06-03-2023

Jo Vincent werd als Johanna Maria Vincent op 6 maart 1898 in Amsterdam geboren. Zij kwam uit een protestants-christelijk gezin. Zij was de dochter van Jacob Vincent en Geertruida Johanna Meijer. Jacob Vincent was pianoleraar, organist en beiaardier van het Koninklijk Paleis op de Dam.

1905
Jo Vincent werd op 9-jarige leeftijd toegelaten tot de kinderklas de zangpedagoge Catherina van Rennes, die haar lesgaf boven de Nieuwe Muziekhandel in de Leidsestraat te Amsterdam (Jo Vincent – Zingend door het Leven; Elsevier, Amsterdam, 1955).

1915
Daarna nam Jo Vincent les aan de Amsterdamse muziekschool bij de zangpedagoge Wilhelmina de Veer-de Lange. Vervolgens deed zij het examen voor lerares solozang in Den Haag en slaag “cum laude”. Zij ging zanglessen geven en met het aldus verdiende geld kon zij op haar beurt de lessen betalen die zij kreeg van de zangeres en pedagoge Cornelie van Zanten aan het Anna Paulownaplein in Den Haag (Jo Vincent – Zingend door het Leven).

1920
In de dagbladen wordt voor het eerst melding van Jo Vincent gemaakt in verband met haar medewerking aan een kerkconcert in ‘De Vereeniging’ te Hilversum op 11 oktober 1920 (De Gooi- en Eemlander 13-10-1920).

Op 23 maart 1921 werkte zij mee aan een uitvoering van de ‘Matthäus Passion’ van J.S. Bach in de Oude Luthersche Kerk op het Spui te Amsterdam (De Tribune 21-3-1921).

1_Huwelijk Jo Vincent - Maurice van IJzer - Algemeen Dagblad - 31-7-24Zij huwde op 31 juli 1924 de pianist Maurice van IJzer (Algemeen Handelsblad 31-7-1924).

Op zongdag 21 december 1924 maakte zij haar debuut in het Concertgebouw van Amsterdam met liederen van Gerard von Brucken Fock onder leiding van de dirigent Willem Mengelberg:

“Voor de soliste is de taak der voordracht van de liederen niet buitengewoon dankbaar. Jo van IJzer-Vincent had er dan ook een allesbehalve gemakkelijk debuut mee. Ik geloof daarom, dat men het eenigszins monotone en té ingetogene van de vertolking niet enkel aan te weinig temperament harerzijds mag toeschrijven en dat zij met haar klare, blanke, welluidende en zuivergevormde sopraanstern tot meer in staat is. Er leeft toch iets in die stem en bovendien maakt haar optreden de sympathieke indruk van waarheid en natuurlijkheid. Men heeft haar terecht hartelijk verwelkomd; zij moge spoedig weer verschijnen met een dankbaarder taak” (Algemeen Handelsblad 22-12-1924).

1925
Jo Vincent zong veel in oratoria en concerten, waaronder behalve de ‘Matthäus Passion’ van Bach, het ‘Missa Solemnis’ van Beethoven, de Tweede, Vierde en Achtste Symfonie van Mahler, ‘Ein deutsches Requiem’ van Brahms en ‘Die Jahreszeiten’ van Haydn. Daarnaast gaf zij vele liedrecitals.

2_Mahler 8- Algemeen Handelsblad 10-1-25Op 10 januari 1925 werkte zij voor het eerst mee aan een uitvoering van de Achtste Symfonie van Gustav Mahler in het Concertgebouw van Amsterdam onder leiding van Mengelberg. Overige solisten waren Gertrude Foerstel, Meta Beidel, Suze Luger-van Beuge, Di Moorlag, Jacques Urlus, Thom Denijs, Mia Peltenburg, Ilona Dunigo, mevrouw H. Scholten en Max Kloos. Deze uitvoering werd op de radio uitgezonden.

Jo Vincent vormde in 1927 met de alt Theodora Versteegh, de tenor Evert Miedema en de bariton Willem Ravelli het Haagsch Vocaal Kwartet. Het kwartet maakte in 1927 en 1928 plaatopnamen in Londen.

In 1928 nam Jo Vincent plaats in het Hollandsch Vocaal Kwartet dat in 1922 was opgericht. Verder zongen daarin de alt Suze Luger-van Beuge, de tenor Louis van Tulder en de bas Jan Dekker. Met dit kwartet gaf Jo Vincent vele concerten. In 1930 werd de plaats van Dekker ingenomen door Willem Ravelli. Van een “Jo Vincent Kwartet” is nooit sprake geweest.

1930
Haar huwelijk met Maurice van IJzer werd op 9 januari 1930 ontbonden.

Op woensdag 21 september 1932 trad Jo Vincent als soliste op tijdens de Proms in de Londense Queen’s Hall onder leiding van Sir Henry Wood (Het Vaderland 20-9-1932).

In 1933 deed zich een bijzonder incident voor:

“In den loop van Februari j.l. kreeg zij [Jo Vincent, red.] een aanvrage om te Berlijn op 18 en 19 Mei a.s. haar medewerking te verleenen aan onder leiding van Kittel plaats vindende uitvoeringen van Brahms’ Requiem. Ongeveer terzelfder tijd bereikte de zangeres de invitatie aan twee concerten mede te werken, welke te Londen onder leiding van Sir Henry Wood op 17 en 20 Mei zullen worden gegeven. Telefonisch werd uit Berlijn op een desbetreffende vraag medegedeeld, dat men haar engagement als afgesloten beschouwde en daar de Londensche uitnoodiging later was gekomen, besloot de zangeres daaraan geen gevolg te geven. Berlijn had de telefonische afspraak intusschen bevestigd.

Een paar dagen geleden kreeg Jo Vincent uit Berlijn een afzegging, alleen gebasseerd op het feit, dat zij een buitenlandsche is, men prefereerde tot een Brahms-herdenking geen buitenlandsche kunstenaars toe te laten. Daaraan was een waarschuwend schrijven voorafgegaan, dat de kunstenares van een in overweging genomen afzegging op de hoogte bracht. Men blijkt in de Duitsche hoofdstad inmiddels zijn standpunt te hebben bepaald, vandaar de definitieve weigering Jo Vincent aan de Brahmsherdenking te laten medewerken.

Haar raadsman heeft hierop gereageerd met een schrijven, waarin hij er op aandringt, dat de tegenover zijn cliënte aangegane verbintenissen vervuld zullen worden. Mocht dit niet geschieden, dan zou hij gedwongen worden de desbetreffende concertdirectie in rechten aan te spreken.

Naar aanleiding van een door haar uit Hamburg aanvaardde uitnoodiging om daar aan een concert mede te werken, ontving zij een brief, waarin haar gevraagd werd of zij Jodin was. In dit geval zou men de aangegane overeenkomst als verbroken beschouwen” (De Tijd 29-4-1933)

Groot was haar verwondering, toen zij onlangs uit Hamburg een brief ontving, waarin haar werd gevraagd of de daar loopende geruchten dat zij een Jodin zou zijn, waarheid bevatten. In dit geval zou men de aangegane overeenkomst als verbroken beschouwen. Mevr. Vincent was zeer verontwaardigd over deze vraag en antwoordde, dat zij, hoewel 100% Arisch, de meening is toegedaan dat kunst met rassenproblemen niets te maken heeft. Zij droeg haar raadsman op zich met de “Westdeutsohe Konzertdirektion”, die haar belangen in Duitschland waarneemt, in verbinding te stellen. In een brief, waarvan ons inzage werd verstrekt, heeft Jo Vincent er den nadruk op doen leggen, dat het in Hollandsche kunstenaarskringen een uiterst pijnlijken indruk maakt, wanneer een der eerste Bach- en oratoriumzangeressen van Nederland naar haar afkomst wordt gevraagd (De Telegraaf 29-4-1933)

Op 27 september 1933 zong Jo Vincent tijdens de Proms in Londen in een Bach-programma opnieuw onder leiding van Sir Henry Wood (Algemeen Handelsblad 22-9-1933).

4_Huwelij Jo Vincent - CGG Bos_ NvhN 9-5-34Jo Vincent huwde op 8 mei 1934 in Overveen de huisarts Cornelis Gerardus Johannes Bos (Nieuwsblad van het Noorden 9-5-1934).

In september 1934 was zij opnieuw te gast bij de Proms en Henry Wood (Algemeen Handelsblad 17-9-1934).

Begin november 1934 zong zij met het Concertgebouworkest onder leiding van Mengelberg in de Vierde Symfonie van Mahler in Wenen (Het Vaderland 6-11-1934).

1935
In mei 1935 nam Hélène Cals de plaats van Jo Vincent in het Hollandsch Vocaal Kwartet in (Het Vaderland 30-5-1935).

Jo Vincent was op 24 augustus 1935 opnieuw te gast bij de Proms en Henry Wood (De Telegraaf 24-8-1935).

Op 28 en 29 november 1936 zong zij in Wenen onder leiding van de Italiaanse dirigent Arturo Toscanini in uitvoeringen van het ‘Missa Solemnis’ (De Telegraaf 26-9-1936). Ook was zij tijdens dit verblijf in Wenen te horen in ‘Ein deutsches Requiem’ van Brahms onder leiding van Bruno Walter (De Telegraaf 4-12-1936).

6_Matthaus 1939 Erb-Vincent-Durigo-Mengelberg-Ravelli-ScheyJo Vincent vertolkte op 2 april 1939 in het Concertgebouw van Amsterdam de sopraanpartij in de ‘Matthäus Passion’ onder leiding van Willem Mengelberg ter gelegenheid van Palmzondag. De overige solisten waren de alt Ilona Durigo, tenoren Louis van Tulder en Karl Erb en de bassen Herman Schey en Willem Ravelli. Hiervan bestaat nog een geluidsopname.

Slechts eenmaal zong Jo Vincent in een operaproductie: op 24 augustus 1939 vertolkte ze in Scheveningen de rol van de Gravin in ‘Le Nozze di Figaro’ van Mozart. 8_Jo Vincent Nozze Kurzaal Scheveningen augustus 1939 Alfred JergerAlfred Jerger was de Graaf, Alexander Kipnis zong Figaro, Irene Eisinger was Susanna en Jarmila Novotna als Cherubino. De muzikale leiding was is handen van Carl Schuricht.

1940
Jo Vincent zong in november 1940 in ‘Ein deutsches Requiem’ van Johannes Brahms in het Concertgebouw van Amsterdam onder leiding van Willem Mengelberg naast de bariton Max Kloos. Hiervan bestaat een geluidsopname.

9_Jo Vincent Matthaus Jan Schipper - Annie Woud - Kor Kuiler - maart 1942Op 29 maart 1942 werkte zij mee aan een uitvoering van de ‘Matthäus Passion’ in het Concertgebouw van Amsterdam. Dit was haar laatste officiële openbare optreden tijdens de Tweede Wereldoorlog. Toen de Kultuurkamer op 1 april 1942 in werking trad, staakte Jo Vincent haar werkzaamheden. Zij gaf nog wel af en toe huisconcerten (Jo Vincent – Zingend door het Leven).

1945
Jo Vincent trad op 9 en 10 juni 1945 op in de bevrijdingsconcerten ‘Vrije Klanken’ in het Concertgebouw van Amsterdam (De Waarheid 11-6-1945).

Na de Tweede Wereldoorlog was zij nog regelmatig in Nederland en internationaal te horen. Op 11 augustus 1948 was zij opnieuw te gast bij de Proms en Sir Henry Wood (De Gooi- en Eemland 10-8-1948).

Op 14 juli 1949 zong zij tijdens de wereldpremière van de ‘Spring Symphony’ van Benjamin Britten in aanwezigheid van de componist in het Concertgebouw van Amsterdam onder leiding van Eduard van Beinum naast de alt Kathleen Ferrier en de tenor Peter Pears in het kader van het Holland Festival. Een opname van de uitvoering is bewaard gebleven.

1950
Vanaf 1950 verleende Jo Vincent haar medewerking aan schoolconcerten van de ‘Stichting voor Muziekonderwijs in Concertvorm op Nederlandse Scholen’ om bij de jeugd belangstelling voor muziek te ontwikkelen (Nieuwsblad van het Noorden 19-9-1950).

Op 12 juli 1951 zong Jo Vincent in het kader van het Holland Festival de sopraanpartij in de Tweede Symfonie van Gustav Mahler onder leiding van Otto Klemperer naast Kathleen Ferrier. Hiervan is een geluidsopname bewaard gebleven.11_Afscheid Den Haag 1953

Op zondagmiddag 27 december 1953 gaf de 55-jarige Jo Vincent haar afscheidsconcert in de Grote Zaal van het Concertgebouw van Amsterdam (De Tijd 28-12-1954). Haar laatste concert gaf zij op 30 december 1953 in de gemeentelijke concertzaal van Haarlem. Dat concert werd in zijn geheel op de radio uitgezonden (De Telegraaf 30-12-1953).

Op 24 mei 1954 werd in haar bijzijn in het Concertgebouw een portret onthuld dat de schilder Otto de Kat van haar had gemaakt en kreeg zij tevens de Zilveren Penning van de stad Amsterdam (De Tijd 25-5-1954).13_Afscheid Concertgebouw Portret Anton Kat 1954

1955
Jo Vincent vestigde zich daarna met haar echtgenoot, die tegelijkertijd zijn praktijk had opgegeven, aan de Côte d’Azur. Het echtpaar kon daar echter niet aarden, keerde naar Nederland terug en vestigde zich in 1955 in Aerdenhout. Op 1 september 1956 begon zij als zangdocente aan de muziekschool van de Maatschappij tot Bevordering der Toonkunst te Haarlem, waarvan haar broer Piet Vincent directeur was. Dit zangonderwijs bleef zij tot 1965 geven (Leeuwarder Courant 6-9-1956).

Overlijden _ Jo Vincent _ Telegraaf 5-12-89Na het overlijden van haar echtgenoot in april 1971 vestigde Jo Vincent zich in Cap d’Ail bij Monaco, waar ze een teruggetrokken bestaan leidde. Ze overleed op 28 november 1989 te Monte-Carlo op 91-jarige leeftijd. Haar beide huwelijken waren kinderloos gebleven. De crematieplechtigheid vond plaats op 6 december 1989 in het crematorium “Velsen” te Driehuis-Westerveld (De Telegraaf 5-12-1989).