februari 2016
De loopbaan van de Belgische bas Eduard De Decker is door zijn zoon Paul De Decker opgetekend en onder de titel ‘Operazanger Eduard De Decker; Herinneringen aan mijn vader’ in boekvorm uitgegeven. De memoires vormen een liefdevol document om de herinnering aan de zanger in leven te houden.
De Belgische bas Eduard De Decker werd op 30 december 1904 in Terhagen geboren. Zijn professionele zangcarrière begon in 1932 bij de Koninklijke Vlaamse Opera (KVO) van Antwerpen met kleine rollen en vanaf 1934 zong hij er grotere partijen. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd hij via een Duitse impresario in 1941 door de Opera van Straatsburg gecontracteerd. En in 1943 kreeg hij een contract bij de Wiener Staatsoper, maar tot geen uitvoeringen kwam het niet vanwege de sluiting van het theater in 1944.
Na zijn terugkeer naar België gaf De Decker allerhande optredens, waaronder in 1947 in Rotterdam en Groningen als Telramund in ‘Lohengrin’ (Het Vrije Volk; 29-3-1947 / Nieuwsblad van het Noorden; 27-11-1947). Vanaf het seizoen 1947/1948 was hij weer verbonden aan het KVO, maar kwam hij in aanvaring met de nieuwe directie van Karel Bogaers, die hem onder andere de – te hoge – titelrol in ‘Der fliegende Holländer’ liet zingen. Tot het vertrek van Bogaers in 1951 zong De Decker derhalve bij de Gentse Koninklijke Opera onder de directie van de Gentse coloratuursopraan Vina Bovy. Ondertussen kreeg hij voor het herfstseizoen 21 september tot 12 november 1950 van de New York City Center Opera een aanbieding om drie rollen te vertolken.
Daarna was De Decker terug bij de KVO en werd hij in 1956 docent aan het conservatorium in Antwerpen en nadien ook in Hasselt. Hij nam in november 1964 afscheid van het operatoneel als Pater Manten in de wereldpremière van ‘Willem van Saeftinghe’ van Frederic Devreese bij de KVO. Eduard De Decker overleed op 19 januari 1970 in Antwerpen.
De zangcarrière van Eduard De Decker is door zijn inmiddels tachtigjarige zoon Paul De Decker opgetekend en onder de titel ‘Operazanger Eduard De Decker; Herinneringen aan mijn vader’ uitgegeven in boekvorm door het Algemeen Nederlands Zangverbond (ANZ). De memoires vormen een liefdevol document om de herinnering aan de bas Eduard De Decker in leven te houden. Het boekje staat bol van de – uiteraard – lovende recensies en schitterende foto’s.
Men komt meer te weten over de teleurstellingen van Eduard De Decker. Zo is er de ontgoocheling in New York als hij op de avond van de première als Méphistophélès in ‘Faust’ bij de New York City Opera verneemt “dat hij die avond niet moest zingen” en vervangen wordt door een collega. Volgens Martin Sokol in het boek ‘The New York City Opera’ werd hij tijdens de voorstelling afgelost door de Joods-Bulgaarse bas Raffaele Arié. Het is onduidelijk of De Decker Méphistophélès in de loop van die twee maanden daar nog zou zingen. Ook zou hij in New York volgens zijn zoon “werken met de beroemde dirigent Arturo Toscanini” en wordt in een artikel van ‘Toneel’ uit die tijd vermeld dat De Decker Hans Sachs zou zingen onder leiding van Toscanini. ‘Die Meistersinger von Nürnberg’ stond bij de The New York City Opera echter onder leiding van Joseph Rosenstock.
Zoon Paul blijft neutraal over de rol van vader Eduard in de Tweede Wereldoorlog. Hij verklaart “Mijn vader was niet op de hoogte van wat er allemaal in België gebeurd was rond de strijd tussen “witten” en zwarten”” en citeert hem met “Ik heb mezelf niets te verwijten”. Vreemd is de bewering van de bas “Ik ben al vier jaar in Duitsland, enkel om te zingen”, terwijl De Decker toch slechts in Straatsburg en Wenen zong. Het gegeven blijft dat de Belg Eduard De Decker tegen de stroom vluchtelingen in naar Wenen ging om te zingen voor de bezetter van zijn vaderland.
Het boek geeft een mooi overzicht van alle rollen van De Decker bij het KVO met startdatum van de producties en een lijstje van zijn acht studio-opnamen. Kleine aberraties als Wenen in het “voormalige Oostenrijk”, dirigent “Solty” en “Wotan” in ‘Siegfried’ vallen op en niet alle data zijn altijd even duidelijk. En het boek is mede aantrekkelijk vanwege de bijgevoegde CD, waardoor men kan luisteren naar de stem van De Decker. Alleen al de “Ella giammai m’amò” in het Nederlands en een fragment van Daland uit ‘Der fliegende Holländer’ maken de CD de moeite waard. Zijn bas is donker en sonoor, de hoogte is uitstekend en zijn dictie voorbeeldig.
‘Operazanger Eduard De Decker’ is met name een goede aanvulling op de weinige informatie die er van deze zanger bestaat. Zo zouden meer vrienden, kennissen en familieleden van musici zo’n initiatief dienen te nemen om hun herinneringen voor het nageslacht te bewaren.
Algemeen Nederlands Zangverbond, Antwerpen
2013; €18,00
79 blz, Paperback