****
© Jonathan Berger
Luik, 1 april 2022

‘Mignon’: En gelukkig was daar Jodie Devos…

Jules Barbier en Michel Carré baseerden hun libretto voor de opera ‘Mignon’ van de componist Ambroise Thomas op de roman ‘Wilhelm Meisters Lehrjahre’ van Goethe. Het tragische einde van Goethes roman hadden zij voor de wereldpremière in 1866 in Opéra-Comique veranderd in een happy end, omdat tragische opera’s in Parijs slechts voorbehouden waren aan de Opéra.

Voor de Berlijnse première in 1869 componeerde de Franse componist Ambroise Thomas (1811-1896) – om tegemoet te komen aan de Duitse wensen de finale overeen te laten komen met Goethe – een tragische finale voor ‘Mignon’. Thomas herzag de opera nog verder voor de Londense première in 1870 en componeerde recitatieven in plaats van de oorspronkelijke, gesproken dialogen. Van deze verschillende versies brengt de Koninklijke Opera van Wallonië in Luik voor de nieuwe productie van ‘Mignon’ nu een hybride uitvoering.

De basis vormt de editie van de originele Parijse wereldpremière. Dus we horen gesproken dialogen, de rol van Frédéric gezongen door een tenor – in de Londense versie een mezzo – en dus niet Frédérics Londense mezzo-aria uit de tweede akte en ook niet het Londense, tweede vers van Lothario’s eerste aria. Maar wel de aria “Alerte” van Philine aan het begin van de tweede akte uit de Londense versie en de tragische “version allemande” voor de finale III uit de Berlijnse editie, waarmee ‘Mignon’ wordt teruggebracht naar Goethe. De eerste monoloog van Wilhelm “Oui, je veux promener” is overigens uit de eerste akte geschrapt.

De Franse regisseur Vincent Boussard maakte voor zijn concept van ‘Mignon’ een kopie van zijn enscenering van ‘Adriana Lecouvreur’ in Frankfurt in 2012 met theater in theater. Het theater vormt de plaats van handeling voor alle bedrijven, waarin de bezoeker tegen de achterkant van een voorstelling aankijkt. Dit ontwerp is echter niet interessant genoeg om drie akten te boeien. Boussard tracht het te verlevendigen met elementen uit Goethes 18e eeuw, Thomas’ 19e eeuw en hedendaagse elementen, maar uiteindelijk wordt het rommelig. Zelfs de kostuums zijn een hutspot – helaas moet Boussard het doen zonder de weelderige kostuums van Christian Lacroix uit Frankfurt – van jeans tot barok met pruiken.

En de personages worden tot karikaturen gemaakt. Mignon wordt het Goethiaans androgyne of de broze of zelfs aantrekkelijke vrouwelijkheid ontnomen en neergezet als een “psycho”, die op ieder moment de anderen kan neersteken. Wilhelm is te passief leidend voorwerp in zijn theatrale reis en Philine is voortdurend slechts ondeugend. De regisseur toont zich zelfs in de laatste akte nog onsympathiek wanneer hij na de Romance van Wilhelm in de derde akte de actie laat doorgaan en de tenor daardoor geen applaus gunt.

Maar gelukkig is daar de Belgische sopraan Jodie Devos als de actrice Philine. Zij is helemaal in haar element in Luik, waar zo veel Belgische coloratuursopranen furore maakten. Haar fraseringen zijn vanzelfsprekend, haar coloraturen zuiver en strak en haar acteren verrukkelijk schalks. Haar aria “Alerte” aan het begin van de tweede akte, die Thomas waarschijnlijk in 1870 toevoegde en waarvan alleen het klavieruittreksel bestaat, zingt zij briljant als een studiemoment aan het klavecimbel. Een fraaie coup de théâtre! Haar Polonaise zingt zij deels in ondergoed en krijgt van de regie helaas geen charme. Met Jodie Devos heeft Luik een nieuwe Sumi Jo in huis! Op naar haar Violetta’s, Lucia’s en Elvira’s.

De Franse mezzo Stéphanie d’Oustrac maakt met de titelrol haar debuut in Luik, is vocaal onrustig, niet gul en houdt de stem doorgaans bij zich. Haar landgenoot en tenor Philippe Talbot is een sympathieke Wilhelm met een aangenaam, open geluid en de andere landgenoot en bas Jean Teitgen heeft een sonore laagte, maar verliest resonansen in de hoogte. Dirigent Franse dirigent Frédéric Chaslin weet het Orkest van de Koninklijke Opera van Wallonië en solisten goed op te zwepen en geeft fraaie intimiteit en muzikale delicatesse aan de Parijse versie. Het koor let in de opening niet geconcentreerd op de dirigent, maar maakt in de derde akte veel goed.

De pauze valt in het midden van de tweede akte. Wellicht zou het de voorkeur genieten om de voorstelling een half uur eerder te laten beginnen en twee pauzes in de lange drieakter te hebben.