jozua hare hoorders wist te boeien en veel bijval verwierf” (De Gooi- en Eemlander; 26-1-1889)
Louise Mulder maakte een week later op 25 januari 1889 haar debuut bij de Wagnervereeniging tijdens een concert in de Stadsschouwburg van Amsterdam met de Ballade van Senta uit ‘Der fliegende Holländer’ en als één van de Blumenmädchen in de tweede akte van ‘Parsifal’ naast Ernest van Dyck en Amalia Materna. Het Orkest van het Paleis van Volksvlijt stond onder leiding van Henri Viotta:
“Mej. Louise Mulder, zong bovendien de Ballade van Senta in ‘Der fliegende Holländer’. Zij heeft eene welluidende mezzo-sopraanstem en blijkbaar goede studiën gemaakt. Wij vernamen dat zij nog weinig in het openbaar is opgetreden. Dit en haar jeugd in aanmerking nemende, kan gezegd worden, dat zij over het geheel genomen hoogst verdienstelijk was en het zou ons zeer verwonderen, indien deze jeugdige landgenoote, bij voortgezette studiën, niet spoedig eene waardige plaats in de Concertzaal zal innemen” (Algemeen Handelsblad; 28-1-1889)
Op 24 april 1889 werkte Louise Mulder mee aan een concert in Maison Stroucken te Amsterdam:
“De solisten van dien avond waren mej. Louise Mulder (sopr.) uit Utrecht en de heer F.B.M. Stachelhausen (tenor). In het eerste gedeelte van de uitvoering droeg mej. Mulder het “Dich, theure Halle, grüss’ ich wieder” uit Wagners ‘Tannhäuser’ voor; in het tweede gedeelte vervulde zij de partijen van ‘Velleda’ en ‘Claudia’.
Mej. Mulder is hier ter stede geen onbekende; wij herinneren slechts aan haar optreden in de Wagnervereeniging. Ook Woensdag bewonderden wij haar heerlijk, krachtig, vol orgaan. Welk een aanwinst zou het voor de Hollandsche Opera zijn, indien mej. Mulder er toe mocht besluiten de concertzaal met de planken te verwisselen.” (Algemeen Handelsblad; 27-4-1889)
Louise Mulder gaf op 20 november 1889 – zover bekend – voor het eerst een optreden in het Concertgebouw van Amsterdam. De sopraan gaf er met pianist S. Van Groningen uit Den Haag een recital (Algemeen Handelsblad; 20-11-1889).
1890
Louise Mulder ging begin jaren negentig naar Duitsland. Heel belangrijk was voor haar het voorzingen in Bayreuth voor Cosima Wagner, de dochter van Liszt en weduwe van Richard Wagner:
“”Zij vroeg me wat ik zou gaan zingen […] Ik antwoordde: Der Hirtenknabe. Frau Wagner begon te lachen en toen ik haar verbaasd aankeek, verklaarde ze snel: “Ik lach u heus niet uit. Ik vind het juist prettig, dat u uw keuze op dit lied hebt laten vallen. De meeste jonge zangeressen beginnen dadelijk met Brünnhilde!” Na deze auditie adviseerde Cosima Wagner […] in Bayreuth verder te studeren. Dat was moeilijk […] want mijn vader wou niet hebben, dat ik aan de Bühne ging. Hij vond, dat ik op moest houden met studeren en geld moest gaan verdienen.” Cosima Wagner zorgde er echter voor dat Louisa Mulder in Bayreuth kon studeren. Haar les- en verblijfskosten werden betaald. Aan het eind van de maand diende zij haar afrekening in, ten bedrage van 90 mark” (Utrechts Nieuwsblad; 13-2-1957).
1891
Louise Mulder was de eerste Nederlandse operazangeres, die zong tijdens de Bayreuther Festspiele. In de zomer van 1891 maakte zij op 24-jarige leeftijd haar debuut in Bayreuth in de rollen van de Zweite Knappe in ‘Parsifal’ en Ein junger Hirt in ‘Tannhäuser’:
“Met genoegen vermeld ik, dat Mej. Mulder, onze landgenoote, als junger Hirt een zeer goed figuur maakte” (Het Nieuws van den Dag; 12-8-1891)
“Van de overige rollen van kleineren omvang zal ik dit nog berichten, dat de herdersrol vervuld wordt door een landgenoote, mej. Louisa Mulder van Utrecht. Zij kwijt zich met de toewijding, naar echt Bayreuther gewoonte van hare taak. Is het geen geluk voor eene kunstenares, die de dramatische kunst als hare kunst heeft leeren erkennen, en zich tot het hoogste daarin wil voorbereiden, op het Bayreuther tooneel de wijding te ontvangen? Reeds langen tijd te Bayreuth vertoevende en arbeidende onder de leiding van den voortreffelijken Julius Kniese, die in alles Frau Wagner’s rechter hand is, onder die van mevrouw Wagner zelve gaat deze jonge, rijk begaafde zangeres, die zich te Bayreuth aller sympathie zonder slag of stoot verwierf, een schoone toekomst te gemoet” (Algemeen Handelsblad; 20-8-1891)
“Behalve mej. Mulder, die ik reeds noemde, werken dit jaar, en wel in het orkest, nog twee Nederlanders mede. Onze groote violist Joseph Cramer van Amsterdam is sinds jaren een trouwe comparant onder de medewerkenden. Dat men hem weet te waardeeren, kan, dunkt mij, uit het volgende blijken. Den 31sten Juli is te Bayreuth, ter huldiging van de nagedachtenis van Liszt, die op dien datum in 1886 aldaar overleed, in een der groote kerken eene uitvoering gegeven van gewijde muziek van Liszt, een gebied, waarop die meester werkelijk onvergankelijks heeft voortgebracht. Het laatste nummer van het programma was psalm 137, voor sopraan met vrouwenkoor, solo-viool, harp en orgel.
Voor de sopraan-partij was mej. Mulder, voor de solo-viool-partij de heer Cramer uitgenoodigd. In het ruime gebouw, dat alle belangstellenden lang niet heeft kunnen bevatten, was voorzeker een zeldzaam groot getal kunstenaars gezeten. Met groote lof en onderscheiding wordt van beider voordracht gewaagd: beide kunstenaars hebben de eer van hun land waardig opgehouden. Een berichtje in de Allg.Musik-Zeitung ligt voor mij, waarin ik het volgende lees: „Das Sopran-Solo sang Frl. Mulder-Utrecht prachtig”, en dat Cramers heerlijk spel getroffen had, blijkt wel hieruit, dat hij voor de volgende soiree op Wahnfried uitgenoodigd word voor de solo-voordracht […] Een derde Nederlander is de oboïst Peter Kruyswijk; helaas voor Holland geen landgenoot meer” (Algemeen Handelsblad; 28-8-1891)
In Nederland gaf Louise Mulder daarna concerten. Zo was zij op 16 december 1891 één van de solisten in ‘Szenen aus Goethe’s Faust’ van Schumann te Utrecht:
“Zonder tot bepaalde bijzonderheden te komen, vermeld ik, dat van de solisten vooral mej. Louise Mulder zich blijkbaar met groote sympathie van het buitengewoon talrijk gehoor van hare taak heeft gekweten. Deze buitengewoon begaafde zangeres heeft zich zeer ontwikkeld sinds haar laatste optreden hier te lande. Haar zielvolle voordracht geeft in alle opzichten veel meer blijk van een echt kunstenaarsgemoed, terwijl haar stem nog klankrijker is geworden en de uitspraak weinig of niets meer te wenschen laat. Zij heeft den tijd in het buitenland doorgebracht, wel besteed en doet de leiding van den voortreffelijken muziekdirecteur Julius Kniese te Bayreuth alle eer aan” (Algemeen Handelsblad; 19-12-1891)
1892
Louise Mulder debuteerde voor het eerst in een grote operarol op 23 februari 1892 in het Stadttheater van Nürnberg als Eva in ‘Die Meistersinger von Nürnberg’ van Richard Wagner. Niemand minder dan Cosima Wagner en Hermann Levi waren aanwezig bij dit debuut. Het Algemeen Handelsblad plaatste een recensie van één van de plaatselijke bladen:
“Voor een nagenoeg „uitverkocht huis” had gisteren de derde opvoering van Die Meistersinger plaats. Op de rol van Evchen na was de bezetting dezelfde als vroeger, zoodat tot een bespreking van het geheel geen bijzondere aanleiding bestaat. Als Eva trad mej. L. Mulder uit Utrecht op, voor wier eerste debuut in een grootere rol, de heer Beek, directeur van het Stadt-theater, zijn tooneel beschikbaar had gesteld. Mej. Mulder die bij de laatste voorstellingen te Bayreuth in eenige kleinere rollen reeds in ’t openbaar was opgetreden is een leerling van den muziekdirecteur Julius Kniese, en van mevr. Cosima Wagner die beiden, de laatste in gezelschap van haar jongste dochter, voor de opvoering (vooraf ook reeds voor enkele repetities) waren overgekomen en gisteren met den eveneens voor het debut overgekomen „Generalmusikdirector” Levi uit München in de stalies hadden plaats genomen.
De jonge dame, een rijzige en aangename verschijning met krachtige, welluidende en goed gevormde stem had, vooral wanneer men in het oog houdt, dat zij debutante was, een zeer gunstig succes, wat ook uit de herhaalde levendige bijvalsbetuigingen bleek. Bijzonder luide werd zij toegejuicht na het beroemde quintet aan het slot van het eerste gedeelte van het derde bedrijf. Dat de zangeres hier en daar iets onder den indruk scheen en dat haar spel – overigens weldoordacht en sympathiek – nog niet los genoeg voorkwam, is ten zeerste begrijpelijk; dit zal zij bij eenige routine door haar voortreffelijken aanleg spoedig te horen zijn. In elk geval heeft de jonge dame ten volle bewezen dat zij voor het volgen van deze artistieke loopbaan ten volle berekend is.” (Algemeen Handelsblad; 2-3-1892)
In de zomer van 1892 zong Louise Mulder de partij van Eva in ‘Die Meistersinger von Nürnberg’ ook bij de Bayreuther Festspiele:
“Te Bayreuth werd het verliefde, door den zang van Walther verteederde Eefje allerliefst vertolkt door juffrouw Mulder; zij was voldoende naïef als zij onder den indruk geraakte van Walthers coupletten en tranen stortte van gevoel, maar een enkele maal zong zij valsch” (Java-Bode; 10-9-1892)
Deze voorstellingsreeks was de enige in Bayreuth waar Louise Mulder een hoofdrol vervulde. Bovendien zong zij in die editie van de Bayreuther Festspiele 1892 nog twee nieuwe rolletjes: de Erste Blumenmädchen en Dritte Knappe in ‘Parsifal’ (Algemeen Handelsblad; 2-6-1892).
1893
Louise Mulder zong op 20 januari 1893 bij de Wagnervereeniging de partij van Sieglinde in ‘Die Walküre’ in de Parkschouwburg van Amsterdam;
“Aan wien de eereprjjs ? Ik zou het niet durven beslissen. Een machtig orgaan als dat van mevr. [Gisela, red.] Staudigl [Brünnhilde, red.], een techniek als die van Louise Mulder, een dramatische gloed als die van den zang van [Nikolaus, red.] Rothmühl [Siegmund, red.] en vooral een realistische voordracht, waarbij elk woord zijn beteekenis behoudt, als die van Fritz Plank [Wotan, red.] zij zijn een ongewone weelde voor onze ooren” (Algemeen Handelsblad; 24-1-1893)
In 1893 was er geen editie van de Bayreuther Festspiele (Neupert – Die Besetzung der Bayreuther Festspiele 1876 – 1960; Bayreuth: Edition Musica, 1961).
In die tijd was Louise Mulder nauwelijks in Nederland werkzaam, maar trad zij voornamelijk op in Duitsland (Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant; 29-12-1893).
1894
Louise Mulder trad op 2 februari 1894 in de Parkschouwburg bij de Wagnervereeniging op in een concert met hoogtepunten uit ‘Die Meistersinger von Nürnberg’ en ‘Lohengrin’:
“De solisten waren ditmaal Mej. Louise Mulder voor de Elsa- en Eva-partijen […] Mej. Mulder heeft veel routine gekregen en staat thans als zangeres in volle ontwikkeling voor ons. Haar orgaan bezit veel bekoorlijks en geeft vooral in de tonen van a1 tot g2 veel te genieten. De voordracht was vol warmte en vol juiste intelligentie, iets dat bij Wagner’s werken van groot belang geacht mag worden. Daarentegen zou ik voor Wagner’s kunst in het algemeen nog meer groote passie, meer natuurlijken harttocht waardeeren. Ik ben juist daarom door de vertolking van het duo met Hans Sachs nog voldaan dan door die van het duo met Lohengrin. Het naïeve, het bijna schalksche van Eva’s karakter vindt in het genre van stem en in het genre van talent van Mej. Mulder beter uitdrukking dan Elsa’s diepgevoelde liefde, angst en smart. Met genoegen hoorde ik de vertolking en twijfel er niet aan of Mej. Mulder zal in haar loopbaan steeds waardeering vinden” (Het Nieuws van den Dag; 7-2-1894)
In 1894 was Louise Mulder verbonden aan de opera van Stuttgart, zoals gemeld wordt in de pers ten tijde van de aankondiging van het nieuwe Bayreuth-seizoen:
“de herdersknaap – Louise Mulder van Stuttgart” (Rotterdamsch Nieuwsblad; 9-5-1894).
In de zomer van 1894 is Louise Mulder voor haar derde seizoen bij de Bayreuther Festspiele in ‘Parsifal’ opnieuw te bewonderen als Erste Blumenmädchen en Zweite Knappe en in ‘Tannhäuser’ opnieuw als Ein junger Hirt:
“Louise Mulder, die, zooals men weet, aan de opera te Stuttgart verbonden is en daar voorloopig ook blijft, zingt dit jaar te Bayreuth alleen als eerste Blumenmädchen in ‘Parsifal’ en als herdersknaap in ‘Tannhäuser’ mede” (De Telegraaf; 29-7-1894)
1895
Louise Mulder werkte op zaterdag 1 juni 1895 mee aan de eerste scenische opvoering van de opera ‘Christus’ van Anton Rubinstein in Bremen:
“Onze landgenoote, juffrouw Louise Mulder, verbonden aan de opera te Stuttgart, zal heden, Zaterdagavond, in den Stadsschouwburg te Bremen, alsmede hare medewerking verleenen aan de eerste uitvoering van Rubenstein’s Christus, tekst van den vermaarden tooneelcriticus en tooneelschrijver Bulhaupt, ter vervanging van Juffrouw Rosen.
De Weser-Zeitung schrijft dienaangaande : „Juffrouw Rosen, de vertolkster van Maria Magdalena is tengevolge van het gure weder na hare komst te Bremen, ongesteld geworden, zoodat het haar onmogelijk is in de beide eerste voorstellingen mede te werken. Dr. Loewe, de directeur, heeft daarom de Koninklijke Wurtembergsche hofzangeres, Juffrouw Louise Mulder geëngageerd, die in Juni van het vorige jaar onder de persoonlijke leiding van Rubinstein in Stuttgart in de concertuitvoering van Christus de „Maria Magdalena” met buitengewoon succes gezongen heeft [2 juni 1894, red.]. Juffrouw Mulder verwierf toen naast den Heer Von Zur-Mühlen, den vertolker der titelrol en den kamerzanger Hromada, die „Judas” voorstelde, den grootsten bijval: Deze drie artisten, welke in Stuttgart het werk den zegen hebben doen behalen, verleenen nu allen hunne medewerking aan de opvoering te Bremen” (Het Nieuws van den Dag; 27-5-1895)
Rond die tijd besloot Louise Mulder – in verband met toneelintriges in Stuttgart – terug te keren naar Nederland:
“Onze landgenoote, Louise Mulder, die – zooals reeds gemeld is – te Bremen de rol vervult van Maria Magdalena in Rubinstein’s Christus en in alle Duitsche bladen voor haar zang en spel zeer gewaardeerd wordt, heeft opgehouden lid te zijn van de Opera te Stuttgart. Tooneel-intriges zijn er de oorzaak van. Den 3n Juli treedt Mejuffr. L. Mulder te Heilbron en vervolgens te Berlijn op. Daarna gaat zij naar haar geboorteland terug, naar hare geboortestad: Utrecht” (Het Nieuws van den Dag; 31-5-1895)
In juli 1895 gaf zij in Stuttgart een afscheidsconcert:
“Onze landgenoote, Mej. Louise Mulder, die – zooals vroeger gemeld werd – de Opera te Stuttgart heeft verlaten om bevrijd te zijn van intrigues en andere tooneelonaangenaamheden, heeft van het Stuttgarter publiek afscheid genomen door het geven van een concert, waarbij o. a. medewerkten Prof. de Lange en de Heer Rettich. Alle bladen, als : Der Beobachter, Schwabisches Volksblatt, – De Schwabischer Mercur, – Wurtembergische Statsanzeiger, Stuttgarter Tageblatt betreuren om het zeerst het heengaan van Juffr. Louise Mulder en noemen ’t een groot verlies voor de Opera; terwijl zij zijdelings doelen op het afkeurenswaardige der intrigues, die reeds andere uitstekende krachten van de Stuttgarter Opera verdreven hebben. Hoewel het seizoen ongunstig was om op eene groote opkomst te durven hopen, was de zaal eivol. Juffr. Louise „die fein und vornehm aussah”, en aan wie de prachtigste bloemen en bouquetten en geschenken werden aangeboden, zong de aria uit Mozart’s Figaro : „Nur zu flüchtig sind sie entschwunden”, twee liederen van Schubert, de Cavatine uit Carmen, enz.
De toejuichingen van het publiek namen den vorm eener betooging aan; noode zag men de kunstenares scheiden, die zooveel genot had doen genieten wanneer zij optrad als Agathe in Freischütz, Evchen in de Meistersinger, Pamina in de Zauberflöte, en Elizabeth in Tannhäuser. Een der bladen zegt o. a. van haar: “Die Sangerin hat uns den Abschied wahrlich nicht leicht gemacht. Bot sie doch aus dem reichen Schatze ihrer Könnens noch einmal die allerschönsten Perlen und liesz uns daher die durch ihren Weggang im Musikleben Stuttgarts entstehende Lücke doppelt schmerzlich empfinden. Als erste Nummer song Frln. Mulder die Arie der Grafin „Nur zu flüchtig” aus Figaro’s Hochzeit. Die ganze Individualitat der Sangerin ist für diese Partie wie geschaffen. Das machtige Organ, ausgestattet mit jenem wohltunden dunklen Timbre der Stimme wird noch geboten von einem aus dem innersten hervorquellenden Seelenadel in der Empfindung und Auffassung, Eigenschaften, wie sie nur echten Kunstlerinnen eigen sind. Eben dieser geistige Moment ist es, vermöge dessen die Sangerin die meisten ihrer Kunstgenossen ganz gewaltig überragt.
“Wir wissen wohl, das es noch glanzendere und auch geschmeidigere Stimmen giebt, allein der wahre Künstler begnügt sich nimmermehr damit, ein loses Gefüge von einzelnen schonen Noten von zich zu geben, sondern er ist bestrebt, den Gesamtstoff als solchen geistig zu erfassen und zu durchdringen. Erst wenn ihm dies gelungen, befindet er sich auf den Boden einer Anerkennung und Achtung verdienenden Küustlerschaft.
“Wir glauben, der Sangerin kein gröszeres Lob spenden zu können, als wenn wir sie ernfenste Tragerin dieses Kunstideals preisen.”
Toen aan het einde van het concert de toejuichingen geen einde wilden nemen, kwam Juffrouw Mulder nogmaals op het podium en nam aandoenlijk afscheid, zong een innig gevoeld Hollandsch lied in de taal van haar vaderland, de Hollandsche. Om bij het afscheid in eigen taal, in de moedertaal te zingen en zoo aangrijpend schoon, dat strekt der kunstenares tot eere, haar hart sprak” (Het Nieuws van den Dag; 15-7-1895)
Haar verblijf in Nederland was echter van korte duur, aangezien Louise Mulder door de dirigent Walter Damrosch werd geëngageerd voor een tournee door Amerika. Daar zong zij nieuwe Wagner-rollen als Elsa in ‘Lohengrin’, Elisabeth in ‘Tannhäuser’ en Venus in ‘Tannhäuser’:
“Deze begaafde landgenoote, welke onlangs onder zulke hartelijke blijken van waardeering afscheid nam van de Opera te Stuttgart, gaat weldra naar New York, waar zij op een echt Amerikaansch engagement, d.w.z. tegen een zeer hoog salaris, verbonden is aan de „Metropolitan Deutsche Oper”, onder directie van Walther Damrosch. Zij neemt een schat van prachtige costumes mede, welke alle vervaardigd worden bij den costumier W.N. Mulder, alhier. Tot de artisten, aan dezelfde opera verbonden, behooren : Frau Klafsky, uit Hamburg, Frau Janutschowsky, uit Weenen, Frau Gadsky, uit Berlijn, Hr. Grüning, uit Hamburg, en Hr. Demeter Popovici, uit Praag. Deze laatstgenoemde artisten zongen Tannhäuser en Telramund in Bayreuth, waar Louise Mulder optrad als Eva. Louise Mulder zal te New York o. a. optreden als Elsa in Lohengrin, als Elisabeth in Tannhäuser, als Eva in Meistersinger, als Sieglinde in Walküre en als Venus in Tannhäuser. Louise Mulder heeft aan het beheer der Nederlandsche Opera aangeboden in een harer beste rollen op te treden, vóór haar vertrek naar New York. Doch daar dit zeer aanstaande is, zou dit spoedig moeten gebeuren. De kans schijnt verkeken” (Het Nieuws van den Dag; 27-9-1895)
1896
Louise Mulder deed met het gezelschap van Walter Damrosch in vier maanden 26 Amerikaanse steden aan (Utrechts Nieuwsblad; 13-2-57).
Haar successen in Amerika betroffen tevens rollen als Marzelline in ‘Fidelio’ en Ännchen in ‘Der Freischütz’:
“Omtrent het succes van onze landgenoote, Louise Mulder, in Amerika, lezen wij in het Wkbl v. Muz.: In een zeer aanzienlijk aantal couranten lezen wij van de groote triumfen, die onze begaafde landgenoote, den eenen na den anderen, behaalt. Slechts een van het legio verslaggevers deelt zijn lof mede onder zeker voorbehoud, de anderen echter vormen met elkaar een waar jubelkoor. De critieken betreffen haar Marcelline, Aennchen, Sieglinde, Venus en Brünnhilde in ‘Siegfried’. Van deze laatste rol, die zij nog niet op haar repertoire had, toen zij voor eenige maanden ons land verliet, wordt haar uitbeelding en zang en spel op een lijn gesteld met het allerbeste wat men tot nu toe in Amerika beleefd heeft. Als men nagaat, dat de grootste krachten van het vasteland aan de verleidingen, die een bezoek aan de Nieuwe Wereld aanbiedt geen weerstand hebben geboden, dan wil dit verbazend veel zeggen” (De Telegraaf; 7-1-1896)
Maar van een engagement in Nederland kwam het daarna toch niet:
“Volgens het Wkbld. v. Muz. zijn de onderhandelingen met den heer Messchaert over een als-in-‘t-vorig-jaar-optreden in de Ned. Opera, als koning Hendrik, Rocco en Leporello afgebroken. Ook van het bij den aanvang nog al pompeus aangekondigde optreden van Louise Mulder is niets gekomen” (De Telegraaf; 12-1-1896)
Louise Mulder zong met het Walter Damrosch Company in de Academy of Music van Philadelphia op 20 februari 1896 de rol van Brangäne in ‘Tristan und Isolde’ met Max Alvary als Tristan en op 21 februari 1896 Sieglinde met Emil Fischer als Wotan (FrankHamilton.org).
In augustus 1896 werd bericht, dat Louise Mulder geëngageerd was door de opera van Riga:
“Mej. Louise Mulder, eerste dramatische opera zangeres, vertrekt op het laatst dezer maand naar Riga, om in het begin der volgende in de Opera aldaar te kunnen optreden.
Voor het daarna volgend tooneelseizoen heeft zij nu reeds contract geteekend bij het bestuur van de opera te Frankfurt.
De costumier W.N. Mulder, alhier, heeft de opdracht voor Louise Mulder 32 nieuwe opera-costuums te maken, waarvan vele – en op goede gronden – van de algemeen gevolgde zullen afwijken” (Het Nieuws van den Dag; 17-8-1896)
1897
Louise Mulder keerde begin maart 1897 terug naar Nederland om de zomer door te brengen. Daarna zou zij naar Frankfurt vertrekken, waar zij een verbintenis was aangegaan (De Telegraaf; 8-2-1897).
Zij onderging in de lente van 1897 een operatie in Riga. Welke behandeling dit was is niet duidelijk (Algemeen Handelsblad; 9-6-1897).
In de zomer van 1897 werkte Louise Mulder echter alweer mee aan haar vierde en laatste seizoen bij de Bayreuther Festspiele. In de productie van ‘Parsifal’ zong zij opnieuw de Zweite Knappe en voor het eerst het Fünfte Blumenmädchen (Nieuwe Tilburgsche Courant; 2-5-1897).
Daarna wordt in de pers geen melding gemaakt van een engagement in Frankfurt.
1898
Louise Mulder zong op 14 en 16 mei 1898 bij de Wagnervereeniging de rol van Gutrune in ‘Götterdämmerung’ in de Stadsschouwburg van Amsterdam:
“Naar het U.D. meldt is het engagement van onze landgenoote Louise Mulder aan de Opera te Riga afgeloopen, en keert zij tijdelijk naar haar geboorteplaats Utrecht terug. Mej. Mulder treedt, zooals vrooger al gemeld werd, in Mei in de opvoeringen van ‘Götterdämmerung’ door de Wagnervereeniging te Amsterdam op, als Gutrune” (Algemeen Handelsblad; 22-4-1898)
Vanaf 1898 was Louise Mulder verbonden aan de opera van Coburg:
“Het contract van onze landgenoote Louise Mulder met de theaterdirectie te Coburg, alwaar zij nog maar voor één proefjaar geëngageerd was, is tot algemeene vreugde van het Coburgsch publiek tot twee jaren verlengd geworden. De pers is steeds vol lof over haar vertolkingen, vooral der hoog-dramatische partijen.
Onlangs trad zij op als Eva in Wagner’s ‘Meistersinger’ en wist door haar prachtige en stijlvolle uitbeelding deze zeer moeilijke rol alle toehoorders tot geestdrift te stemmen; haar stem, die nu gelukkig weer geheel op dezelfde hoogte van vroeger staat, wordt evenals haar actie om strijd geroemd” (De Telegraaf; 19-1-1899)
1899
Louise Mulder maakte in Coburg ook haar roldebuut als Isolde in ‘Tristan und Isolde’:
“Onze landgenoote heeft met zeer groot succes te Coburg voor het eerst de partij van Isolde vervuld, meldt het W.v.M.” (Algemeen Handelsblad; 29-11-1899)
Zij werkte op 22 december 1899 nog mee aan een concert in het kader van het 25-jarig bestaan van het Gebouw voor Kunst en Wetenschappen van Den Haag dat onder muzikale leiding stond van de toen 28-jarige Willem Mengelberg:
“Mej. Louise Mulder uit Coburg zong een aria uit Fidelio en eenige liederen, doch scheen niet volkomen bij stem te zijn” (Algemeen Handelsblad; 23-12-1899)
1900
Na de eeuwwisseling was er een aantal keren sprake van dat Louise Mulder als eerste dramatische zangeres aan de Nederlandsche Opera verbonden zou worden, maar dit is uiteindelijk nooit geëffectueerd (Arnhemsche Courant; 31-10-1901).
Louise Mulder was toen 34 jaar en had bijna alle grote Wagner-partijen gezongen. Zij bleef in Coburg wonen en gaf zanglessen (Utrechts Nieuwsblad 13-2-1957).
Haar vader overleed op 13 februari 1903 in Utrecht en haar moeder overleed op 23 maart 1906 in Utrecht (Graf id-nummer: 709076 / Begraafplaatsnr.: nr 315).
In 1933 kwam Louise Mulder terug naar Nederland:
“Op 66-jarige leeftijd moest ik weg uit Duitsland, anders was ik in een concentratiekamp terecht gekomen. Ik was namelijk helemaal niet pro-Hitler” (Utrechts Nieuwsblad 13-2-1957).
Ter gelegenheid van haar 90ste verjaardag had het Utrechts Nieuwsblad in 1957 nog een interview met de sopraan, die verbleef in verzorgingshuis Wartburg te Utrecht (Utrechts Nieuwsblad 13-2-1957).
Een jaar later overleed Louise Mulder op maandag 13 april 1958 te Utrecht (Het Vrije Volk; 14-4-1958).
Zij werd op woensdag 15 april 1958 begraven op Begraafplaats Soestbergen, Gansstraat 167 te Utrecht.
* Prof. Dr. Maria Magdalena Rückert, Landesarchiv Baden-Württemberg