september 2010

Lily E. Hirsch – ‘A Jewish Orchestra in Nazi Germany; Musical Politics and the Berlin Jewish Culture League’

De Joodse, culturele organisatie “Jüdischer Kulturbund” werd opgericht in Berlin in juni 1933, een half jaar na de aanstelling van Adolf Hitler als Bondskanselier. Haar leider was Kurt Singer, neuroloog, musicoloog en voormalig intendant van de Städtische Oper van Berlijn. De Jüdischer Kulturbund was de enige organisatie in Nazi Duitsland, waarin het Joden niet alleen was toegestaan, maar ook werd aangemoedigd zowel als uitvoerende als bezoeker deel te nemen aan muzikale uitvoeringen. De organisatie onderhield door de ondersteuning van de Nazi’s één van de meest paradoxale partnerschappen in de geschiedenis van Nazi Duitsland. Haar bestaan riep veel vragen op, zoals waarom de Nazi’s Joodse muziek promoten, terwijl het in de rest van Duitsland was verboden. De aandrang van de regering, dat de Jüdischer Kulturbund slechts Joodse muziek uitvoerde, stelde ook de leiders van de organisatie en haar leden zelf voor hoofdbrekende raadsels. Wat is Joodse muziek, wie is een Joodse componist en – als het waar is dat de Nazi’s de Jüdischer Kulturbund voorstelden als een propaganda middel – kwam Joodse bijdrage aan de activiteiten neer op collaboratie?

Deze en andere vragen stelt Lily E. Hirsch, muziekdocente aan de universiteit van Cleveland, in het boek ‘A Jewish Orchestra in Nazi Germany’ (2010). Was de Jüdischer Kulturbund inderdaad een immorele vorm van collaboratie met de Nazi’s en een middel tot overleving? Waren de Joden medeplichtig in iets wat zij toch niet konden tegengaan? Waarom ondersteunden de Nazi leiders de Jüdischer Kulturbund? Welk doel diende muziek in de organisatie en de Nazi politici? Wat is de plaats van muziek in tijden van gevaar en welke rol kan muziek spelen in machtsprocessen?

Hirsch werpt ingewikkelde vragen op, maar is zich ervan bewust dat eenduidige antwoorden niet te geven zijn. Om het uitgebreide terrein van de vele vragen af te bakenen, gebruikt zij een analytisch model met een gerichte vraagstelling. In hoofdstuk één verkent zij de functie van de Jüdischer Kulturbund en het moeilijke begin. De organisatie had met name een symbolische functie en de Nazi’s konden zo beweren dat de Joden niet werden onderdrukt. In hoofdstuk twee bespreekt zij het frustrerende debat over Joodse muziek en identiteit – Joodse motieven zouden volgens de Jüdischer Kulturbund een oosterse smaak en een echtheid van het oosten bezitten – en toont zij aan dat er geen definitieve oplossing voor het probleem van het Joodse repertoire geboden werd. Hoofdstuk drie onderzoekt de uitvoeringen van Joodse muziek door de Jüdischer Kulturbund. De componist Kurt Weill was verboden vanwege het potentiële gevaar van diens kracht om een massapubliek te bewegen. Schoenberg was bij de Joden even impopulair als bij de zogenaamde ariërs en werd te individualistisch en te abstract gevonden. Hoofdstuk vier tot en met zes concentreert zich op de redenen, waarom de Nazi’s muziek van de componisten Schubert, Händel, Verdi, Mahler en Mendelssohn aan de Jüdischer Kulturbund toestonden. Schubert met de frequente majeur – mineur modulaties werd gekoppeld aan homoseksualiteit en werd – anders dan de antisemitische Schumann – gezien als een vriend van de Joden. Het beeld van de zwakke Oostenrijker Schubert – het tegenovergestelde van een sterke Duitser – en van een buitenstaander en vreemdeling werd door de Nazi’s bewust geschapen. Zo werden componisten “gepolitiseerd” en selecteerden de Nazi’s het repertoire voor de Jüdischer Kulturbund. Muziek was onderdeel van de smerige politieke en nationale strijd en haar uitvoering in Nazi Duitsland was een politieke handeling.

‘A Jewish Orchestra in Nazi Germany’ is een origineel onderwerp en Hirsch geeft een lezenswaardige menging van geschiedenis en musicologie. Door grondig onderzoek van archiefmateriaal en interviews met voormalige leden van de Jüdischer Kulturbund – geplaatst in een uitgebreid historisch perspectief – geeft zij een uitstekend overzicht. Zij vermijdt overijlde conclusies over de betekenis van de complexe organisatie. Was de Jüdischer Kulturbund een middel om te overleven, collaboreren, verzetten, afleiden of een opstap naar emigratie en uiteindelijk vrijheid? De Jüdischer Kulturbund had verschillende functies voor verschillende mensen.

Het boek is een studie en geeft niet zozeer een overzicht van de muzikale uitvoeringen en theatrale voorstellingen, ook al worden producties van ‘Le Nozze di Figaro’, ‘Boris Godunov’, ‘Eugen Onegin’, ‘Nabucco’, ‘Un Ballo in Maschera’, ‘Rigoletto’ en ‘La Traviata’ wel genoemd. Uitvoerenden worden nauwelijks vermeld, waardoor het niet erg persoonlijk wordt. Maar het gaat Hirsch ook niet zozeer om het vraagstuk van de persoonlijke tragiek als wel om een prikkelende en interessante analyse van moeilijke vraagstukken. Hirsch geeft met ‘A Jewish Orchestra in Nazi Germany’ een indrukwekkende beschrijving van het fascinerende fenomeen van de Jüdischer Kulturbund in Nazi Duitsland.

2010; £ 60.00
ISBN 978-0472117109
276pp, Hardcover
The University of Michigan Press