07-02-2021
Martha van Ophemert-Schwenke was een Duits-Nederlandse operazangeres met een omvangrijk en veelzijdig repertoire. Zij zong in Nederland tussen 1876 en 1903 ruim 40 rollen.
Martha van Ophemert-Schwenke was vanaf het seizoen 1886/1887 als “eerste sopraan in alle genres” geëngageerd door het Hollandsch Opera-Gezelschap van Johannes George de Groot:
“De heer De Groot, directeur van den “Parkschouwburg”, heeft bij het tableau de la troupe de volgende circulaire verspreid: Beleefd neem ik de vrijheid het kunstminnend publiek te Amsterdam mede te deelen dat het “Hollandsch Opera-Gezelschap”, hetwelk dit jaar door mij gesticht werd en den afgeloopen zomer met succes in den Parkschouwburg optrad […] met October het winterseizoen aldaar heeft geopend en geregeld voorstellingen blijft geven des Zaterdags, Zondags, Maandags, Woensdags en Donderdags” (Algemeen Handelsblad; 8-10-1886)
Alle opvoeringen van het Hollandsch Opera-Gezelschap waren in de Parkschouwburg te Amsterdam. Daar zong Martha Van Ophemert-Schwenke de rol van Marguerite in ‘Faust’ vanaf 23 oktober 1886 (Algemeen Handelsblad; 22-10-1886).
Daarna zong zij op 18 december 1886 de rol van Czipra in ‘Der Zigeunerbaron’ van Johann Strauss jr.:
“Als voorbeeld van goede opvatting en nauwgezette uitvoering van eene rol kan haar Mevrouw van Ophemert-Schwencke dienen” (Het Nieuws van den Dag; 21-12-1886)
“Mevrouw Van Ophemert-Schwencke had de partij van de oude zigeunerin Czipra op zich genomen. Haar stem heeft de frischheid en buigzaamheid der jeugd verloren, maar mevrouw Van Ophemert heeft een groote gemakkelijkheid van zingen. Zij plaatse zich echter niet te veel op den voorgrond” (Algemeen Handelsblad; 22-12-1886)
Op 22 januari 1887 vertolkte zij Mercédès in ‘Carmen’ van Bizet:
“De dames Van Ophemert-Schwencke en Donker, alsmede de heeren Derickx en Schmier waren zeer verdienstelijk in de partijen van Mercèdes, Frasquita, Remendado en Dancaire” (Het Nieuws van den Dag; 25-1-1887)
Midden april 1887 zong Martha van Ophemert-Schwenke de rol van Rachel in ‘La Juive’ van Jacques-François Halévy:
“De rol van Rachel wordt verdienstelijk vervuld door mevr. Van Ophemert-Schwencke. In het medium en in het lagere register klinkt haar orgaan goed, maar de hooge tonen worden niet zonder inspanning voortgebracht. Ook zou wat meer soberheid in mimiek en gebaren het geheel doen winnen” (Algemeen Handelsblad; 14-4-1887)
Vanaf 2 juli 1887 trad zij bij het gezelschap op als Donna Olympia in ‘Donna Juanita’ van Franz von Suppé (Algemeen Handelsblad; 5-7-1887).
Martha Van Ophemert-Schwenke zong in het seizoen 1887/1888 bij het Hollandsch Opera-Gezelschap vanaf 3 september 1887 de rol van Leonora in ‘Il Trovatore’ van Verdi:
“De rollen van Leonore en Azucena werden vervuld door de dames Van Ophemert-Schwencke en Louise Culp-Kiehl. Deze rolverdeeling heeft ons eenigszins verrast. Met het oog op de eigenaardige talenten van beide dames en het emplooi, vroeger door mevr. Van Ophemert-Schwencke bij het Duitsche operagezelschap bekleed, hadden wij verwacht, dat laatstgenoemde als Azuccna en mevr. Kiehl als Leonore opgetreden zou zijn. De sopraanpartij ligt wat hoog voor mevr. Van Ophemert-Schwencke […] Doch hoe dit zij, ontkennen kunnen wij niet, dat beiden zich hoogst verdienstelijk gekweten en in menig opzicht onze verwachting overtroffen hebben. Mevr. Kiehl was voorts, wat haar spel aangaat, zeer te prijzen. Dien lof zouden we ook aan mevr. Van Ophemert-Schwencke toebrengen, indien ze wat minder bewegelijk ware” (Algemeen Handelsblad; 5-9-1887)
“Mevrouw Van Ophemert, als Leonore, gaf wat zij geven kan. Dat wil zeggen, dat zij met groote nauwgezetheid en met veel routine hare partij vertolkte. Zij leverde daardoor het bewijs, dat zij eene consciëntieuse kunstenares is. Met dankbaarheid werden hare verrichtingen door het publiek ontvangen. Niet mag ik daarbij verzwijgen, dat m.i. deze partij niet geheel voor haar persoon geschikt is. Men stelt aan de jeugdige figuur van Leonore sommige eischen, die Mevr. van Ophemert niet bevredigen kan, maar ik mag daarop niet te veel nadruk laten vallen, en verklaar dus gaarne onder de dankbaren te hebben behoord, ondanks het hierboven gemaakte voorbehoud” (Het Nieuws van den Dag; 13-9-1887)
Later in het seizoen vertolkte zij vanaf 14 januari 1888 Agathe in ‘Der Freischütz’ van Carl Maria von Weber:
“Agatha en Annette werden vertegenwoordigd door de dames Van Ophemert-Schwencke en Culp-Kiehl. Eerstgemelde overtrof ver onze verwachtingen. De groote aria “O, nameloos verlangen” en vooral het gedeelte “Laat mijn zingen tot u dringen” werd werkelijk met veel smaak voorgedragen; evenzoo de Cavatine “Ofschoon de neev’len ’t licht bedekken”. Mevrouw Schwencke blijve zich echter hoeden voor te groote beweeglijkheid. Hoewel reeds groote verbetering op dit punt bij haar te bespeuren valt, zij toch bij voortduring hare aandacht daarop gevestigd” (Algemeen Handelsblad; 18-1-1888)
Als laatste nieuwe rol in het seizoen voegde zij op 14 april 1888 Gertrude in ‘Hamlet’ van Ambroise Thomas aan haar repertoire bij het Hollandsch Opera-Gezelschap toe:
“mevr. Orelio en mevr. Van Ophemert verheugen, die als Ophélie en koningin Gertrude hare rollen met zorg en succes behandelden. Aan enkele tekortkomingen van ondergeschikten aard zullen zij allicht bij volgende opvoeringen weten te gemoet te komen, over het geheel was beider opvatting en zang verdienstelijk” (Algemeen Handelsblad; 17-4-1888)
Martha van Ophemert-Schwenke zong in het seizoen 1888/1889 bij het Hollandsch Opera-Gezelschap vijf nieuwe rollen. Vanaf 15 september 1888 vertolkte zij in ‘Il Trovatore’ nu niet Leonora, maar Azucena:
“Mev. Van Ophemert-Schwencke, die ten vorigen jare de partij van Leonore vervulde, had zich thans belast met die van Azucena, welke eigenlijk meer overeenkomt met hare eigenaardige talenten. Zij had zich uitstekend gegrimeerd en gaf over het algemeen, zoowel in zang als spel, eene goede voorstelling van de wraakzuchtige heidin, zoodat de bijvalsbetuigingen, welke haar ten deel vielen, alleszins te rechtvaardigen waren” (Algemeen Handelsblad; 18-9-1888)
De opera ‘Catharina en Lambert’ van Cornelis van der Linden beleefde op 10 november 1888 in de Parkschouwburg van Amsterdam zijn wereldpremière bij het Hollandsch Opera-Gezelschap. Martha van Ophemert-Schwenke alterneerde hierin met M. Verbruggen als Martha (Dagblad van Zuidholland en ’s Gravenhage; 1-11-1888).
Begin maart 1889 zong zij de rol van Valentine in ‘Les Huguenots’ van Giacomo Meyerbeer:
“De partijen van Valentine en van Raoul waren in handen resp. van Mevrouw van Ophemert-Schwencke en van den Heer v.d. Kerckhoven. Zoo menigmaal deed Mevrouw van Ophemert zich hooren; ik meen daarom thans over haar optreden niet in ’t bijzonder te moeten spreken: zij is de geroutineerde zangeres en tooneelspeelster” (Het Nieuws van den Dag; 5-3-1889)
Op 21 maart 1889 zong Martha van Ophemert-Schwenke nu eens niet Carmen of Mercédès, maar Micaëla in ‘Carmen’:
“De rol der zachte Micaëla, in karakter zoozeer het tegenbeeld van Carmen, werd door mevr. Van Ophemert-Schwencke als geroutineerde kunstenares naar de meer bescheiden eischen der partij op bekwame wijze vervuld” (Algemeen Handelsblad; 26-3-1889)
Op 30 maart 1889 trad zij op als Leonore in ‘Fidelio’ van Beethoven:
“Niet minder moeilijkheden bevat de rol van Leonore-Fidelio. Zij was in handen van mevr. Van Ophemert-Schwencke. Met talent en met toewijding zong zij hare partij; het was duidelijk, dat zij hare gaven niet spaarde en daardoor maakte zij een zeer voldoenden indruk, zij het dan ook dat hare krachten in de groote aria der 1e acte, een struikelblok voor velen harer kunstzusters, niet geheel toereikend waren” (Algemeen Handelsblad; 4-4-1889)
“Mevr. Van Ophemert-Schwencke had Donderdagavond voor hare benefice-voorstelling in den Parkschouwburg wel een ruimere opkomst van het publiek verdiend. Op sommige rangen was het lang niet vol. Niettemin beijverden de aanwezigen zich, om hunne sympathie voor deze verdienstelijke zangeres te doen blijken, zoo door een levendig applaus bij haar herhaald terugroepen, en niet minder door den bloemenschat en geschenken, die haar werden aangeboden. Voor de zware partij, die zij als Léonore in Beethoven’s Fidelio heeft te vervullen, waren die huldeblijken alleszins verdiend” (Het Nieuws van den Dag; 8-4-1889)
In dat seizoen werkte zij op 20 april 1889 aan nog een wereldpremière mee bij het Hollandsch Opera-Gezelschap. In De Parkschouwburg van Amsterdam zong zij de rol van Rheime in de opera ‘Brinio’ van Simon van Milligen (1849-1929). Overige solisten waren onder anderen Désiré Pauwels, Henri Albers, Jos Orelio en Johan Schmier. Het Concertgebouworkest stond onder leiding van Simon van Milligen zelf (Het Vaderland; 24-4-1889).
In het seizoen 1889/1890 zong zij als enige nieuwe rol Maddalena in ‘Rigoletto’ van Verdi vanaf 23 november 1889 (Algemeen Handelsblad; 26-11-1889).
1890
Martha van Ophemert-Schwenke zong op 4 februari 1892 in de Parkschouwburg bij de Nederlandsche Opera van Johannes de Groot de rol van Mamma Lucia in ‘Cavalleria Rusticana’ (1890) van Pietro Mascagni:
“Ook de partij van Moeder Lucia was bij Mevrouw Ophemert-Schwencke in goede handen” (Het Nieuws van den Dag; 13-2-1892).
“Lola (mevr. Orelio) en Lucia (mevr. Van Ophemert) konden mij niet voldoen” (Het Vaderland; 18-2-1892)
“De dames Orelio en Van Ophemert-Schwencke stonden in geen enkel opzicht achter bij hare kunstzusters mej. Pewny en Blank” (Algemeen Handelsblad; 17-2-1892)
Op 17 oktober 1891 verraste zij in Parkschouwburg met de zwijgende titelrol van Fenella in ‘La Muette de Portici’ van Daniel François Esprit Auber, de rol die eerder dat jaar ook Cornélie van Zanten op diezelfde plaats had vertolkt:
“Mevr. v. Ophemert-Schwenke vervulde de titelrol, die van Fenella, het stomme visschersmeisje. Als men in aanmerking neemt, dat het bij deze rol uitsluitend aankomt op mimiek en dramatische standen, dan sluit dit de gevolgtrekking in, dat zij als zeer ontwikkelde actrice er van maakte wat er van te maken is. Evenals mej. Van Zanten het vorige jaar, gelukte het haar door goed gekozen gebarenspel, belangstelling voor de arme bedrogene Fenella te wekken” (Algemeen Handelsblad; 20-10-1891)
In het seizoen 1892/1893 zong zij vanaf 24 september 1892 de rol van Mallika in ‘Lakmé’ van Léo Delibes:
“Van de kleinere rollen noem ik met ingenomenheid die van Mallika, vervuld door mevr. Van Ophemert-Schwencke, die in het bekende duo in het eerste bedrijf mej. Harmsen uitstekend bijstond” (Algemeen Handelsblad; 4-10-1892)
Op 16 oktober 1892 vertolkte zij Selika in ‘L’Africaine’ van Giacomo Meyerbeer. De kranten spraken over een gemis aan glans op de stem van de 42-jarige zangeres:
“Noch mej. Klimmerboom, noch mevrouw Van Ophemert-Schwencke is opgewassen tegen haar partij. Mej. Klimmerboom niet, omdat de coloratuurpassage, door Meyerbeer aan Inès in den mond gelegd, hare krachten te boven gaan, mevr. Van Ophemert-Schwencke niet, omdat….
’t Is moeilijk in één woord de reden op te geven, waarom ik de partij van Sélika liever aan een andere zangeres toevertrouwd had gezien. Laat ik er daarom een paar meer gebruiken. Ik stel voorop, dat mevr. Van Ophemert een zeer nuttige kracht van het operagezelschap is. Zij zingt desgewenscht zoowel de alt- als de sopraanpartijen, dank zij den grooten omvang van haar stem. Bovendien is zij een ervaren tooneelspeelster, waarvan hare medezangers heel wat kunnen leeren. Doch mevr. Van Ophemert heeft reeds een veeljarige kunstenaarsloopbaan achter den rug en dit is merkbaar aan haar orgaan. Ik mis daarin die glans, frischheid en buigzaamheid, waarover de eerste dramatische zangeres moet beschikken. En dat gemis is duidelijk merkbaar in een partij, welke zulke hooge eischen stelt als die van Selika. In de sluimeraria in het tweede bedrijf, in het vierde bedrijf en in het slot bij den manzenille-boom ontwikkelde de zangeres kracht genoeg, maar er was iets stroefs, iets dofs in haar stem, dat tot mijn leedwezen den indruk gaf, dat mevr. Van Ophemert verstandig zou doen, indien zij dergelijke partijen aan andere krachten afstond. Er blijft haar dan van haar repertoire nog genoeg over” (Algemeen Handelsblad; 23-10-1892)
In maart 1893 hernam zij de zwijgende titelrol van Fenella in ‘La Muette de Portici’:
“Aan ijver ontbrak hot ook mevr. Van Ophemert-Schwencke niet, meer wat baten ijver en goede bedoelingen waar de middelen geheel ontbreken? En wat te zeggen van een Fenella, die niet jong en niet vlug is en niet over zeer beweeglijke trekken en sprekende oogen, voorwaarden voor een uitdrukkingsvolle mimiek, beschikt? Laat ons de bereidvaardigheid van mevr. Van Ophemert waardeeren, dat zij een rol, zoo geheel buiten haar emplooi, op zich nam. Het is waar: bij de Hollandscbe Opera schijnt het traditie Fenella door de contr’alto te laten spelen. Mej. Van Zanten creëerde daar De Stomme; zij was minder gezet en levendiger, ook veel beter gegrimeerd dan mevr. Van Ophemert, die veel eer aan de moeder, dan aan de zuster van Masaniello deed denken, althans inde 1e en 2e acte” (Het Vaderland; 18-3-1893)
Op 1 april 1893 werkte zij mee aan de wereldpremière van ‘Leiden Ontzet’ van Cornelis van der Linden in de Amsterdamse Parkschouwburg in de rol van Marijke Moens:
“Marijke Moens, Elisabeths nicht (mevr. Ophemert) is er slechts tot vulling. De bezetting der kleinere rolletjes was bevredigend” (Het Vaderland; 22-4-1893)
In het seizoen 1893/1894 zong zij vanaf 7 oktober 1893 de rol van Hedwig in ‘Guillaume Tell’ van Gioacchino Rossini in de Parkschouwburg:
“Mevrouw Van Ophemert-Schwencke gaf een zeer goede vertolking van de partij van Hedwig. Deze vrouw bewijst in alles wat zij doet, dat zij het tooneel door en door kent en dat zij van haar stem weet te vragen wat zij daarvan vragen mag” (Het Nieuws van den Dag; 13-10-1893)
Vanaf 22 februari 1894 vertolkte zij in Parkschouwburg Amneris in ‘Aida’ van Verdi bij de Nederlandsche Opera:
“De partijen van Aïda en Amneris waren in handen van de dames Engelen-Sewing en Ophemert-Schwencke. Beide zangeressen hebben in deze figuren het beste gegeven, dat zij geven kunnen. De partijen zijn voor het soort van talent dezer beide zangeressen zeer goed geschikt. Amneris, de hartstochtelijke, wordt door Mevr. Ophemert naar waarheid weergegeven” (Het Nieuws van den Dag; 26-2-1894)
1895
In het seizoen 1894/1895 voegde zij als nieuwe rol Gertrude in ‘Roméo et Juliette’ van Charles Gounod aan haar repertoire toe. Zij zong de partij vanaf 5 januari 1895 in de Parkschouwburg bij de Nederlandsche Opera-Vereeniging van Johannes de Groot (Het Nieuws van den Dag; 5-1-1895)
Vanwege financiële perikelen werd de productie van Nederlandsche Opera-Vereeniging ‘Hänsel und Gretel’ van Humperdinck, waaraan Martha van Ophemert nog zou meewerken, afgelast:
“Naar wij vernemen had do heer De Groot den solisten en orkestleden, aan zijn opera verbonden, voorgesteld de exploitatie er van voor gezamenlijke rekening voort te zetten, terwijl zij dan tenminste een derde zouden ontvangen van het tot dusverre genoten salaris. Gistermiddag werd daaromtrent door belanghebbenden eene vergadering gehouden, doch de orkestdirecteur, de heer De la Fuente, verklaarde zich niet bereid op deze voorwaarde zijne medewerking te blijven verleenen. Dientengevolge is thans de exploitatie gestaakt en zal de eerste voorstelling van Humperdinck’s Hansel und Gretel, tegen heden aangekondigd, niet doorgaan” (Algemeen Handelsblad; 5-3-1895)
Marta van Ophemert keerde in 1896 terug naar haar geboorteplaats Stettin om te werken als zangdocente:
“Mevrouw Marta van Ophemert-Schwencke vertrekt einde dezer week als zangleerares naar Stettin, ter opvolging van Cabisch” (Dagblad van Zuidholland en ’s Gravenhage; 29-7-1896)
1900
Martha van Ophemert bleef zo nu en dan optreden in Nederland in haar bekende repertoire bij de Nederlandsche Opera.
De voorstelling van ‘Fidelio’ van De Nederlandsche Opera van D.H. Joosten zou op 20 oktober 1903 niet doorgaan, aangezien Agnes Bosse-Sommer ontslag had genomen (Het Volk; 22-10-1903).
Derhalve werd Martha van Ophemert gevraagd in te vallen als Leonore voor de opvoering van 22 oktober 1903 in de Schouwburg van Rotterdam (Het Vaderland; 22-10-1903).
Schijnbaar was de stem van de 53-jarige Martha van Ophemert over zijn hoogtepunt heen. Naast haar zong overigens haar dochter Rosina Hageman-Van Ophemert de rol van Marzelline:
“Van deze opvoering zullen we niet veel zeggen: er zou trouwens niet veel anders dan slecht van te zeggen zijn en mevrouw Van Ophemert-Schwencke, die we ons uit den tijd der Duitsche Opera herinneren als een verdienstelijke zangeres, wier hulpvaardigheid in het “invallen” voor momenteel onmachtige kunstzusters in de meest uiteenloopende emplooien destijds vooral werd gewaardeerd, is nu in de levensperiode, dat men zich over haar optreden verwonderen moet en haar zingen niet meer wil becritieken, omdat het critiek-drankje tegen leeftijdsonmacht toch niet helpen kan. Er was dus een ‘Fidelio’ zonder Leonore” (Rotterdamsch Nieuwsblad; 23-10-1903)
Ook de voorstelling van 23 oktober 1903 in de Stadsschouwburg van Amsterdam werd uiteindelijk afgelast (Algemeen Handelsblad; 23-10-1903).
Voor de gedaagde voorstelling van 27 en 29 oktober 1903 was Agnes Bosse-Sommer terug in de titelrol (De Telegraaf; 26-10-1903).
1905
Martha van Ophemert-Schwenke kreeg later een docentenfunctie te Koblenz. Daar overleed zij op 27 februari 1909 op 58-jarige leeftijd (Arnhemsche Courant; 4-3-1909).