04-04-2022

De Nederlandse alt Pauline de Haan-Manifarges werd op 4 april 1872 als Anna Paulina Manifarges in Rotterdam geboren. Zij werkte als concert- en oratoriumzangeres met componisten als Johannes Brahms, Gustav Mahler en Alphons Diepenbrock.

Pauline Manifarges werd geboren als oudste van drie kinderen – ze had twee broers – binnen het gezin van koopman Johannes Manifarges (1848) en Catharina Maria Kraak (1853) (Bevolkingsregister Rotterdam, archief 494-03, inventarisnummer 304, 1860, Bevolkingsregister, Wijk 15, Kortenaerstr., Van Brakelstr., Eendragtsweg, Westersingel, 1860-1880, aktenummer 72).

Haar muzikale opleiding kreeg Pauline aan het Rotterdamse Toonkunst-muziekschool van Ludwig Felix Brandts Buys.

Later kreeg ze bij dat instituut tevens lessen van Paul Haase. Deze Duitse bariton maakte deel uit van de Duitse Opera te Rotterdam en gaf les aan de Rotterdamse Toonkunst-muziekschool voordat hij een eigen zanginstituut begon (Het Vaderland; 15-3-1952).

1890

Paul Haase kreeg een telegram uit Osnabrück of hij een alt had voor een uitvoering van de ‘Messiah’ van Georg Friedrich Händel. Dat werd het eerste concert van de 17-jarige zangeres (Leeuwarder Courant; 14-1-1910)

Pianoles kreeg Pauline van Max van de Sandt (De Telegraaf; 3-4-1937).

Daarna volgden opleidingen bij Julius Stockhausen in Frankfurt am Main, waar zij tot 1897 zou blijven (Het Vaderland; 15-3-1952).

1892

Haar debuut in Frankfurt maakte de 20-jarige Pauline Manifarges tijdens een uitvoering van ‘Das Paradies und die Peri’ van Schumann (De Telegraaf; 9-3-1917).

1894

Pauline Manifarges maakte op 27 november 1894 haar debuut in de Grote Zaal van het Amsterdamse Concertgebouw in het oratorium ‘Paulus’ van Felix Mendelssohn onder leiding van dirigent Julius Röntgen naast Aaltje Noordewier-Reddingius en Anton Sistermans:

“Door de algemeene koelheid werd noch het zeer sympathieke, zuivere, mooie altgeluid van mej. Manifarges, noch de tenor van den heer Littsinger, zoo gewaardeerd als wel had mogen zijn. Hun allen beiden vielen slechts zwakke applauses ten deel, evenals aan den heer Sistermans uit Frankfort, die de „Paulus”-partij zong” (Opregte Haarlemsche Courant; 29-11-1894)

“De kleine altpartij was in goede handen bij mej. P. Manifarges uit Frankfort” (Algemeen Handelsblad; 29-11-1894)

“Naast Mevr. Noordewier-Reddingius trad Mej. Manifarges in de meer bescheiden altpartij in een schoon licht. Deze jonge dame maakte in haar recitatieven en in de kleine aria een bijzonder aangenamen indruk. De stemvorming is goed en de voordracht verstandig en warm. Ofschoon dus deze partij geen gelegenheid geeft om alle zijden van het talent van Mej. Manifarges te beoordeelen, heeft toch haar zang een zeer aangename en degelijke herinnering achtergelaten” (Het Nieuws van den Dag; 30-11-1894)

1895

Pauline Manifarges zong op 21 maart 1895 de altpartij in het ‘Matthäus-Passion’ van Bach in Middelburg naast onder anderen Johannes Messchaert (Algemeen Handelsblad; 22-3-1895)

Zij was op 20 en 21 oktober 1895 te horen ter gelegenheid van de opening van de Neue Tonhalle van Zürich met Johannes Brahms als Gastdirigent in zijn ‘Triumphlied’ (Stadtarchiv Zürich VII. 151; Archiv der Tonhalle-Gesellschaft Zürich 1868–2005).

Op 20 december 1895 zong zij de altpartij in het ‘Messa da Requiem’ van Verdi in Tivoli te Utrecht onder muzikale leiding van Richard Hol en naast onder anderen Aaltje Noordewier-Reddingius en Gerard Zalsman (Het Nieuws van den Dag; 23-12-1895).

1897

Willem Mengelberg werd in 1895 tot opvolger van Willem Kes benoemd als dirigent van het Concertgebouworkest en als directeur van Toonkunst (Het Vaderland; 27-6-1895).

Pauline Manifarges zong op 18 februari 1897 voor het eerst met dirigent Willem Mengelberg en het Concertgebouworkest tijdens een concert in het Amsterdamse Concertgebouw. Daar was zij te horen in de aria “Che faro senza Euridice” uit ‘Orfeo ed Euridice’ van Christoph Willibald von Gluck:

“Toch kwam het mij voor, dat de zangeres in Gluck’s werk, dat zij in het ltaliaansch zong, niet zoo gelukkig was als later in ‘Non Credo’, ‘Der Tod und das Mäschen’, F. Schubert en het lied van Brahms. In den aanvang van het eerste scheen zij wat zenuwachtig, en daar was ook een goede reden voor: door welk incident ben ik niet te weten gekomen, daar ik er niet naar informeerde, maar de muziek was er niet toen de zangeres op het podium verscheen; zij moest dus wachten tot de heer Hutschenruyter. die de welwillendheid bad ze te gaan halen, terug kwam” (De Telegraaf; 19-2-1897)

Zij trouwde op 18 maart 1897 in Rotterdam met Jacques de Haan, broer van componist/dirigent Willem de Haan (De Maasbode; 19-3-1897).

Op 9 mei 1897 zong zij in het Amsterdamse Concertgebouw naast Aaltje Noordewier, de tenor Johan Rogmans en de bariton Jos Orelio in het solistenkwartet van de ‘Negende Symfonie’ van Beethoven onder leiding van Willem Mengelberg (Algemeen Handelsblad; 10-5-1897).

1900

Pauline de Haan-Manifarges zou op 27 juni 1900 de altsolo – naast Aaltje Noordewier – in de wereldpremière van ‘Hymnen van den Nacht’ van Alphons Diepenbrock onder leiding van de componist in het Gebouw voor Kunsten en Wetenschappen te Den Haag. Het was een concert in het kader van het 25-jarig herdenkingsfeest van de Nederlandse Toonkunstenvereniging. Echter, vanwege het late uur kon het werk niet meer kon worden uitgevoerd (Het Nieuws van den Dag; 30-6-1900).

Uiteindelijk vond de wereldpremière van ‘Hymnen van den Nacht’ plaats op 7 december 1900 in het Concertgebouw van Amsterdam:

“Een woord van oprechte bewondering aan de dames De Haan-Manifarges en Noordewier-Reddingius, die met blijkbare voorliefde haar uiterst moeilijke soli in de hymnen zongen. Ze stonden geheel boven de moeilijkheden, konden daardoor al datgene geven, waarover zij beschikken en waardoor zij bevoorrecht zijn boven zoovelen. Bij het stemmingsvolle sombere klagen van de alt (mevrouw De Haan)” (Algemeen Handelsblad; 8-12-1900)

1902

Pauline de Haan-Manifarges zong op 10 januari 1902 de altpartij in de wereldpremière van het ‘Te Deum’ van Diepenbrock in het Concertgebouw van Amsterdam. Willem Mengelberg dirigeerde het Concertgebouworkest en de overige solisten waren Aaltje Noordewier-Reddingius, Johan J. Rogmans en de bariton Thomas Denijs (Algemeen Handelsblad; 11-1-1902).

1903

Pauline de Haan-Manifarges vertolkte op 17 en 18 oktober 1903 in Musis Sacrum te Arnhem de altpartij in de Nederlandse première van de ‘Derde Symfonie’ van Gustav Mahler. Het gecombineerde orkest van de Arnhemsche Orkestvereeniging en het Stedelijk Orkest uit Utrecht stond onder leiding van Martin Heuckeroth:

“Mevrouw De Haan-Manifarges zong de alt-solo met prachtige stem en veel gevoel. Wat was het een heerlijkheid te midden van het instrumentaal gewriemel de menschelijke stem te hooren! Wat werkte dat kalmeerend!” (De Nieuwe Courant; 19-10-1903)

1904

Pauline de Haan-Manifarges beviel op 17 mei 1904 in Rotterdam van haar dochter Anthonia Catharina de Haan (De Nieuwe Courant; 18-5-1904).

1906

Bij een uitvoering van de ‘Matthäus-Passion’ op Goeden Vrijdag 1906 te Leipzig zong Pauline de Haan-Manifarges onder leiding van dirigent Arthur Nikisch de altpartij. Ook was zij in dat jaar op de Händel-feesten in Mainz te horen in de altpartij van ‘Judas Maccabäus’ (De Nieuwe Courant; 7-4-1906).

1907

Pauline de Haan-Manifarges maakte in 1907 in Amsterdam vijf plaatopnamen voor het label Odeon:

  1. Händel – Serse – Ombra mai fu – Carl Flesch (vn), Martin Wolters (harm).

Odeon BN (Belgium) X 30611

  1. Mozart – Ave verum – Martin Wolters (harm).

Odeon BN (Belgium) X 30613

  1. Mendelssohn – Paulus – Doch der Herr vergißt der Seinen nicht – Martin Wolters (harm).

Odeon BN (Belgium) X 30627

  1. Tommaso Giordani – Caro mio ben – Martin Wolters (harm).

Odeon BL (Germany) X 25506 / Odeon BN (Belgium) X 30610

  1. Schubert – An die Musik – …?… (p).

Odeon BN (Belgium) X 30628

1912

Pauline de Haan-Manifarges kreeg in juni 1912 van Koningin Wilhelmina de zilveren medaille voor Kunsten en Wetenschappen:

“H. M. heeft de zilveren medaille van Kunsten en Wetenschappen, verbonden aan de Huisorde van de Oranje Nassau-orde, verleend aan de dames Catharina van Rennes, mevr. de Haan-Manifarges, de heeren Royaards, Jacques Urlus, B. Zweers, G. Zalsman en dr. Diepenbrock” (Arnhemsche Courant; 28-6-1912)

1913

Ter gelegenheid van het 12,5-jarig huwelijksfeest van Willem Mengelberg zong Pauline de Haan-Manifarges op 5 januari 1913 met Aaltje Noordewier-Reddingius in een sextet dat Alphons Diepenbrock speciaal voor deze gelegenheid had gecomponeerd (Het Vaderland; 7-1-1913).

1914

Pauline de Haan-Manifarges was voor november 1914 met Aaltje Noordewier-Reddingius geëngageerd om een tournee door Engeland te geven. Dit tournee is waarschijnlijk niet doorgegaan vanwege de Eerste Wereldoorlog (Rotterdamsch Nieuwsblad; 11-6-1914).

1918

Pauline de Haan-Manifarges nam op 11 en 12 mei 1918 in het Concertgebouw van Amsterdam de eerste altpartij in de ‘Achtste Symfonie’ van Mahler over van de alt Ilona Durigo, die niet op tijd in Nederland had kunnen arriveren (De Maasbode; 11-5-1918).

1920

Pauline de Haan-Manifarges werkte op 24 april 1920 in de Grote Zaal van het Concertgebouw te Amsterdam mee aan een huldigingsconcert voor de 25 jaar aan het Concertgebouworkest verbonden Willem Mengelberg. Voor die gelegenheid voerde Cornelis Dopper de door hem gecomponeerde ‘Mengelberg-Hymne Zegepraal’ uit, waarbij Pauline de Haan-Manifarges, Aaltje Noordewier-Reddingius, Jacques Urlus en Thom Denijs als solisten medewerkten (Het Nieuws van den Dag; 25-4-1920).

Op 11 en 12 december 1920 zong Pauline de Haan-Manifarges voor het laatst met het Concertgebouworkest in het Amsterdamse Concertgebouw in de altpartij van ‘Missa Solemnis’ van Beethoven onder leiding van Willem Mengelberg met Aaltje Noorderwier-Reddingius, Jacques Urlus en Thomas Denijs (Archief Concertgebouworkest).

1926

Haar dochter Anthonia Catharina (Tia) de Haan overleed op 7 februari 1926 op 21-jarige leeftijd (Nieuwe Rotterdamsche Courant; 8-2-1926).

1927

Pauline de Haan-Manifarges naar een portret door Jos Croin

Na het overlijden van haar dochter trok Pauline de Haan-Manifarges zich in 1927 op 55-jarige leeftijd terug uit het concertleven (Algemeen Handelsblad; 3-5-1954).

Aan de Toonkunst-Muziekscholen te Rotterdam werd zij met ingang van 1 september 1927 benoemd tot hoofdlerares solozang (De Maasbode; 8-7-1927).

De mezzosopraan Maartje Offers was één van haar leerlingen. Ook gaf Pauline de Haan-Manifarges les aan amateurkoorzangers, zoals aan leden van het Rotterdams Toonkunstkoor en het Kralingse Vrouwenkoor onder leiding van dirigent Evert Cornelis sr. (Algemeen Handelsblad; 3-4-1952).

1938

Haar echtgenoot Jacques de Haan overleed op 24 april 1938 op 69-jarige leeftijd (Algemeen Handelsblad; 25-4-1938).

1940

Pauline de Haan-Manifarges werd op 30 maart 1940 gehuldigd in de Doelen te Rotterdam. Daar werd een werd een borstbeeld onthuld dat door Gerrit Bolhuis van haar was vervaardigd (De Maasbode; 31-3-1940).

Anderhalve maand later zou door het Duitse bombardement de zaal en het borstbeeld geheel worden verwoest.

1950

Pauline de Haan-Manifarges heeft in 1950 een portret, dat Hans Günter van haar in 1901 had geschilderd, geschonken aan het historisch museum van Rotterdam. Zij verbond daaraan evenwel de voorwaarde dat het tijdens haar leven niet zou worden tentoongesteld (Het Vaderland; 5-5-1954).

1954

Pauline de Haan-Manifarges overleed op 2 mei 1954 op 82-jarige leeftijd in Hilversum. Ze werd twee dagen later gecremeerd op Westerveld te Hilversum (Algemeen Handelsblad; 3-5-1954).