De Nederlandse sopraan Cristina Deutekom noemde in haar autobiografie de opera ‘I Lombardi Alla Prima Crociata’ van Giuseppe Verdi (1813-1901) een echte zangersopera. Het was de reden waarom zij het werk – en vooral de grote ensembles – altijd graag zong. Deutekom nam de partij van Griselda in ‘I Lombardi’ in de studio op (1971) en zong de rol live in Bilbao (1976), San Diego (1979) en New Orleans (1982) naast tenoren als Carlo Bergonzi, José Carreras, Plácido Domingo en Vasile Moldoveanu.

1.

Cristina Deutekom nam de partij van Giselda in ‘I Lombardi Alla Prima Crociata’ in juli 1971 in de Wembley Town Hall van Londen op voor de grammofoonplaat. Philips legde daarmee de eerste stereo-opname van het werk vast. In Londen had Deutekom op 21 oktober haar debuut in de Royal Opera House Covent Garden gemaakt als de Koningin van de Nacht in ‘Die Zauberflöte’ van Mozart en het Engelse “Opera”-magazine schreef over dit debuut: “Except for Maria Callas in her prime, we have hardly heard anything of equal quality here before”.

De stem van Deutekom is hier als Giselda heerlijk fris en helder. In de eerste akte zweeft zij in het kwintet prachtig legato over het ensemble tijdens “Un ora di pace”. In het slot van de scène na dit kwintet voegt zij geen hoge D toe – waartoe het uitnodigt – en ook later live zou zij dat niet doen. Het gebed “Salve Maria” zingt zij daarna met prachtige lijnen. De finale I bekroont zij hier niet met een hoge C, zoals zij later in Bilbao en San Diego wel zou doen.

De arioso “Se vano è il pregare” van de tweede akte had Deutekom in maart 1969 al opgenomen voor haar LP met aria’s van Verdi, Bellini en Donizetti met het Orchestra Sinfonica di Roma della RAI-Radiotelevisione Italiana onder leiding van Carlo Franci. De cadens van deze arioso bevat een fraaie hoge Des. De cabaletta van de finale II “No! No! giusta causa” besluit Deutekom met een hoge C, waar zij in Bilbao en San Diego een hoge D zou zingen.

In de derde akte is Deutekom vol temperament in het duet “Oh belle, a questa misera” met de Spaanse tenor Plácido Domingo als Oronte. In het trio in de grot met een aangrijpende Domingo als de stervende Oronte en de Italiaanse bas Ruggero Raimondi als de dopende Eremita annex Pagano is zij ontroerend met stralende sopraan.

In de aria “Qual prodigio!” van de vierde akte is Deutekom op haar best. Haar “fearless vocalism”, de spectaculaire coloraturen en de stralende hoogte vol hoge Cs zijn adembenemend. En gelukkig is er het da capo. Het trio van de finale IV besluit zij met een volle hoge C.

De Amerikaanse tenor Jerome Lo Monaco is een schitterende Arvino, de Britse bas Stafford Dean een prima Pirro en de Australische bas Clifford Grant zingt Acciano. Deutekom was niet weg van de Italiaanse dirigent Lamberto Gardelli, maar zijn vroege Verdi door het Royal Philharmonic Orchestra met de Ambrosian Singers staat als een huis. Gardelli zou ‘I Lombardi’ in 1976 nog in Covent Garden dirigeren en nam het werk in 1983 opnieuw op voor Hungaroton.
Philips 475 8700 (2CDs)

2.

Cristina Deutekom zong de rol van Giselda eind juni 1979 – de uitvoeringen waren op 22, 24 en 30 juni – in het kader van het San Diego Verdi Festival. In San Diego was zij later nog te bewonderen in ‘Nabucco’ (1981), als Turandot (1982), in ‘Henry VIII’ van Saint-Saëns (1983) en als Norma (1986). De ‘I Lombardi’ in San Diego noemde Deutekom in haar autobiografie “een feest”. De opname is gemaakt in de zaal en geeft een goede indruk van de impact van haar stem in de zaal.

In de eerste akte zingt Deutekom het Preghiera “Salve Maria” schitterend vloeiend. De finale I bekroont zij hier nu wel met een hoge C. In de tweede akte vertolkt de Arioso “Se vano è il pregare” opnieuw als een pakkend gebed. De cabaletta van de finale II “No! No! giusta causa” besluit zij met een hoge D, waar zij in de studio nog een hoge C zong.

In de derde akte is Deutekom gepassioneerd in het duet “Oh belle, a questa misera” met de Italiaanse tenor Carlo Bergonzi. In het trio van de finale III in de grot met Bergonzi als de stervende Oronte en de Amerikaanse bas Paul Plishka als een zalvende Eremita annex Pagano is zij aangrijpend. De aria “Qual prodigio!” in de vierde akte laat horen hoe de stem van Deutekom in de zaal straalde. De coloraturen zijn strak, maar er is geen da capo. Deutekom was nooit erg enthousiast over da capo’s.

De hier 26-jarige, Spaanse bas Carlos Chausson zong de rol van Pirro, de Amerikaanse tenor J Patrick Raftery is een geknepen Acciano en de Italiaanse dirigent Maurizio Arena is attent voor zijn zangers.

3.

Cristina Deutekom vertolkte Giselda op 31 maart 1976 in de Spaanse stad Bilbao. In Bilbao zou zij daarna nog in ‘I Masnadieri’ (1976), ‘Rigoletto’ (1977) en ‘Amaya’ (1986) van Jesús Guridi zingen. De opname van ‘I Lombardi’ is dichtbij de zangers gemaakt, mogelijk op of direct naast de bühne of in het souffleurshokje.

In die tijd – 1975/1976 – zong Deutekom de coloraturen dikwijls legato in plaats van haar “signature” staccato, wellicht onder druk van critici in die tijd. In de eerste akte is de Preghiera “Salve Maria” mooi introvert. De finale I “Parricida” bekroont zij ook hier net als in San Diego met een hoge C. In de tweede akte is de Arioso “Se vano è il pregare” fraai verstild en de versieringen zingt zij goed strak. De indrukwekkende cabaletta van de finale II “No! No! giusta causa” besluit zij ook hier – net als in San Diego – met een hoge D.

In de derde akte is Deutekom opnieuw vurig in het duet “Oh belle, a questa misera” met de Spaanse tenor José Carreras en ook in het trio van de finale III in de grot met Carreras als de stervende Oronte en de Tunesisch-Franse bariton Matteo Manuguerra als de bekerende Eremita/Pagano is zij indringend. In de vierde akte neemt zij voor haar aria “Qual prodigio!” alle tijd en dat is treffend, ook al is er ook hier geen da capo en zijn de coloraturen zoals gezegd niet steeds staccato.

José Carreras was hier pas 29 jaar. Zijn stem klinkt jong en fris, maar de te brede hoogte is ook hier in het forte al schel. Manuguerra is een schitterende Pagano. In de finale I “Parricida” zet hij met “Che?” te vroeg – vóór Deutekom – in. De hier pas 25-jarige, Argentijnse tenor Luis Lima laat zijn talent horen als Arvino – inclusief hoge C in de finale IV – en de 27-jarige, Spaanse bariton Juan Pons is Pirro. De Spaanse mezzo Rosa Maria Ysas als Viclinda is onzuiver vooral in het kwintet van de eerste akte in het unisono met Deutekom. Dirigent is de Argentijn Michelangelo Veltri met wie Deutekom later dat jaar in augustus 1976 in Bilbao ook nog Amalia in ‘I Masnadieri’ zou vertolken.