31-08-2020
De oratorium- en concertcarrière van de Nederlandse bariton Willem Deckers speelde zich voornamelijk in Nederland af. Hij werkte nauw samen met Nederlandse componisten als Verhulst, Hol, Nicolaï, Coenen en Heinze.
Willem Deckers werd als Wilhelmus Christianus Deckers op 24 december 1826 in ’s-Hertogenbosch geboren. De bariton was een zoon van bakker Johannes Wilhelmus Deckers en Agnes de Leeuw.
Hij begon hij op zijn 13e jaar als koorknaap in zangkoor van de parochie St.-Catharina te ’s-Hertogenbosch en kreeg zijn muziekopleiding van Arnold Christiaans (1811-1902), directeur van de liedertafel ‘Oefening en Uitspanning’:
“Zijn meester was de heer A. Christiaans, een man van den ouden stempel, wiens onderwijs zich dan ook tot het hoogst noodige bepaalde. Zijn schoon en machtig als metaal klinkend baritongeluid trok echter weldra ieders aandacht en bewondering, en zijn naam als zanger werd spoedig gevestigd (Algemeen Handelsblad; 7-1-1885).
1850
Willem Deckers zong in de jaren vijftig van de 19e eeuw voornamelijk als solist van mannenzangvereniging Oefening en Uitspanning in ’s-Hertogenbosch. Zijn naam werd in de pers voor het eerst vermeld naar aanleiding van een concert op 3 januari 1850 in ’s-Hertogenbosch van mannenzangvereniging Oefening en Uitspanning van ‘s-Bosch:
“Eenige Dilettanten hebben zich dien avond als Solisten (Tenor en Bariton] onderscheiden” (Caecilia; 15-1-1850)
“de Duo, het Vaderlandsch gebed, in welk stuk ook de heer W. Deckers als Bariton de algemeene goedkeuring mogt inoogsten” (Provinciaal dagblad van Noord-Braband en ’s Hertogenbossche Stads-Courant; 8-1-1850)
Eigenlijk was Deckers van beroep – net als zijn vader – bakker:
“en hoewel hij veel op concerten zong, hield hij toch zijn beroep aan” (Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant; 24-1-1899)
Hij liet tevens van zich horen als solist van Oefening en Uitspanning tijdens het ‘Concours van Nederlandsche Liedtafelen’ op 3 en 4 september 1852 in concertzaal Het Park te Amsterdam. Zij wonnen de eerste prijs voor de best gekeurde voordracht:
“Elke mededingende liedertafel moest twee stukken voordragen; de ensemble-stukken, drie in getal, uit te voeren voor, tusschen en na den wedstrijd, waren ‘Festgezang an die Künstler’ van Mendelssohn; ‘Kriegers- Gebel’ van Lachner en “Bacchus-Chor” uit ‘Antigone’ van Mendelssohn” (De Tijd; 7-9-1852).
“niet minder zal de triomf in de toonkunde, door de Bosschenaren in Nederland behaald, in de geschiedenis worden aangeteekend, en door het nageslacht met hoogachting voor hen welke dien roem verwierven, worden gelezen; ten einde hunne namen voor de vergetelheid te bewaren, laten wij hen hier volgen: A. C. Christiaans, directeur […] Deckers, W.” (Provinciaal dagblad van Noord-Braband en ’s Hertogenbossche Stads-Courant; 10-9-1852)
1855
Willem Deckers zong tijdens een bezoek van Koning Willem III en Koningin Sophie – mogelijk in het kader van hun huwelijksdag (1839) – aan Den Bosch op 20 juni 1855:
“Z.M. de koning was zigbaar getroffen en hield te midden van zijn onderhoud met mevrouw Borret op, toen hoogstdezelve een brillante solo-Bariton hoorde, uitgevoerd door den heer W. Deckers” (Provinciaal dagblad van Noord-Braband en ’s Hertogenbossche Stads-Courant; 21-6-1855)
Ook in 1855 overleed zijn moeder Agnes de Leeuw. Op 10 juni 1858 trouwde Willem Deckers met Louise Marie Aline Françoise Chevalier, dochter van een logementhouder.
1860
Het eerste optreden van Willem Deckers zonder Oefening en Uitspanning waarvan in de pers melding werd gemaakt was het jaarlijks concert door de Vereeniging van den H. Vincentius van Paulo op 22 januari 1862 te Amsterdam. Tijdens dit concert zong Sophie Offermans in ‘Christus am Ölberge’ van Beethoven. Willem Deckers was hier te horen in de ‘Psalm 145’ van Johannes Verhulst (1816-1891) en ‘Elia op Horeb’ van Frans Coenen (1826-1904):
“een ieder was opgetogen en verrukt, men wist niet wat meer te bewonderen, of zijn voortreffelijk stemorgaan, dan wel zijne alleruitmuntendste voordragt en wijze van zingen” (Provinciaal dagblad van Noord-Braband en ’s Hertogenbossche Stads-Courant; 28-1-1862)
Ten gevolge van dit optreden kreeg Deckers van componist Frans Coenen de uitnodiging de titelpartij te vertolken in diens cantate ‘Albrecht Beiling’ voor gemengd koor, bariton en orkest op 7 mei 1862 in concertzaal Het Park te Amsterdam:
“Niet het minst echter kon de heer Deckers zich in den algemeenen bijval verheugen, en inderdaad zijn rond en sierlijk stemgeluid, zijne uitstekende voordragt, bragt allen in vervoering en genoot hij dan ook met de andere solisten de eer, van terug geroepen te worden” (Provinciaal dagblad van Noord-Braband en ’s Hertogenbossche Stads-Courant; 13-5-1862)
Willem Deckers werkte op 4 februari 1863 mee aan de wereldpremière van het oratorium ‘Die Auferstehung’ van Gustaaf Adolf Heinze (1821-1904). Het concert werd gegeven ten voordele van de armen van de Heilige Vincentius van Paulo in de concertzaal Het Park te Amsterdam. De sopraanpartij van Maria Magdalena had Heinze speciaal voor Sophie Offermans geschreven:
“Vooral de Dames Offermans-van Hove (Maria Magdalena), Wattiau (de Engel), de Heeren Deckers uit ’s Hertogenbosch (baryton), Kuster (tenor) en Zweers (bas) werden toegejuicht” (Algemeen Handelsblad; 10-2-1863)
“Voorzeker kon de Bariton partij in beide werken niet beter en volmaakter worden teruggegeven dan zulks door den heer Deckers is geschied. Welk een majestueus orgaan, welk eene genuanceerde en beschaafde voordragt, welk diep gevoel bezielt dien zanger! Heeft de heer Deckers alle aanspraak op onze hulde met betrekking tot zijn talent, hij heeft het niet minder op onze dankbaarheid” (Provinciale Noordbrabantsche en ’s Hertogenbossche Courant; 10-2-1863)
Willem Deckers kreeg van Frederik van Oranje-Nassau in 1864 een ring versierd met briljanten als dank voor zijn medewerking op 17 november 1863 aan de feestcantate ter gelegenheid van het leggen van de eerste steen voor het monument ‘November 1813’.
1865
Het Nederlandsche Zangersverbond vierde eind juni 1869 zijn 9e nationale feest in het Paleis voor Volksvlijt te Amsterdam. Willem Deckers werkte mee aan dit zangersfeest bij het Amstels Mannenkoor in composities van Richard Hol (1825-1904); het motet ‘Der Herr ist König’ in b-klein en de cantate ‘Vondel’ voor soli, koor en orkest (Algemeen Handelsblad; 21-6-1869).
Tijdens een repetitie werd Deckers gehuldigd voor zijn medewerking:
“de Heer Bredius uit Dordrecht op, om de leidende liedertafels voor hare hartelijke ontvangst dank te zeggen, terwijl laatstgenoemde van deze gelegenheid gebruik maakte om uit naam der zangers van Dordrecht, en in tegenwoordigheid van alle liedertafels uit ons land, den Heer W. Deckers, den voortreffelijken Barytonzanger van de liedertafel Oefening en Uitspanning uit ’s Hertogenbosch, een geschenk te overhandigen, bestaande in een sierlijke gouden horlogeketting, als een klein bewijs van hulde voor de uitstekende medewerking van dien zanger op het vorige zangfeest, te Dordrecht gehouden” (Algemeen Handelsblad; 21-6-1869)
Naar aanleiding van het concert werd Deckers door het Amstels Mannenkoor tot erelid benoemd en ontving hij een gouden insigne. Tevens kreeg hij de uitnodiging voor een optreden in het kader van de onthulling van het Nationaal Monument in Den Haag:
“Naar wij vernemen is onzen gevierden zanger, den heer W. Deckers, lid onzer liedertafel, weder eene nieuwe onderscheiding te beurt gevallen, De liedertafel Amstels Mannenkoor , die in Julij jl. het groote zangersfeest in het Paleis voor Volksvlijt te Amsterdam gaf, benoemde hem tot eerelid als een bewijs van erkentelijkheid voor de bereidvaardigheid, waarmede hij als solist bij gelegenheid van dit feest was opgetreden en waardoor hij zoo krachtdadig tot opluistering van het feest heeft bijgedragen. ZijnEd. ontving heden morgen daarvan het insigne, uit massief goud vervaardigd en met brillanten omzet. Tevens vernemen wij, dat hij eene uitnoodiging heeft ontvangen van Z.K.H. prins Frederik der Nederlanden, om zijne talenten te leenen bij gelegenheid der onthulling van het nationaal gedenkteeken in November aanstaande, als wanneer eene cantate van Nicolaï zal worden uitgevoerd” (Rosendaalsche Courant; 14-10-1869)
Op 17 november 1869 was het 56 jaar geleden dat het Oranjegeslacht op de Nederlandse bodem terugkeerde. Ter gelegenheid daarvan werd op die dag het Nationaal Monument voor November 1813 in Den Haag onthuld en trad Willem Deckers naast onder anderen Sophie Offermans op in de ‘Feestcantate’ in C-groot, voor 5 solisten, gemengd koor en orkest, op. 16 van Willem Nicolaï (1829-1896):
“Op denzelfden tijd dat de illuminatie was ontstoken, had de opening van het feestgebouw op het Buitenhof plaats, tot uitvoering der cantate. Als solisten deden zich daar hooren: Mevr. Offermans van Hove , mej. Kiehl en de heeren W. C. Deckers, Cuypers en Jeltes. Na den afloop der uitvoering ontvingen zij, die er de ontwerpers van waren en die tot de uitvoering hadden medegewerkt, veelvuldige blijken van hulde voor de uitmuntende wijze, waarop zij zich van hunne taak hebben gekweten” (Provinciale Noordbrabantsche en ’s Hertogenbossche Courant; 23-11-1869)
Willem Deckers kreeg vervolgens op 18 december 1869 een vererend schrijven van prins Frederik der Nederlanden en een gouden doekspeld toegezonden:
“Heden morgen ontving onze gevierde barytonzanger de heer W. Deckers, die zoo als men weet, de solo-partij in de Cantate van Nicolai vervulde bij gelegenheid van de onthulling van het nationaal gedenkteeken op 17 November jl, van den Secretaris van Z.K.H. Prins Frederik, een vereerend schrijven, waarin hem namens Z.K.H. wordt dank gezegd voor zijne schoone voordragt en hem van Harentwege eene prachtige doekspeld wordt aangeboden. Op dit kostbaar geschenk van massief goud staat een leeuw houdende een wapenschild, waarop, op een blaauw veld, de letter F. met de kroon in diamanten; het daaronder aangebragte lint is met brillanten bezet. Het geheel is een waar pronkstuk” (De Noord-Brabanter; 18-12-1869)
1870
Willem Deckers werkte op 28 januari 1870 mee aan de wereldpremière van ‘Sancta Caecilia’ van Gustaaf Adolf Heinze in concertzaal Het Park te Amsterdam onder leiding van de componist zelf (Algemeen Handelsblad; 20-1-1870).
Deckers trad op 20 juni 1871 ter gelegenheid van het 25-jarig pausschap van Paus Pius IX in het Paleis voor Volksvlijt te Amsterdam. Daar werkte hij mee aan een uitvoering van de ‘Pius-Cantate’, dat voor die gelegenheid door Johannes Verhulst was gecomponeerd. De componist had zelf de muzikale leiding in handen:
“met solozangers als den gevierden Franschen heldentenor Sylva en onzen bekenden baritonzanger W. C. Deckers Jr., uit ‘s-Hertogenbosch, ondersteund door een krachtig geoefend mannenkoor en een voldoend orkest, bewezen in meer dan een opzicht de rechte elementen te zijn, die de aandacht, de belangstelling en de geestdrift der hoorders konden opwekken […] De lyrische voordracht van den bekenden Bosschenaar, die een zoo uitnemend fraai, vol en zangrijk geluid ter zijner beschikking heeft, maakte insgelijks een voortreffelijken indruk en de ovaties, die met kwistige hand door het opgewonden publiek aan het talentvol drietal werden besteed. waren ten volle verdiend en verschaften de blijken, dat zij in hunne volle waarde als kunstenaars de schoonste erkenning vonden” (Algemeen Handelsblad; 22-6-1871)
“Niet minder voldeed de heer Deckers, de baritonzanger, wiens krachtvolle, ronde en sympathische stem zoo dikwijls reeds ons gehoor streelde” (De Tijd; 23-6-1871)
1875
Willem Deckers was vijf jaren later bij een herneming van de ‘Pius-Cantate’ opnieuw solist. Op 16 juni 1876 zong hij de baspartij hij in het Paleis voor Volksvlijt:
“In de Pius-cantate was de barytonzanger W.C. Deckers uitmuntend, werd met bijvalsbetuigingen overladen en vond zich genoodzaakt op algemeen verlangen het slotrefrein “Heil u, o Koning” te herhalen” (Algemeen Handelsblad; 19-6-1876)
“En Deckers! Over hem hoorden wij maar één stem. Hij zong heerlijk, voortreffelijk! Zijn heldere bariton, die zelfs tot in de meest verwijderde hoeken der zaal doordringt, werkt op het gevoel. Behalve in de talrijke tusschenpartijen, die hij had mede te maken, zong hij nog het schoone lied van van Paeschen, den Zilveren Jubeltoon. Vooral hiermede maakte hij een diepen indruk op de duizenden toehoorders, die hem aan het slot met een donderend applaus beloonden. Niet minder was dit reeds het geval na de Pius-Cantate, waarin hij zijne partij meesterlijk had gezongen. Op het herhaaldelijk applaus zong hij nog twee coupletten naar de muziek van het slotkoor” (De Tijd; 19-6-1876)
1885
Willem Deckers trad op 19 januari 1888 op in het Gebouw voor Kunsten en Wetenschappen in Den Haag tijdens en feest ter gelegenheid van het 50-jarig priesterschap van paus Leo XIII:
“Zij hadden alle, vooral de dames en de heer Deckers, zeer goede momenten en voortdurend droeg aller zang het stempel van ernstige studie, van geheele en hartelijke toewijding aan hun niet altijd gemakkelijke taak” (Het Vaderland; 20-1-1888)
Later dat jaar ging Deckers op bedevaart naar Rome. Op zondag 29 april 1888 werd hij door de paus Leo XIII in de Vaticaan als pelgrim ontvangen, waar Deckers om 17.00 “Tu es Petrus” zong (De Maasbode; 2-5-1888)
1890
Koningin-regentes Emma der Nederlanden benoemde hem in 1894 tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau (Dagblad van Zuidholland en ’s Gravenhage; 31-8-1894)
1895
Willem Deckers zong op 16 mei 1895 tijdens een bezoek van Koningin Emma aan Den Bosch:
“De solo’s werden door den geridderden Willem Deckers kranig gezongen” (Provinciale Noordbrabantsche en ’s Hertogenbossche Courant; 18-5-1895)
Waarschijnlijk op 3 oktober 1895 gaf Deckers zijn laatste optreden toen hij zong in de grote zaal der Liedertafel tijdens een feestelijke vergadering van de R.K. Werkliedenbond ter ere van de troonsbestijging van Koningin Wilhelmina (Provinciale Noordbrabantsche en ’s Hertogenbossche Courant; 4-10-1898).
Deckers werd in december 1898 ernstig ziek:
“Met leedwezen vernemen we, dat onze stadgenoot, de heer Willem C. Deckers, sedert een paar dagen ernstig ongesteld is” (Provinciale Noordbrabantsche en ’s Hertogenbossche Courant; 21-12-1898)
Willem Deckers overleed in de nacht van vrijdag 20 op zaterdag 21 januari 1899 op 72-jarige leeftijd in ’s-Hertogenbosch (Het Nieuws van den Dag; 23-1-1899).
Hij werd op woensdag 25 januari 1899 begraven op Begraafplaats Orthen:
“Zij zal worden voorafgegaan door een plechtige uitvaart in de Kathedraal van Sint-Jan, waarbij zal worden gezongen de groote Requiem-mis van J.J.H. Verhuist met begeleiding van koperen blaasinstrument door de liedertafel “Oefening en Uitspanning” door de leden van de verschillende parochiale zangkoren en van het muziekkorps der dienstdoende schutterij, het geheel onder leiding des heeren M.J. Ogier. In den begrafenisstoet zullen een plaats innemen o.a.: de B.K. weeskinderen, de liedertafel “Oefening en Uitspanning”, het muziekkorps der dienstdoende schutterij en verschillende deputatiën” (Provinciale Noordbrabantsche en ’s Hertogenbossche Courant; 24-1-1899)
Het monument op zijn graf nr. KG-21-14-01-06/2 – gemaakt door de steenhouwerij Hugo Cornelis Dobbe en Van Pelt – werd in 2002 ingeschreven als rijksmonument.
Het bevat de tekst: “Hier rust en zwijgt in ’t stille graf die zong in blijde en droeve dagen, bij feestgedruisch, bij ’t rouwe dragen en die aan God steeds eere gaf. Al boeit de dood zijn macht’ge stem, ten jongsten dag zal hij verrijzen en God in eeuwige liedren prijzen in ’t hemelsche Jerusalem”.