februari 2011
Eva Weissweiler – ‘Otto Klemperer; Ein deutsch-jüdisches Künstlerleben’
Zijn woedeaanvallen en schandalen zijn alom bekend. Ooit sloeg de dirigent Otto Klemperer zelfs een viool kapot op het hoofd van een violist. Zijn bipolaire stoornis, ziektes, onttrouw, redeloosheden en dwalingen zijn al uitgebreid beschreven in de biografieën van Peter Heyworth. De eerste Duitstalige biografie over de Klemperer van muziekwetenschapper Eva Weissweiler kan gezien worden als een aanvulling hierop.
Otto Klemperer (1885 – 1973) was Kapellmeister in Hamburg, Bremen, Straatsburg, Keulen en Wiesbaden voordat hij in 1927 muzikaal leider werd van de Krollloper van Berlijn. Daar wierp hij zich op voor de eigentijdse muziek en dirigeerde wereldpremières van werken van Arnold Schönberg, Ernst Krenek, Paul Hindemith, Igor Strawinsky en Leoš Janáček. Politiek was de Joodse Klemperer op zijn zachtst gezegd ontwetend. In 1922 haalde hij zich de woede van collega Arturo Toscanini op de hals door voor Mussolini de fascistische hymne “Giovinezza” te dirigeren. En toen de Nazi’s aan de macht kwamen verheugde Klemperer zich over de “wederopstanding van Duitsland”. Maar toen de Joodse neuroloog Goldstein in 1933 werd gearresteerd, trok Klemperer al snel zijn conclusies en vluchtte uit Duitsland naar de Verenigde Staten, waar hij zes jaar het Los Angeles Philharmonic Orchestra leidde.
Bijna alles over Otto Klemperer is al geschreven in de biografieën van Peter Heyworth. Maar voor muziekwetenschapper Eva Weissweiler werd in die biografieën de mens Klemperer niet plastisch genoeg, vooral niet in het perspectief van zijn tijd. Er was voor Weissweiler te weinig locale coloriet, nauwelijks verwijzingen naar de contemporaine kunst en literatuur en te weinig uitingen over zijn vrienden en metgezellen. Bijna alle goede recensies waren weggelaten en indrukwekkende foto’s ontbraken. Daarom schreef Weissweiler de eerste Duitstalige biografie over Klemperer, waarin zij hem volgt door het Duitse keizerrijk, de Oostenrijks-Hongaarse monarchie, de Eerste Wereldoorlog, de geallieerde bezetting, de Weimar republiek en het begin van de Nationaal-Socialistische terreur. Weissweiler – die al eerder biografieën schreef over Clara Schumann, de familie Freud, Eleanor Marx en Wilhelm Busch – vond belangrijke, voorheen ongepubliceerde correspondentie van Klemperer met zijn vriend Paul Dessau, zijn voorbeeld Ferruccio Busoni, de egocentrische Arnold Schönberg, Alma Mahler (die in haar memoires lelijk over Klemperer schrijft) en de antisemitische Hans Pfitzner en Adenauer.
Weissweiler corrigeert Heyworth meer dan eens met uitstekende, uitgebreide en duidelijke bronvermelding. Maar haar boek imponeert meer als een aanvulling op Heyworth, dan een op zichzelf staande biografie. Want vaak wordt op slechts één pagina een heel jaar beschreven en de laatste 30 jaar van Klemperers leven worden in zo’n tien pagina’s samengevat. Daardoor heeft Weissweilers werk iets onafs. Soms is haar boek meer een overzicht van de geschiedenis dan een biografie. Zij wijdt lang uit over collega’s, familieleden, operahuizen, etc en dat is niet altijd erg relevant. Als auteur is zij ook niet altijd even objectief, zoals in haar woorden als “Ist das nicht ein Schlag ins Gesicht aller Verehrer…. [der] so überzeugend dirigiert wie kaum ein Zweiter?”. Weissweiler verwijdt Heyworth ongenadig om te gaan met Klemperers composities, maar ook bij haar komen zijn eigen werken nauwelijks aan bod. Ook ontbreekt een discografie. Tenslotte is de subtitel “Ein deutsch-jüdisches Künstlerleben” enigszins oneerlijk. Heel veel opheldering over het Joodse leven van Klemperer, die zich in 1919 katholiek dopen liet, zijn er in het boek niet. Verder dan vermeldingen wie wel en niet Joods of antisemitisch is en van enkele antisemitische recensies vanaf 1907 komt Weisweiler niet.
Weissweiler is het niet gelukt – zoals zij in het voorwoord schrijft – een menselijk of persoonlijk beeld te schetsen van Klemperer. Maar het siert haar, dat zij getracht heeft het beeld van Heyworth recht te trekken en een sympathiek portret te schetsen van één van de grootste (1.98m) dirigenten van de 20ste eeuw. Weissweiler heeft goede research gedaan en het boek leest soms als een levendige en spannende roman.
2010; € 23,00
ISBN 978-3-462-04179-8
320pp, Hardcover
Kiepenheuer & Witsch; Keulen