De Nederlandse sopraan Nel Duval werd als Pieternel Koeman op 21 maart 1924 in Zaandam geboren. Zij zong gedurende haar carrière in de jaren vijftig en zestig van de 20ste eeuw voornamelijk soubretterollen bij de Nederlandsche Opera. Gedurende haar verbintenis aan dit gezelschap trad Nel Duval op in ruim 40 rollen. Een overzicht van haar operacarrière.
Nel Koeman was de dochter van banketbakker Cornelis Koeman (Edam, 1879-1944) en Anna Visser (Beemster, 1886-1977) en de zuster van achttien jaar oudere sopraan Greet Koeman (1906- 1961). Nel Koeman had nog twee oudere broers Dirk (1919-?) en Simon (1920-?). Een oudere zus Pietertje (1911-?) was inmiddels overleden (Bevolkingsregister Zaandam, archief OA-0141, inventarisnummer 301, 1879).
1944
Vader Koeman overleed op 12 juni 1944 op 64-jarige leeftijd in Hilversum (De Gooi- en Eemlander; 14-6-1944).
Op 29 oktober 1944 verloofde Nel Koeman zich met Tonny van der Heide in Hilversum (De Gooi- en Eemlander; 28-10-1944).
Nel Koeman kreeg – net als haar zus – lessen van Aaltje Noordewier-Reddingius en Henk Angenent, maar tevens aan het Amsterdams Conservatorium van haar zus die daar toen tevens werkzaam was als lerares aan de Amsterdamse Operaklas van Lothar Wallerstein (Emmer Courant; 21-9-1959).
Nel Duvel trad vanaf begin 1946 op in de revue van Paul Ostra:
“Nel Koeman, bleek overeen mooie stem te beschikken. Wanneer haar stem meer geschoold zal zijn, zullen haar prestaties nog aanmerkelijk stijgen” (De Zaanlander; 8-10-1946)
Met het Hollandsche Primo Scala-orkest van De Ricardo’s onder leiding van Luuk Rijks deed zij gedurende een aantal jaren zangervaring met orkest op (De Volkskrant; 30-4-1947).
De eerste vermelding van Nel Koeman als sopraan was op 31 oktober 1948 tijdens een muziekavond in Tilburg:
“De Nederlandse concertzangeres Nel Koeman bracht de aanwezigen onder de betovering van haar prachtige stem, haar technische kwaliteiten en haar beschaafde muzikale voordracht” (Nieuwsblad van het Zuiden; 2-11-1948)
Nel Koeman maakte als Nel Duval op 10 december 1949 op haar 25ste haar debuut als Annina in ‘La Traviata’ van Verdi bij de Nederlandsche Opera (DNO) (Nieuw Utrechtsch Dagblad; 12-12-1949).
1950
Nel Duval zong op 16 februari 1950 bij DNO de rol Adèle in ‘Die Fledermaus’ van Johan Strauss jr. in de Amsterdamse Stadsschouwburg:
“…het welslagen van de voorstelling. In niet geringe mate heeft daartoe gisteravond ook bijgedragen de jonge sopraan Nel Duval, die als de „kamerkat” Adèle debuteerde. Zij beschikt over een uitgesproken komisch talent; het timbre van haar stem herinnert soms aan dat van haar oudere zuster, Greet Koeman; haar voordracht getuigt van muzikaliteit en intelligentie. Het middenregister is nog wat zwak, doch haar élan en de wijze waarop zij gisteravond haar coloraturen bracht, wekken goede verwachtingen. Een opgetogen volle zaal heeft haar hartelijk gehuldigd toen na afloop der voorstelling zeer vele bloemen voor haar werden aangedragen. Terecht” (Algemeen Handelsblad; 17-2-1950)
Op 16 juni 1950 was zij bij DNO de 1. Meermädchen in ‘Oberon’ van Von Weber in de Amsterdamse Stadsschouwburg in het kader van het Holland Festival.*
Zij vertolkte in september 1950 voorts bij DNO de rol van Frasquita in ‘Carmen’ van Bizet (Het Binnenhof; 25-9-1950).
Ook zong zij in het seizoen 1950/1951 bij DNO de rol van Lola in ‘Cavalleria Rusticana’ van Mascagni.*
1951
Nel Duval trad op 9 januari 1951 bij DNO op in de Amsterdamse Stadsschouwburg in de rol van Amore in ‘Orfeo ed Euridice’ van Gluck in het kader van het Holland Festival naast Kathleen Ferrier en Greet Koeman:
“Nel Duval, ritmisch soms wal aarzelend, en met een piano dat in deze ruimte nog te weinig draagt. Maar Nel Duvals stem is charmant, en omdat een als Amor vermomde bakvis beter is dan een als Amor vermomde manon, verkiezen we haar creatie boven die van Louise de Vries” (De Maasbode; 10-1-1951)
Tijdens de voorstelling op 11 januari in het Gebouw voor Kunsten en Wetenschappen in Den Haag stortte een grote roe van het decor op het toneel en werd Nel Duval aan haar achterhoofd en schouder getroffen. Na door dokters uit de zaal behandeld te zijn, werd zij per auto naar Amsterdam vervoerd (Het Parool; 12-1-1951).
Alweer op 22 januari 1951 zong zij in Utrecht bij DNO de rol van Un Paggio in ‘Rigoletto’ van Verdi (Nieuw Utrechtsch Dagblad; 20-1-1951).
Op 15 juni 1951 vertolkte zij bij DNO de rol van Jano in ‘Jenůfa’ van Leoš Janáček, tevens in het kader van het Holland Festival (Algemeen Handelsblad; 16-6-1951).
Zij trad op 1 juli 1951 bij DNO op als Marguerite in ‘L’Apostrophe’ van Jean Françaix in de Amsterdamse Stadsschouwburg opnieuw in het kader van het Holland Festival (Het Vaderland; 29-6-1951).
Op 21 september 1951 was zij bij DNO Valencienne in ‘Die lustige Witwe’ van Lehár:
“Dan zijn daar Nel Duval, zeer behoorlijk en helder van stem” (De Tijd; 22-9-1951).
“Nel Duval nu nog wat stijfjes en te weinig levendig, zal in de toekomst wel naar de juiste vorm toe groeien (Parool; 22-9-1951
Op 16 november 1951 werkte zij bij DNO mee als 2. Edelknabe in ‘Lohengrin’ van Wagner in het Gebouw voor Kunsten en Wetenschappen in Den Haag (Het Binnenhof; 20-11-1951).
1952
Nel Duval zong begin januari 1952 bij DNO Siebel in ‘Faust’ van Gounod in Den Haag:
“Nel Duval gaf een allerliefste Siebèl” (Het Vaderland; 4-1-1952).
Op 4 februari 1952 schitterende zij bij DNO als de priesteres Leïla in ‘Les Pêcheurs de Perles’ van Gounod in de Rotterdamse Schouwburg onder leiding van André Rieu en naast Chris Scheffer als Nadir:
“Nel Duval, die toonde over zeer mooie vocale middelen te beschikken en de kunst van het acteren zeer goed te verstaan. De vertolking van de rol van Leïla was dan ook in één woord uitstekend. In het laatste bedrijf kwam deze zelfs op zeer hoog niveau te staan. Een creatie, waarmede deze sopraan-zangeres sterk de aandacht op zich heeft gevestigd en die schone beloften inhoudt” (Het Rotterdamsch Parool; 5-2-1952).
Zij vertolkte op 2 mei 1952 bij DNO in de Philips Schouwburg te Eindhoven de rol van Oscar in ‘Un Ballo In Maschera’ van Verdi:
“Naast haar moeten onmiddellijk genoemd worden Nel Duval als page waarvan zij een ondeugende vertolking gaf met heldere stem” (Eindhovensch Dagblad; 3-5-1952)
Op 20 juni 1952 portretteerde zij bij DNO Zerlina in ‘Don Giovanni’ van Mozart onder leiding van Josef Krips in het kader van het Holland Festival in het Gebouw voor Kunsten en Wetenschappen:
“Nel Duval (Zerlina) was niet alleen zeer charmant, doch met haar heldere stem, die ondanks de kleine omvang veel draagkracht bezit, maakte zij haar partij zeer aantrekkelijk en levendig” (Algemeen Handelsblad; 21-6-1952)
Zij was op 21 oktober 1952 bij DNO in de Koninklijke Schouwburg van Den Haag een vocaal uitstekende Barbarina in ‘Le Nozze Di Figaro’ van Mozart opnieuw onder leiding van Josef Krips:
“Nel Duval’s Barbarina was bijvoorbeeld uitstekend gezongen, maar ongeloofwaardig als verschijning” (De Tijd; 22-10-1952)
Twee dagen later herhaalde zich het feest voor de Wagnervereeniging te Amsterdam (Algemeen Handelsblad; 24-10-1952).
Op 3 november 1952 zong zij bij DNO in de Utrechtse Stadsschouwburg de bijrol van Poussette in ‘Manon’ van Massenet (Nieuw Utrechtsch Dagblad; 4-11-1952).
1953
Nel Duval trouwde eind januari 1953 in Zaandam met G.P. de Groot. De tenor Jan van Mantgem was haar getuige (De Volkskrant; 30-1-1953). Dit huwelijk zou niet langer dan drie jaren stand houden.
Op 8 maart 1953 straalde zij bij DNO in Amsterdam als Ännchen in ‘Der Freischütz’ van Von Weber:
“Uiterst gelukkig was men met de Ännchen van Nel Duval, een vrolijk volks meisje, dat navenant zong, zonder enige moeite, ruim van klank, kortom: stralend” (De Tijd; 9-3-1953)
Zij oogstte op 15 juni 1953 bij DNO waardering in de rollen van El Trujamán in ‘El Retablo De Maese Pedro’ en het eerste verkoopstertje in ‘La Vida Breve’ beide van De Falla. Victoria de los Ángeles zong de rol van Salud. In het kader van het Holland Festival vond de productie plaats in het Gebouw voor Kunsten en Wetenschappen in Den Haag:
“De partij van de jonge trujaman is nauwelijks muzikaal te benaderen; temeer waardering dus voor Nel Duval, die alleszins tot het succes heeft bijgedragen” (Algemeen Handelsblad; 16-6-1953)
Op 30 oktober 1953 zong zij bij DNO als Esmeralda in ‘Die verkaufte Braut’ van Smetana in de Amsterdamse Stadsshouwburg (Algemeen Handelsblad; 31-10-1953).
Nel Duval had op 19 november 1953 bij DNO succes als Yniold in ‘Pelléas et Mélisande’ van Debussy in de Amsterdamse Stadsshouwburg:
“Met waardering mogen wij ook spreken van Anny Delorie als Géneviève, Nel Duval als Yniold en Gerard Groot als de dokter” (Algemeen Handelsblad; 20-11-1953).
Op 26 december 1953 zong zij de sopraanpartij van Marcellina in de alt-versie van in ‘Il Barbiere Di Siviglia’ van Rossini in de Amsterdamse Stadsschouwburg:
“Nel Duval was een aanstekelijke Marcellina” (Het Parool; 28-12-1953)
1954
Nel Duval amuseerde op 21 januari 1954 bij DNO met haar vertolking van Papagena in ‘Die Zauberflöte’ van Mozart in de Amsterdamse Stadsschouwburg onder leiding van Josef Krips:
“De Papagena van Nel Duval was even pittig als vermakelijk” (Algemeen Handelsblad; 22-1-1954)
Vanaf het seizoen 1954/1955 nam Nel Duval meer lyrische rollen op haar repertoire. Zo ruilde zij op 28 augustus 1954 de rol van Frasquita in ‘Carmen’ in voor die van Micaëla:
“Nel Duval had de rol van Zigeunerin (nu in handen van Nelly Burbach) verwisseld met die van Micaëla. Deze rol past haar uitstekend en kon in de uitvoering als winst geboekt worden” (De Tijd; 23-8-1954)
Zij zong op 31 augustus 1954 bij DNO het rolletje van Un Pastore in ‘Tosca’ van Puccini in de Nijmeegse Stadsschouwburg.*
Op 5 november 1954 was zij bij DNO een noemenswaardige Ein junger Hirt in ‘Tannhäuser’ van Wagner in de Amsterdamse Stadsschouwburg:
“Rest ons nog Nel Duval als de viriele herder te noemen” (Algemeen Handelsblad; 6-11-1954)
Bij DNO was zij op 30 december 1954 in De Rotterdamse Schouwburg een charmante Norina in ‘Don Pasquale’ van Donizetti:
“Nel Duvals sopraan bleek glansrijk opgewassen tegen de moeilijkheden dezer coloraturen en bovendien was haar acteren van een allercharmantste natuurlijkheid” (Het Parool; 31-12-1954)
“De Norina, die indertijd door Hedda Heusser met zoveel kittigheid gebracht werd, was nu van Nel Duval en het grootste compliment dat men haar kan geven is wel dat haar creatie in niets heeft ondergedaan voor die van haar voorgangster” (De Tijd; 31-12-1954)
1955
Nel Duval zong op 4 maart 1955 bij DNO de rol van Saffi in ‘Der Zigeunerbaron’ van Johann Strauss jr. in de Amsterdamse Stadsschouwburg:
“Nel Duvals vocale prestaties mochten over het algemeen zeer te appreciëren zijn (haar duet met Reumer in het begin van het tweede bedrijf bijvoorbeeld klonk zeer voortreffelijk), maar in haar actie was zij niet overtuigend genoeg. Zij miste spontaneïteit, bewoog zich niet vrij genoeg en het leek of zij zich niet voldoende kon geven. Ik geloof echter vast, dat zij na enige voorstellingen, meer in haar rol zal gegroeid zijn” (Het Parool; 5-3-1955)
“Een terugval was de bezetting van de rol van Saffi. Overtrof Gré Brouwenstijn een vorig maal allen die haar omringden, van Nel Duval kan dit moeilijk worden gezegd; haar schel en kelig geluid maakt haar minder geschikt voor een omvangrijke rol, daarenboven konden wij in haar moeilijk een zigeunerin zien” (Algemeen Handelsblad; 5-3-1955)
Op 6 september 1955 maakte Nel Duval bij DNO haar roldebuut als Mimì in ‘La Bohème’ van Puccini in de Amsterdamse Stadsschouwburg:
“Nel Duval heeft gisteravond met haar eerste optreden als „Mimi” in Puccini’s „La Bohème” de grote verwachtingen die men van haar talent heeft, allerminst beschaamd. Niet alleen voldeed zij gedurende de gehele opvoering aan de vele vocale eisen die in dit werk worden gesteld, maar ook dramatisch wist zij een bezieling aan haar spel te geven, die verraste en in stijgende mate ontroerde. De spanning van het eerste begin overwon zij reeds in het eerste bedrijf, om vervolgens meer en meer in haar rol op te gaan. De sterfscène, die zo spoedig onaanvaardbaar wordt, was bij haar het volkomen meeslepende hoogtepunt, in evenwicht gehouden door een bewonderenswaardig gevoel voor dosering. Het Amsterdamse publiek dat voor een goed gevulde Stadsschouwburg had gezorgd, was met alle reden geestdriftig. Aan het slot is Nel Duval ook nog danig in de bloemen gezet” (Het Parool; 7-9-1955)
Nel Duval gaf op 20 november 1955 een gastoptreden als Zerlina in ‘Don Giovanni’ in de Tunesische hoofdstad Tunis (Algemeen Handelsblad; 27-10-1955).
Op 2 december 1955 was zij alweer terug bij DNO in de rol van Gretel in ‘Hänsel und Gretel’ van Humperdinck in De Amsterdamse Stadsschouwburg:
“Hans en Grietje waren in de vertolking door Cora Canne Meyer en Nel Duval vocaal en dramatisch ideaal bezet op een niveau dat in Europa niet licht zijns gelijke zal vinden” (Algemeen Dagblad; 3-12-1955)
“De Hans van Cora Canne Meijer en het Grietje van Nel Duval waren zo goed als men maar denken kan; plastisch, maar ook vocaal” (Algemeen Handelsblad; 3-12-1955)
1956
Nel Duval was op 24 februari 1956 bij DNO in ‘Faust’ nu niet de rol van Siebel, maar Marguerite in het Gebouw voor Kunsten en Wetenschappen:
“De creatie van Nel Duval viel ons niet tegen; spelen kan zij, hoewel er in haar manier van doen heel wat zit dat Greet Koeman precies op dezelfde wijze pleegt te doen. Nel Duvals vocale mogelijkheden hebben krappere grenzen dan men ook voor de “Marguerite” zou wensen, doch de beschikbare mogelijkheden benut de jonge zangeres goed; haar juwelenaria bijvoorbeeld kwam zeer behoorlijk over het voetlicht. Men gunne Nel Duval in ieder geval de tijd om in deze rol te groeien; we geloven dat het dan wel en goede creatie worden kan” (Het Binnenhof; 25-2-1956)
Bij de Deventer Orkestvereniging zong zij op 21 maart 1956 de partij van de herderin Bastienne in ‘Bastien und Bastienne’ van Mozart (Deventer Dagblad; 22-3-1956).
Bij DNO viel zij op 29 maart 1956 op als de Foreign Woman in ‘The Consul’ van Menotti in de Amsterdamse Stadsschouwburg:
“Van de andere spelers willen wij Nel Duval en Chris Reumer nog noemen, de eerste zeer goed als Italiaanse” (De Waarheid; 30-3-1956)
“Nel Duval viel op door vocale schoonheid in haar schetsmatig gecomponeerde rol van Italiaanse vrouw in de rij der wachtenden” (Het Parool; 31-3-1956)
Op 22 mei 1956 zong zij in Eindhoven de sopraanpartij in de ballade ‘Don Ramiro’ van de Nederlandse componist Herman Strategier (1912-1988) ter gelegenheid van de uitreiking van de Provinciale Cultuurprijs aan dirigent Hein Jordans van het Brabants Orkest. De bariton Leo Ketelaars zong de titelpartij:
“Nel Duval heeft haar sopraanpartij uitstekend gezongen, Leo Ketelaars gaf de romantische partij van „Don Ramiro” veel reliëf” (Eindhovensch Dagblad; 23-5-1956)
Op 15 juni 1956 was zij bij DNO nog onwennig als Marzelline in ‘Fidelio’ van Ludwig van Beethoven. In het kader van het Holland Festival trad zij op naast Gré Brouwenstijn in de titelrol en Josef Metternich als Pizarro:
“Nel Duval daarentegen was een ietwat scherpe en nasale, lyrische Marzelline, minder de soubrette die voor deze rol wordt verlangd” (Algemeen Handelsblad; 16-6-1956)
“Nel Duval zingt pittig en charmant, maar heeft beslist geen Beethoven-stem” (De Maasbode; 16-6-1956)
“Nel Duval als Marzelline zette haar beste krachten in, zonder nochtans deze moeilijke partij geheel meester te worden” (De Waarheid; 16-6-1956)
“Nel Duval was Marzelline, doch had daar soms wel eens moeite mee” (De Tijd; 16-6-1956)
“Jammer was het dat Nel Duval geen goede Marzelline in deze stemmencombinatie bleek. Haar stem was scherp, haar intonaties waren onzeker en in de ensembles kon de eigenaardige kleur van haar zingen zich niet mengen met de zo schone vocale kleuren van de titelrolspeelster, van de tenor Walter Jenckel, die een Jacquino gaf, die wel boven de middenmaat uitkwam en van de bas Guus Hoekman” (Het Vaderland; 16-6-1956)
In het seizoen 1956/1957 voegde Nel Duval geen nieuwe rol meer aan haar repertoire toe, maar trad zij op in haar vaste rollen.
Ook trouwde zij in 1956 met Hendrik Johan (Henk) Repko. De scheiding van dit huwelijk werd 19 jaren later in 1975 uitgesproken.
1957
Nel Duval voegde in het seizoen 1957/1958 twee nieuwe rollen aan haar repertoire toe. Zo maakte zij op 15 oktober 1957 haar roldebuut als Nuri in ‘Tiefland’ van Eugen d’Albert in de Amsterdamse Stadsschouwburg:
“Nel Duval die goed voldeed als Nuri” (Het Parool; 16-10-1957)
“Nuri het jonge meisje, dat het meest de levenswaarheid benadert, werd heel treffend en gevoelig vertolkt door Nel Duval” (De Maasbode; 16-10-1957)
“Ten slotte apart genoemd: een Nuri van Nel Duval om te stelen! Vol onschuld, op de grens van het debiele af, kinderlijk en toch met een altijd uitstralende onschuldige goedheid heeft zij de heerlijke rol gespeeld” (Het Vaderland; 16-10-1957)
1958
Bij DNO zong zij op 21 maart 1958 voor het eerst Lucieta in ‘I Quattro Rusteghi’ van Wolf-Ferrari in de Amsterdamse Stadsschouwburg:
“Lucieta werd door Nel Duval met een geestige spontaniteit gezongen. Zij was beweeglijk en zuiver van stem” (De Maasbode; 22-3-1958).
“Nel Duval als Lucieta, het bruidje, dat de bruidegom vóór de bruiloft niet mocht zien, vergoedde door haar zang wat zij in haar spel soms tekortkwam. Zij was lief en naïef, op een bevallige manier pruilend, maar hier en daar nog wat stijf” (Algemeen Handelsblad; 22-3-1958)
Op 24 mei 1958 werkte zij in haar succesrol van Papagena mee aan een studio-uitvoering van ‘Die Zauberflöte’ voor de KRO-radio onder leiding van Bernard Haitink naast Jan Derksen als Papageno en Fritz Wunderlich als Tamino (Het Vrije Volk; 21-5-1958).
Op de opname (CD-label Myto) hoort men naast haar vocale prestaties tevens haar acteertalent en uitstekende uitspraak van het Duits.
1959
Nel Duval schonk op 25 januari 1959 het leven aan haar zoon Frederik-Johan (Winschoter Courant; 27-1-1959)
Op 16 juni 1959 werkte zij in het kader van het Holland Festival bij DNO mee aan een uitvoering van ‘Káťa Kabanová’ van Leoš Janáček (Het Vaderland; 12-6-1959).
1960
Nel Duval viel op 4 maart 1960 bij DNO op als Bronislawa in ‘Der Bettelstudent’ van Karl Millöcker in de Amsterdamse Stadsschouwburg:
“op de achtergrond, voldeden Nel Duval en Chris Taverne nog het best, als zangers wel te verstaan” (Algemeen Handelsblad; 5-3-1960)
“De beste krachten waren Erna Spoorenberg en Nel Duval. Zij kunnen tenminste mooi zingen, al moet het tijdens de duetten niet aantrekkelijk zijn geweest zo weinig weerwerk te vinden” (De Volkskrant; 5-3-1960)
De NCRV-radio zond op 22 april 1960 een uitvoering van ‘Friederike’ van Franz Lehár uit met naast Nel Duval als Salomea Brion haar zuster Greet Koeman en Justus Bonn als Goethe (Het Vaderland; 22-4-1960).
Op 30 juni 1960 zong zij bij DNO in het kader van het Holland Festival nu geen Jano, maar Karolka in ‘Jenůfa’ in het Gebouw voor Kunsten en Wetenschappen van Den Haag (Algemeen Dagblad; 29-6-1960)
1961
Nel Duval vertolkte op 2 juni 1961 zong zij bij DNO in de Amsterdamse Stadsschouwburg nu geen Mimì, maar Musetta in ‘La Bohème’ (Het Parool; 2-6-1961).
Haar zus Greet Koeman overleed op 2 september 1961 op 54-jarige leeftijd aan een nierziekte die haar al jarenlang had geplaagd (Het Parool; 2-9-1961).
Op 16 oktober 1961 zong Nel Duval bij DNO in de Rotterdamse Schouwburg de rol van Anna Reich in ‘Die lustigen Weiber von Windsor’ van Nicolai:
“Nel Duval deed het voortreffelijk als Anna Reich” (Algemeen Dagblad; 17-10-1961)
“Nel Duval maakte een charmante Anna, zij het, dat haar reproduktie op sommige momenten nog enigszins aan de trage kant was” (Het Vrije Volk; 17-10-1961)
1962
Nel Duval vertolkte op 13 februari 1962 bij DNO in de Amsterdamse Stadsschouwburg nu niet Anna Reich, maar haar moeder Frau Reich in ‘Die lustigen Weiber von Windsor’ (Het Parool; 6-2-1962).
De optredens van Nel Duval in opera werden rond deze tijd minder. Daar tegenover stond dat haar optredens voor radio en televisie en in concertzalen talrijker waren.
1965
Intendant Evert Cornelis leidde ondertussen in het eerste kwartaal van 1965 DNO naar de liquidatie. De medewerkers van DNO gingen echter nog door met hun werkzaamheden en Nel Duval gaf op 13 mei 1965 haar laatste DNO-optreden als Papagena in ‘Die Zauberflöte’ in de Amsterdamse Stadsschouwburg (Het Parool; 7-5-1965).
1966
Nel Duval vertolkte op 8 juni 1966 nog een vurige Veronica in ‘Le Docteur Miracle’ van Bizet in de Kleine Komedie te Amsterdam in het kader van de Kunstmaand Amsterdam:
“Nel Duval (een pittige activiteit, ook vocaal)” (Het Parool; 9-6-1966)
Deze productie werd op 2 oktober 1966 voor de KRO-televisie uitgezonden (Limburgsch Dagblad; 1-10-1966).
1967
In Nederland werden in 1967 de regieafdeling, het koor en de technische afdelingen van DNO opgenomen in een nieuw operagezelschap, De Nederlandse Operastichting. Het gezelschap werd geleid door Maurice Huisman uit Brussel (artistiek directeur) en Jaap den Daas (administratief directeur), die de solisten verder per productie aantrokken. Huisman bracht buitenlandse – vooral Italiaanse – zangers mee uit Brussel.
In dat jaar vond ook het laatste operaoptreden van Nel Duval plaats op 10 juni 1967 in het kader van de Kunstmaand Amsterdam. In de Amsterdamse Stadsschouwburg zong zij haar glansrol van Marcellina in ‘Il Barbiere Di Siviglia’:
“terwijl Gé Genemans en vooral Nel Duval een passende, humoristische typering aanbrachten in de kleine partijen” (De Waarheid; 12-6-1967)
Toen de Nederlandse Opera ophield te bestaan als ensemble-opera verliet Nel Duval het operatoneel.
1968
Nel Duval was in februari en december 1968 nog wel medeondertekenaar van een open brief die tientallen Nederlandse zangers richtten aan respectievelijk Huisman en de minister van cultuur, recreatie en maatschappelijk werk. Hierin werd een pleidooi gehouden voor een ensemble-opera met een maximaal aantal krachten van eigen bodem (Het Parool; 18-12-1968).
1982
Nel Duval overleed op 24 september 1982 op 58-jarige leeftijd in Baarn en werd naast haar zus Greet Koeman begraven op begraafplaats Zorgvlied te Amsterdam (Graf 18-I-192).
Repertoire:
Nuri in ‘Tiefland’ van Eugen d’Albert
Marzelline in ‘Fidelio’ van Ludwig van Beethoven
Frasquita/Micaëla in ‘Carmen’ van Bizet
Veronica in ‘Le Docteur Miracle’ Bizet
Yniold in ‘Pelléas et Mélisande’ van Debussy
Norina in ‘Don Pasquale’ van Donizetti
El Trujamán in ‘El Retablo De Maese Pedro’ van De Falla
1a Vendedora in ‘La Vida Breve’ van De Falla
Marguerite in ‘L’Apostrophe’ van Jean Françaix
Amore in ‘Orfeo ed Euridice’ van Gluck
Siebel/Marguerite ‘Faust’ van Gounod
Leïla in ‘Les Pêcheurs de Perles’ van Gounod
Gretel in ‘Hänsel und Gretel’ van Humperdinck
Karolka/Jano in ‘Jenůfa’ van Leoš Janáček
‘Káťa Kabanová’ van Leoš Janáček
Salomea Brion in ‘Friederike’ van Franz Lehár
Valencienne in ‘Die lustige Witwe’ van Lehár
Lola in ‘Cavalleria Rusticana’ van Mascagni
Poussette in ‘Manon’ van Massenet
Foreign Woman in ‘The Consul’ van Menotti
Bronislawa in ‘Der Bettelstudent’ van Karl Millöcker
Bastienne in ‘Bastien und Bastienne’ van Mozart
Zerlina in ‘Don Giovanni’ van Mozart
Barbarina in ‘Le Nozze Di Figaro’ van Mozart
Papagena in ‘Die Zauberflöte’ van Mozart
Frau Reich/Anna Reich in ‘Die lustigen Weiber von Windsor’ Nicolai
Musetta/ Mimì in ‘La Bohème’ Puccini
Un Pastore in ‘Tosca’ van Puccini
Marcellina in ‘Il Barbiere Di Siviglia’ Rossini
Esmeralda in ‘Die verkaufte Braut’ van Smetana
Adèle in ‘Die Fledermaus’ van Johan Strauss jr.
Saffi in ‘Der Zigeunerbaron’ van Johann Strauss jr.
Oscar in ‘Un Ballo In Maschera’ van Verdi
Un Paggio in ‘Rigoletto’ van Verdi
Annina in ‘La Traviata’ van Verdi
2. Edelknabe in ‘Lohengrin’ van Wagner
Ein junger Hirt in ‘Tannhäuser’ van Wagner
Ännchen in ‘Der Freischütz’ van Von Weber
1. Meermädchen in ‘Oberon’ van Von Weber
Lucieta in ‘I Quattro Rusteghi’ van Wolf-Ferrari
Plaatopnamen:
1951 Gluck – ‘Orfeo ed Euridice’ (Amore) – label HMV
1955 Rossini – ‘Il Barbiere Di Siviglia’ (Marcellina) – label MMS
1958 Mozart – ‘Die Zauberflöte’ (Papagena) – label MMS
Uit Johan Strauss jr. – ‘Casanova’ – Het Nonnenkoor – label CNR
* Annalen van de Operagezelschappen in Nederland [eindred. Piet Hein Honig] (Amsterdam: Theater Instituut Nederland, 1996)