Amerikaanse opera’s in de 21e eeuw (deel 2)

Am_Op_AtomicDe derde opera van het gouden duo componist John Adams (1947) en regisseur PETER SELLARS ‘Doctor Atomic’ sloeg al bij de première in als een bom. Het beschrijft de spanning op de testplaats Los Alamos drie weken voor de eerste test van de atoombom in 1945 tot de dag van detonatie. ‘Doctor Atomic’ ging in première in San Francisco in 2005 en speelde inmiddels in Chicago, New York, Londen en Amsterdam. John Adams is de meest succesvolle hedendaagse operacomponist. Hij wordt soms bekritiseerd vanwege zijn toegankelijkheid, hetgeen wordt gezien als iets vies, goedkoops en leegs. Maar Adams geeft om zijn publiek en begrijpt dat hij niet componeert voor intendanten of producenten, maar voor publiek dat een verbintenis moet aangaan met zijn werk als hij bestaansrecht wil hebben. Adeams heeft een voorliefde voor melismatische zang, die uitgroeit tot momenten van pure vervoering, zoals aan het einde van de eerste akte van ‘Doctor Atomic’ in de prachtige neobarok aria “Batter my heart, three person’d God” op een sonnet van John Donne (door dit gedicht noemde Oppenheimer de testplaats Trinity = drie-eenheid). Adams gebruikt bonzende ostinati en repeterende toonladders uit zijn minimalistische tijd, maar zijn ideeën zijn in ‘Doctor Atomic’ meer geïncorporeerd. Het palet is opmerkelijk rijker geworden en niet decoratief, maar een organisch geheel. De kloppende motieven in de finales van de beide akten zijn fysiek voelbaar. In zijn melodieën verweeft Adams Indiaanse muziek, zich verdedigend dat ook Debussy, Bizet, Messiaen de kracht en energie van oriëntaalse muziek gebruikten. Net als Adams gaat Sellars steeds meer de esoterisch-ethnische kant op getuige zijn gebruik van massale koren en dansers in ‘Doctor Atomic’ en de passende, modieuze gebaren à la Robert Wilson. Sellars’ libretto is onderhoudend en hij schildert de personages helder. De tweede akte bevat momenten die de vaart van het stuk terugnemen, maar de detonatie van de bom wordt met dramatische spanning benaderd. Er is hard gewerkt aan verstaanbaarheid ondanks de vele gebeurtenissen in het orkest en hoge dichtheid van de tekst. De zangers zijn uitstekend. GERALD FINLEY schetst op indrukwekkende wijze het groeiende zelfbewustzijn van Oppenheimer met zijn koperen bariton en voorbeeldige dictie. De bulderende bas van ERIC OWENS zorgt voor humor als General Groves. Adams veteraan JAMES MADDALENA geeft zijn buigzame bariton aan de meteoroloog Hubbard. De mezzosopraan JESSICA RIVERA is de alcoholiste Kitty Oppenheimer, een rol oorspronkelijk geschreven voor de overleden Lorraine Hunt Lieberson. Rivera’s musicalachtige benadering door onder andere te “drukken” in het borstregister zorgt voor goede verstaanbaarheid. Energiek leidt dirigent LAWRENCE RENES het goed articulerende Koor van De Nederlandse Opera en het Nederlands Philharmonisch Orkest, met af en toe detonerende koperblazers. MARK GREY’s sound design, met microfoons, versterkers, mixers en equalizers zorgt voor een geslaagde balans tussen zangers en orkest, iets dat eerder bij Adams’ bühnewerken nogal eens voor problemen zorgde.  (Opus Arte: CAT NO: OA0998D)

Am_Op_HartkeEen andere opera die sterk genoeg is om zich op de bühne te handhaven is ‘The Greater Good or The Passion of Boule de Suif’ van Stephen Hartke (1952), die in 2006 bij Glimmerglass Opera in première ging. ‘The Greater Good’ was Hartke’s eerste opera en opgedragen aan zijn moeder, reden waarom de werktitel ‘The Good Whore’ uiteindelijk toch maar werd gewijzigd. Het libretto is van Philip Littell, die ook het libretto voor ‘Dangerous Liaisons’ van Conrad Susa schreef. Het verhaal is gebaseerd op een boek van Guy de Maupassant en is gecentreerd rondom een groep Franse passagiers, wier doorgang naar Le Havre wordt verhinderd in de Frans-Pruisische oorlog, totdat de prostitué Boule de Suif zich overgeeft aan de avances van een Pruisische officier. Het verhaal is strak geconstrueerd, scherp humoristisch en heeft de levendig timing van een grote opera. Het is een drama van diepe aard met vragen, problemen en beslissingen. De muziek van Hartke heeft een persoonlijke stem. Het orkestrale contrapunt is verzadigd met dissonanten en de ingetogen harmonieën, de botsende melodieën, de uitgelaten ritmische uitbarstingen en de geluidssymboliek en muzikale grappen (sneeuw, voedsel, springveren) geven de opera een pulserende energie. En ook al gebeurt er niet erg veel in het verhaal toch blijft de muziek onderhoudend. Hartke gebruikt het orkest intelligent om de personages, situaties en gemoedstoestanden te schilderen. Hij heeft een goed theatraal gevoel, theatrale flair en een sterk dramatische timing. ‘The Greater Good’ is een ensemble opera en de verschillende, grote personages worden op de live-opname van de wereldpremière direct en levendig gezongen. De zangers vertellen het verhaal met de onzekerheid van de complexe gevoelens en er is een lyrische ensemblezang. De rol van de moedige, plompe prostitué Boule de Suif vereist een dikke sopraan (een zeldzaamheid in operaland). CAROLINE WORRA is een stralende, hartverscheurende Boule de Suif, van de bijna minimalistische eenvoud van de rol aan het begin tot de hoekige, harmonische complexiteit in de finale. Opvallende bijdragen zijn er van de hoge sopraan JEANINE THAMES als de oude non in de coloratuuraria “Listen to me” inclusief hoge F en DOROTHY BYRNE als Madame Follenvie in de aria met een gamelan van gestemde soepkommen. Dirigent STEWART ROBERTSON leidt een rake orkestrale voorstelling overigens zonder koorbijdrage. (Naxos: 8.669014-15)

Am_Op_SawyerDe eerste opera van de Amerikaanse componist Eric Sawyer (1962) ‘Our American Cousin’ maakt helaas de hoge verwachting niet waar. Zoals vaker in Amerikaans muziektheater wordt gebruik gemaakt van historische feiten. De gebeurtenissen in Ford’s Theater op de dag van de aanslag op de Amerikaanse president Lincoln worden gezien door de ogen van de acteurs van het toneelstuk ‘Our American Cousin’, dat door Lincoln en zijn vrouw wordt bijgewoond. Geschiedenis, fictie, actie en reflectie lopen door elkaar en schuld lijkt een belangrijk thema te zijn. Maar deze opera is geen dramatisch werk. Het CD boekje vermeldt dat het libretto van John Shoptaw diens eerste poging tot een “creative writing” is en dat verklaart wellicht mede de zwakheden. De personages zijn niet complex en blijven eendimensionaal. De tekst is niet echt poëtisch en het verhaal over de acteurs niet spannend. Er zijn teveel lagen en verschillende situaties met een constante heen en weer stroom. Kortom, teveel krakende schanieren die we tevens terugvinden in de muziek. De muziek van Eric Sawyer loopt niet door: er zijn aria’s, duetten, een drinklied en een heuse waanzinsscène, maar er zijn geen grote lijnen en ook bij Sawyer vinden we geen echte spanning of grote dramatiek. In de eerste akte gebeurt niet veel en er wordt bij de luisteraar geen verwachting gewekt, wat voor een onderhoudende opera een ongeschreven regel is. Voor de comedy van de tweede akte wordt de muziek lichter, maar noch deze muziek noch het verhaal zijn geestig. In de derde akte wordt weinig nadruk gegeven aan de aanslag en valt de muziek dood. De aanslag wordt niet gevolgd door tumult, maar door stilte. Sawyers muziek, hoe fraai ook, werkt zeer gestyleerd, soms gekunsteld en is hoekig met een gejaagde frasering. Het is mooie muziek maar niet geschikt voor opera. ‘Our American Cousin’ werd voor het eerst opgevoerd in 2007 en beleefde haar scènische première in 2008 in Northampton. De studio opname stamt uit hetzelfde jaar. De opname heeft te lijden onder een matig cast. Twee zangers steken er uit: mezzosopraan JANNA BATY als Laura Keene, de baas van het theatergezelschap, doet in haar fraaie middenstem denken aan Leontyne Price en TOM O’TOOLE als Lincolns moordenaar John Wilkes Booth heeft een sonore, “zwarte” bas-bariton. Het Boston Modern Orchestra Project heeft de opera in eigen beheer opgenomen. Opvallend is het kleine orkest van de opera, soms bijna big-band-achtig. Opera is een kunstvorm waarbij door de verhoogde emotionele spraak van de zang het innerlijke van onze geest aangesproken moet worden. De personages moeten iets herkenbaars hebben, waardoor ze ons onderbewuste binnentreden en weer verlaten. Helaas lukt dat deze opera niet. (BMOP/sound: 1006)