1.
Deze opname van ‘Don Giovanni’ (Praag, 1787) van W.A. Mozart (1756-1791) werd tussen 7 en 15 oktober 1959 in de Abbey Road Studio’s van Londen gemaakt door His Master’s Voice. Dirigent Carlo Maria Giulini wist de heroïsche van de komische elementen goed te differentiëren, houdt de zangers in het gareel, geeft ze toch ruimte voor individualiteit en zorgt voor aangrijpende en schitterende momenten. De Weense bariton Eberhard Wächter was hier pas 30 jaar en een intense en bruisende veroveraar, die met schik en geslepenheid versiert. De rest van het ensemble is eveneens subliem. Hier vindt men Joan Sutherland als Donna Anna nog voor haar “abgedunkelte” periode en is zij zelfs verstaanbaar! En niemand heeft “Forse un giorno” zo onder controle als La Stupenda. Luigi Alva is een elegante Don Ottavio en hij zingt zowel “Il mio tesoro” als de aria “Dalla sua pace” die Mozart voor “Il mio tesoro” omruilde ten tijde van de Weense première in 1788. Elisabeth Schwarzkopf is hier als Donna Elvira minder dwingend – waarschijnlijk dankzij Giulini – dan eerder onder Furtwängler. Uiteraard zingt zij ook “Mi tradì”, de aria die Mozart eveneens voor de Weense première schreef. Er werden twee Italianen voor de speel- en karakterbasrollen geëngageerd. Giuseppe Taddei is een facetrijke Leporello met veel gezichten en de hier 29-jarige bariton Piero Cappuccilli is een vurige Masetto. Graziella Sciutti geeft door haar fraaie fraseringen een fantastische karakterschets van Zerlina. De mooiste Zerlina op CD! Helaas is haar duet met Leporello van de tweede akte, dat Mozart voor de Weense première schreef niet opgenomen. Veteraan Gottlob Frick completeert de cast met een nogal Duitse Commendatore. Het Philharmonia Orchestra speelt het theatrale drama met virtuositeit en Italianità. Deze registratie van ‘Don Giovanni’ is ruim vijftig jaren later nog altijd de gouden standaard, waartegen alle andere opnamen worden beoordeeld.

Warner Classics 5099996679920 (3CDs)

2.
CD_Giovanni_4
Toen de Joodse neuroloog Kurt Goldstein in 1933 werd gearresteerd en mishandeld, trok dirigent Otto Klemperer al snel zijn conclusies en vluchtte van Duitsland naar de Verenigde Staten, waar hij zes jaren het Los Angeles Philharmonic Orchestra leidde. Na de oorlog keerde Klemperer terug naar Europa en accepteerde een betrekking in Boedapest. Het was de EMI-producent Walter Legge die de 67-jarige dirigent in 1952 een platencontract aanbood en de meeste opnamen van Klemperer zijn dan ook van de laatste 25 jaar van zijn leven. Er zijn slechts zes studioregistraties van Klemperer in opera’s, opgenomen tussen 1962 en 1971. Hieronder bevinden zich de vier grote opera’s van Mozart. Er bestond al een radio-opname van Klemperers ‘Don Giovanni’ uit Keulen van 1955 (CD-label Testament) en er is nog een live-opname van ‘Don Giovanni’ uit 1948 bewaard gebleven van zijn periode in Hongarije (niet op CD). Voor EMI nam hij ‘Don Giovanni’ op met het New Philharmonia Orchestra tussen 15 juni en 4 juli 1966 in de Abbey Road Studio’s van Londen. Klemperer geeft een extreem trage, brede en toch compacte lezing met heroïsche dimensies en hij biedt indrukwekkende en helder structurele inzichten. En hij had de beschikking over prima zangers, die zowel grote persoonlijkheden zijn als een homogeen ensemble vormen. Nicolai Ghiaurov is een voortreffelijke, erotische Don Giovanni en kan zich meten met Cesare Siepi en Ezio Pinza. Christa Ludwig zingt Donna Elvira met donkere, egale en dramatische stem. Haar “Mi tradì” zingt zij met een snik in haar stem. Claire Watson is een gespannen Anna en haar “Non mi dir” klinkt labiel in plaats van teder. Mirella Freni is een betoverende en enigszins volwassen Zerlina, één van de hoogtepunten van de opname. Nicolai Gedda is een passend onopvallende Ottavio en zingt beide aria’s. Franz Crass is een zwarte Il Commendatore en Paolo Montarsolo is een boertige Masetto. Walter Berry was inmiddels de karakterbas Masetto ontgroeid en maakt van de speelbas Leporello een ruwe, spottende en slijmerige dienaar. Zijn “Weense” duet met Zerlina in de tweede akte is ook hier geschrapt. Er is geen andere opname die met zoveel drama het noodlot van Don Giovanni in de finale schetst. EMI heeft overigens wel heel lelijk geknipt en geplakt op diverse plaatsen. De uitgave is mede aantrekkelijk vanwege de extra, vierde CD met een uur lang repetities van de opname.

EMI 7 04483 2 (4CDs)

3.
CD_Giovanni_2
Tussen 3 en 12 januari 1984 – zo’n 25 jaren na de registratie van ‘Don Giovanni’ door Giulini – was EMI opnieuw in de Abbey Road Studio’s van Londen voor alweer hun vijfde opname van de integrale opera. Anderhalf jaar eerder was vrijwel dezelfde cast bijeen geweest voor de uitvoeringen van ‘Don Giovanni’ in Glyndebourne en de bezetting bestond bijna geheel uit Amerikaanse en Britse zangers. Zij bieden niet de grootse persoonlijkheden van Giulini en Klemperer, maar overall is er wel een uitstekende tekstuitbeelding en uitdrukkingskracht. En de Glydebourne Mozart-traditie laat zich op deze opname horen. De Nederlandse dirigent Bernard Haitink en het London Philharmonic Orchestra geven een enigszins zakelijke lezing van de partituur met mooie kleurschakeringen. In de titelrol vindt men Thomas Allen als intelligente en dominerende vrouwenversierder. Zijn Don Giovanni is sensueel en vol mediterraanse charme. En luister ook naar zijn angst bij het zien van de Commendatore in de tweede akte. Carol Vaness is een rondborstige en tragische Donna Anna. Keith Lewis is een kelige Don Ottavio en zingt ook zowel “Il mio tesoro” als “Dalla sua pace”. Maria Ewing verving voor de CD-opname de sopraan van Glyndebourne Elizabeth Pruett als Donna Elvira. Ewing is schitterend als een nu eens bitsige dan weer meelijwekkende, bedrogen ex-minnares en zingt ook het “Mi tradì”. Richard van Allan is een heerlijk papagallo Leporello en Dimitri Kavrakos is een granieten Il Commendatore. Elizabeth Gale als Zerlina en John Rawnsley – die op CD de Glyndebourne Gordon Sandison verving als Masetto – vormen een lieftallig koppel. Helaas is ook hier het “Weense” duet van Zerlina en Leporello van de tweede akte niet opgenomen. Het fraaie stereo-effect maakt het drama opvallend levendig. Door de goede combinatie van seria en buffa van Haitink en de homogene bezetting een uitstekende opname.

EMI 358638-2 (3CDs)

4.
CD_Giovanni_3
Deze opname van ‘Don Giovanni’ werd in juni 1959 door RCA gemaakt in de Sofiensaal van Wenen. Vier jaren eerder had Decca in Wenen al een opname gemaakt onder leiding van Josef Krips met dezelfde Giovanni en Leporello, maar nu werd de opera opgenomen met verbeteringen in een aantal andere rollen. Cesare Siepi was de belangrijkste naoorlogse Don Giovanni in Wenen. Er bestaan zo’n twintig opnamen van Siepi als Don Giovanni, waarvan dus twee studio-opnamen. Siepi was de rechtmatige opvolger van Ezio Pinza in de rol. Zijn mazouten bas, fluwelen timbre, uniek legato, perfect parlando en Franse huig “r” geven een opwindende uitstraling. Heerlijk ook zijn scènes met de sappige Leporello van Fernando Corena. Leontyne Price is een diep ongelukkige Donna Elvira en hier vocaal beter op haar plaats dan als Fiordiligi. Haar “In quali accessi” is ontroerend, “Mi tradì” is gejaagd en gaat steeds sneller. Birgit Nilsson is een kleurloze Donna Anna en haar “Non mi dir” klinkt meer voorzichtig dan gevoelig. Cesare Valletti zingt Don Ottavio – met zowel “Il mio tesoro” als “Dalla sua pace” – in de typische tenore di grazia stijl van zijn leraar Tito Schipa. De Nederlandse bas Arnold Van Mill was tussen 1957 en 1960 te horen aan de Wiener Staatsoper als Philippe II, Osmin, Pogner, Sparafucile, Rocco, Daland, Fasolt en Sarastro. In de studio nam hij in 1958 Ramfis in ‘Aida’, in 1960 Marke in ‘Tristan und Isolde’ en tussendoor deze indrukwekkende Il Commendatore op. De ondergewaardeerde Amerikaanse bariton Heinz Blankenburg is een goedige Masetto en Eugenia Ratti een lieftallige Zerlina. Zerlina’s duet met Leporello “Restati qua!… Per queste tue manine” van is hier wel geïncludeerd! De Joods-Weense dirigent Erich Leinsdorf was in 1937 – net voor de Anschluss van Oostenrijk in maart 1938 – naar de Verenigde Staten vertrokken en werd daar assistent-dirigent van de Met. Na het plotselinge overlijden van Artur Bodanzky een jaar later werd Leinsdorf aan de Met het nieuwe hoofd van het Duitse repertoire. Leinsdorf begrijpt Mozart volkomen en geeft hier met de Wiener Philharmoniker een ongedwongen en rechtdoorzee interpretatie.

Decca 444 594-2 (3CDs)

5.
CD_Giovanni_5
Mozart domineerde het repertoire van de eerste seizoenen van het Glyndebourne festival van producent John Christie. Het derde seizoen van Glyndebourne werd op 29 mei 1936 geopend met een productie van ‘Don Giovanni’ en aan het einde van het seizoen werd de opera tussen 29 juni tot en met 5 juli 1936 in Gyndebourne integraal – zonder coupures – opgenomen voor 23 grammofoonplaten door His Master’s Voice. Vrijwel nergens wordt zo prachtig gemusiceerd als door de chefdirigent van het festival Fritz Busch en het Glyndebourne Festival Orchestra. Busch werd op 7 maart 1933 vanwege zijn oppositie tegen de nazi-regering voor het begin van een opvoering van ‘Rigoletto’ in Dresden door SA-mannen van het podium gebruld en moest zijn betrekking van Generalmusikdirektor van de Semperoper opgeven. Een jaar later werd hij muzikaal directeur van het Glyndebourne Festival en bleef daar totdat de Tweede Wereldoorlog uitbrak. Busch weegt en stemt de serieuze en geestige elementen van de handeling uiterst zorgvuldig en met rust op elkaar af en geeft de muziek van Mozart ongekunsteldheid, ongedwongenheid en luciditeit. En de bezetting bestaat uit hoog gewaardeerde zangers van het begin van het Glyndebourne Festival. De Giovanni van de Australische bariton John Brownlee is geen slecht mens, maar een knappe, aantrekkelijke man vol vuur en enthousiasme op zoek naar zijn volgende prooi. Hij is de perfecte, nobele Engelsman, is uiterst nauwkeurig in zijn noten en boven alles geestig. En luister even naar zijn hoge A in de finale II! De Amerikaanse sopraan en publiekslieveling Ina Souez zet een grote en felle Donna Anna neer. De Weense Luise Helletsgruber is de beste Donna Elvira aller tijden. Haar “Mi tradì” moet het voorbeeld geweest zijn voor Elisabeth Schwarzkopf. Salvatore Baccaloni was de enige Italiaan van de cast. Hij is de beste buffo Leporello op CD met verbaal virtuoze recitatieven. De Don Ottavio van Kálmán Pataky is geen saai sulletje, maar een zelfverzekerde man. Gyndebourne was ook het artistieke huis van de bariton Roy Henderson en hij zong er de Graaf, Guglielmo, Papageno en deze prima Masetto. De Britse sopraan Audrey Mildmay was getrouwd met John Christie en is een breekbare Zerlina. De Britse bas David Franklin maakte in deze productie als Il Commendatore zijn professionele operadebuut. De begeleiding van de recitatieven is nog niet met klavecimbel, maar met piano. En luister naar de windeffecten in de finale II bij de opkomst van Il Commendatore! De dramatische vitaliteit van de uitvoering maakt deze opname tijdloos.

Naxos 8.110135-37 (3CDs)

Bonus Live:

1.
CD_Giovanni_6
Was er ooit een betere Don Giovanni dan Ezio Pinza? Er bestaan opnamen van acht uitvoeringen van ‘Don Giovanni’ met Pinza in de titelrol, waaronder vier integrale uitvoeringen. Vijf van de acht opnamen kwamen uit de Metropolitan Opera van New York, één uit St. Louis en twee uit Salzburg. En van die twee opnamen uit Salzburg is alleen de uitvoering van 2 augustus 1937 compleet. Deze opvoering was een herneming van de productie van regisseur Karl Heinz Martin uit 1934 toen de opera voor het eerst in de Italiaanse taal in Salzburg werd uitgevoerd. In 1937 was Ezio Pinza 45 jaar en op de top van zijn kunnen. Men voelt welke werking Pinza in het operahuis gehad moet hebben. Zijn Giovanni verleidt met charme, energie, overwicht en mannelijkheid. Elk woord en elke toon klinkt natuurlijk en elke situatie krijgt zijn eigen kleur. Luister hoe hij Zerlina versiert in de eerste akte. Ongeëvenaard! Ook het damestrio is uitstekend. Opnieuw de Weense sopraan Luise Helletsgruber als de beste Donna Elvira aller tijden. De Joodse sopraan Margit Bokor had in 1933 in Dresden de rol van Zdenka in de wereldpremière van ‘Arabella’ gezongen en trad in 1937 nog wel op in Salzburg, maar moest na de Anschluss van Oostenrijk vluchten naar Amerika. Haar Zerlina is een heerlijkheid vol onschuld en vreugde. De stem van de Duitse sopraan Elisabeth Rethberg had in de jaren dertig al aan glans verloren, maar zij geeft Donna Anna alle expressie die zij nodig heeft. En het “Forse un giorno” spettert! Naast Pinza waren er nog twee andere Italianen in de bezetting en alle drie hadden zij ook gezongen in de originele productie van 1934. De bas Virgilio Lazzari trad tussen 1934 en 1939 jaarlijks op in Salzburg en hij zong zijn glansrol Leporello onder andere ook in de Metropolitan en de Royal Opera House. En de tenor Dino Borgioli is een gevoelige Don Ottavio. De Weense bas Karl Ettl was ensemblelid van de Wiener Staatsoper en al sinds 1934 de vaste Masetto in Salzburg. Ook de bas Herbert Alsen was ensemblelid van de Wiener Staatsoper en met zijn 30 jaar als junior van het gezelschap bezit zijn Commendatore al autoriteit. Dirigent Bruno Walter en de Wiener Philharmoniker voelen Mozart uitmuntend aan. Dynamisch, drijvend, damnatie en duivelachtig! Nooit meer – zelfs niet bij Klemperer en Haitink – heeft men de vijandigheid van de Commendatore zo ondervonden als hier. Een zeer beweeglijke en aangrijpende opname!

Andromeda ANDRCD 5126 (2CDs)

2.
CD_Giovanni_7
Er bestaan vier opnamen van ‘Don Giovanni’ onder leiding van de dirigent Wilhelm Furtwängler: Drie audio-opnamen (27 juli 1950, 27 juli óf 3 augustus 1953 en 6 augustus 1954) en één beeldregistratie van 1954. Alle uitvoeringen zijn van het Salzburg Festival met de Wiener Philharmoniker en het koor van de Wiener Staatsoper. Furtwänglers tempi zijn altijd uitgesproken. In zijn brief aan dirigent Mitropoulos van 3 september 1954 antwoordt Furtwängler dat tempo niet zozeer een kwestie is van smaak, als wel een natuurlijke uitdrukking van het werk. Tempi kan men slechts met het gehele musiceren accepteren of verwerpen. Daarnaast is het tempo in veel gevallen rekbaar*. Voor zjn ‘Don Giovanni’ kiest Furtwängler opvallend individuele, dramatische tempi. De 1953 uitvoering – die dus óf van 27 juli óf van 3 augustus is, -draagt meer nog dan die van 1950. Het heeft ook het meest discrete klavecimbelspel van alle ‘Don Giovanni’-opnamen van Furtwängler. Cesare Siepi is als Don Giovanni te verkiezen boven Tito Gobbi. Hij is verleidelijker en hij voelt spijt van de moord op de Commendatore van Raffaele Ariè. Donna Anna is hier de volle en ronde sopraan Elisabeth Grümmer en de Donna Elvira van Elisabeth Schwarzkopf is hier nog hysterischer dan in 1950. Furtwängler geeft haar “Ah! Fuggi il traditor” een fraai statig tempo. Otto Edelmann als Leporello is minder speels dan Erich Kunz in de 1950 opname, maar Walter Berry is duidelijk de beste keuze voor Masetto. Erna Berger was met haar 52 jaar op dat moment volgens Furtwängler “de beste” Zerlina die er was. En Anton Dermota een kelige, maar integere Ottavio, die in de openingsscène overigens zijn inzet mist. Een legendarische opname!

*Wilhelm Furtwängler – Briefe (Wiesbaden: F.A. Brockhaus, 1964, blz 268)
Gala GL 100.602 (3CDs) / Music & Arts MACD 1129 (3CDs); Orfeo C 624 043D (3CDs); Archipel ARPCD 0162-3 (3CDs)

3.
CD_Giovanni_8
Deze opname stamt van een gastoptreden van de Wiener Staatsoper in het Royal Opera House Covent Garden van Londen op 23 september 1954. En natuurlijk zette het Weense gezelschap zijn beste beentje voor. De Don Giovanni van George London is een soort Scarpia met opdringerige mannelijkheid, bijna despotisch en met vocale sensualiteit. De overige rollen zijn nauwelijks te overtreffen. Opnieuw Donna Anna van Elisabeth Grümmer en nu de Donna Elvira van Sena Jurinac stellen qua expressie, intensiteit en stemschoonheid alle andere sopranen in hun schaduw. Léopold Simoneau is een ongewoon gracieuze Don Ottavio en overstijgt de concurrentie wat betreft pracht van klank. En ook Ludwig Weber is als Il Commendatore nauwelijks te evenaren en laat horen dat de partij een brede, zwarte bas behoeft. Erich Kunz was destijds de onovertroffen Leporello in Wenen en Salzburg en zong de rol zelfs nog in 1980 op zijn 70ste aan de Wiener Staatsoper. Harald Pröglhoff geeft uitstekend portret aan de verontwaardiging van Masetto en Emmy Loose is een ontroerende Zerlina. Dirigent Karl Böhm overziet zangers en de Wiener Philharmoniker in een gedreven en levendige lezing met goede accenten. Böhm presenteert een combinatie van het drama van Furtwängler en Klemperer met de klankschoonheid van Giulini en Haitink. Men voelt de gemeenschappelijke, Weense basis. Dit was de Mozart-standaard in de jaren vijftig! En luister naar het schaterlachende publiek tijdens de verkleedscène van Giovanni, Leporello en Elvira en in de finale II.

Pas op: Op de uitgave van Cantus zijn helaas veel begin- en slotmaten weggeknipt, wellicht om de registratie op twee CDs te krijgen.
Archipel 0234 / Cantus Classics 5.00864 (2CDs)