Op 10 maart 2024 is het twintig jaar geleden dat de Nederlandse bariton Jan Derksen is overleden.

Jan Derksen werd als Johannes Cornelis Derksen op 14 juli 1931 in Alkmaar geboren als zoon van Johan Derksen en Maria Geelen (Noord-Hollandsch Dagblad; 15-7-1931).

Derksen had in Nijmegen vanaf 1950 zangles van Arthur Hirschberg tot diens overlijden op 11 februari 1953 (Nijmeegsch Dagblad; 1-8-1953).

Daarna studeerde Jan Derksen zang aan het Conservatorium van Amsterdam bij Herman Scheij. Door het Conservatorium werd Derksen tweemaal uitgezonden naar Venetië om deel te nemen aan een zomercursus. Als beste vocale leerling nam hij tevens deel aan uitwisselingsconcerten, onder meer in Antwerpen en Parijs. Daarna werd Coby Riemersma zijn lerares aan het Conservatorium van Amsterdam. De opera-opleiding kreeg hij van Felix Hupka en Heinrich Altmann, taallessen, theorie en solfège van de andere docenten aan het Conservatorium.

Tijdens zijn opleiding was Derksen reeds diverse malen voor de radio te horen. Zo zong hij op 18 december 1957 voor de VARA-radio de partij van Thibaut in ‘Les Dragons de Villars’ van Aimé Maillart onder leiding van Albert Wolff naast Elly Ameling (Het Vrije Volk; 19-12-1957).

In de KRO-studio werkte hij op 1 februari 1958 in de kleine partij van Marchese d’Obigny mee aan een opname van ‘La Traviata’ van Verdi onder leiding van Bernard Haitink (Het Vrije Volk; 25-4-1958).

Op 26 april 1958 vertolkte hij de partijen van Guglielmo en Alfonso voor de VARA-radio in hoogtepunten uit ‘Così Fan Tutte’ van Mozart opnieuw naast Elly Ameling (Het Vrije Volk; 25-4-1958).

Op 24 mei 1958 werkte hij als Papageno mee aan een studio-uitvoering van ‘Die Zauberflöte’ van Mozart voor de KRO-radio opnieuw onder leiding van Bernard Haitink naast Fritz Wunderlich als Tamino (Het Vrije Volk; 21-5-1958).

In 1958 deed Derksen eindexamen in de titelrol van de opera ‘Giulio Caesare’ van Händel, waarbij Antoinette Tiemessen Cleopatra was (Nijmeegsch Dagblad; 8-4-1959).

Duitsland

Jan Derksen kreeg vanaf het seizoen 1959/1960 een opera-engagement in de Duitse stad Trier en debuteerde daar in oktober 1959 op 28-jarige leeftijd als Posa in ‘Don Carlo’ van Verdi (Het Parool; 12-10-1959).

Op 28 november 1963 werkte hij voor de AVRO mee aan de wereldradiopremière van de eenakter ‘Zingari’ van Leoncavallo (Het Vrije Volk; 28-11-1963).

Voor de VARA-matinee zong hij op 26 maart 1966 in het Amsterdamse Concertgebouw de partij van Paolo Albiani in ‘Simon Boccanegra’ van Verdi naast Peter Glossop in de titelrol (Algemeen Handelsblad; 28-3-1966).

Midden jaren zestig werd Derksen als eerste bariton geëngageerd door de Opera van Hannover (Algemeen Handelsblad; 28-3-1966).

Op 7 december 1968 vertolkte hij voor de VARA-matinee de partij van Francesco Foscari in ‘I Due Foscari’ van Verdi in het Concertgebouw van Amsterdam naast de Spaanse sopraan Ángeles Gulín (De Volkskrant; 9-12-1968).

De Nederlandse Operastichting

Jan Derksen was vervolgens gedurende bijna twintig jaar verbonden aan De Nederlandse Operastichting. Daar was hij voor het eerst te horen op 13 januari 1969 als Renato in ‘Un Ballo in Maschera’ van Verdi naast Gré Brouwenstijn, Jean Bonhomme, Oralia Dominguez, Jeanette Scovotti, Marco Bakker en Hubert Waber (Het Parool; 14-1-1969).

Internationale carrière

Als Renato in ‘Un Ballo in Maschera’ maakte hij tevens in januari 1972 zijn debuut in Italië in Florence onder leiding van Riccardo Muti naast Cristina Deutekom en Richard Tucker. (Het Parool; 4-2-1972).

In maart 1973 maakte Derksen zijn debuut in de Sovjet-Unie, waar hij in drie steden vijfmaal in operavoorstellingen te bewonderen was. In Tiflis zong hij drie keer de rol van Scarpia in ‘Tosca’ en in Odessa en Wilna vertolkte hij de titelrol in ‘Rigoletto’ (Het Parool; 21-2-1973).

Op 6 april 1974 maakte hij zijn debuut in de Wiener Staatsoper als Posa in ‘Don Carlos’ van Verdi onder leiding van dirigent Leopold Hager naast Cesare Siepi als Filippo (https://db-staatsoper.die-antwort.eu).

Op 19 februari 1977 maakte Derksen zijn debuut in Amerika in de titelrol van ‘Rigoletto’ in Hartford. Op 29 mei 1980 zong hij in San Diego Marcello in ‘La Bohème’ van Puccini naast Luciano Pavarotti.

Modern repertoire

Jan Derksen werkte mee aan een aantal premières van Nederlandse opera’s. Zo zong hij de titelrol in de eerste opvoering van ‘Houdini’ van Peter Schat in 1977 en de Hunchback in ‘Naima’ van Theo Loevendie in 1985.

Tenor

Derksen schakelde in het najaar van 1982 over naar tenorrollen als Canio in ‘Pagliacci’  van Leoncavallo, de titelrol in ‘Parsifal’ van Wagner en Cavaradossi in ‘Tosca’ van Puccini. In Dresden debuteerde hij in mei 1986 in de titelrol van ‘Otello’ van Verdi onder leiding van Hans Vonk.

Afscheid

Het laatste optreden van Jan Derksen was op zijn 70ste als Francesco Foscari in ‘I Due Foscari’ in Veere te Zeeland in de herfst van 2001.

Jan Derksen wordt geëerd in de Stadsschouwburg van Amsterdam met een büste, die vier jaar na zijn dood op 10 oktober 2008 werd onthuld. De gelegenheid vond plaats op initiatief van enkele vrienden van Derksen, waaronder ontwerper Floris Guntenaar. Bij de bijeenkomst in de Amsterdamse Stadsschouwburg werden tevens vier boxen met in totaal 16 CD’s uitgebracht, waarop Derksen te horen is in 13 opera’s van Verdi.

Op 26 maart 2011 werd de CD-box  ‘Un Giubileo Immaginario’ uitgebracht ter gelegenheid van Derksens 80ste geboortedag. De box met zes CDs werd aangeboden aan de sopraan Jennie Veeninga en bevat bijzondere opnamen van Derksen in zijn overige glansrollen en repertoire.