07-02-2021

Martha van Ophemert-Schwenke was een Duits-Nederlandse operazangeres met een omvangrijk en veelzijdig repertoire. Zij zong in Nederland tussen 1876 en 1903 ruim 40 rollen.

Martha van Ophemert-Schwenke werd op 9 oktober 1850 als Martha Louisa Amalie Schwenke in de Pruisische stad Stettin (tegenwoordig de Poolse stad Szczecin) geboren. Een verhuisdocument in het Amsterdams archief toont haar achternaam als Schwenke, zonder c (Archief Amsterdam; 1642 Deel 64 B; BRB00092000042).

1870

Martha Schwenke zou al in 1873 aan de Hofoper van Berlijn hebben gezongen blijkens een nieuwsbericht uit dat jaar. Tot en met december 1873 was zij namelijk getuige in het historische moordproces op het 4-jarige meisje Anna Böckler in Berlijn:

“In het te Greifswald gevoerde crimineel proces wegens den moord van de lang vermiste en eindelijk vermoord gevonden Anna Böckler, was o.a. de operazangeres Martha Schwenke te Berlijn als getuige opgeroepen. Op den morgen der zitting ontving de president een telegram van den hoofdintendant der koninklijke schouwburgen, het berigt bevattende dat de opgeroepen getuige op den bepaalden regtsdag niet kon verschijnen omdat haar pligt om bij de opvoering van opera’s mede te werken, en dus ’s Konings dienst haar terug hield; later zou ze wel eens komen. De voorlezing der depêche bragt alle aanwezigen in eene vrolijke stemming, behalve den openbaren aanklager, die verklaarde dat hij van het berigt niets begreep en aan het geregtshof voorstelde om de getuige ook bij telegram te vermanen nog den zelfden dag te komen, zoo zij zich niet aan de hoogste straf wilde blootstellen, die op het wegblijven van getuigen bedreigd wordt. Zoo geschiedde, en in de namiddag zitting was de zangeres op hare plaats onder de getuigen” (Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant; 17-12-1873)

Op 10 juli 1872 had zij in de zaak een verklaring afgelegd:

“Gestern, am 8. Juli, zwischen 12 und 1 Uhr etwa, kam ich aus dem schönower Walde von einem Spaziergange und sah in der Nähe des Kruges eine Zigeunerbande lagern. Ich wollte mir die Gesellschaft näher ansehen und ging darauf los. Hier fiel mir ein Wagen auf mit einem schwarzen Plan überzogen und mit Thüren versehen, von denen die eine geöffnet, die andere geschlossen war. Aus der geöffneten Thür wollte zweimal ein hübsches Kind mit hellblauen Augen und kurz abgeschnittenen hellblonden Haaren heraussehen, wurde aber jedesmal von einem kleinen Knaben, der am Wagen stand, zurückgeschlagen und mit alten Sachen überworfen. Als die Bande später abfuhr, hörte ich ein Kind weinen, und erfuhr dann von meiner Cousine Anna, die noch vorher am Wagen gestanden hatte, daß es dieses hübsche blonde Kind gewesen sei. Das Kind mochte etwa drei bis vier Jahre alt sein. Mit der größten Bestimmtheit kann ich behaupten, daß dieses Kind unter der mir, heute 19. Juli, vorgestellten Zigeunerbande nicht vorhanden ist. Den Knaben, der am Wagen stand und das Kind zurückschlug, habe ich in dem sechsjährigen Franz Friedrich Anton Strauß sofort wiedererkannt” (Kriminalfälle Pitaval)

Uiteindelijk werd echter het levenloze lichaam van Anna gevonden in de tuin van haar ouderlijk huis. Fritz Schütt – de 17-jarige dienstjongen van de familie – werd veroordeeld tot 15 jaren gevangenisstraf. Hij heeft altijd ontkend het misdrijf begaan te hebben (Wöchentliche Anzeigen für das Fürstenthum Ratzeburg 1873 No 98 & 99).

1875

Martha Schwenke werd voor het seizoen 1876/1877 door de Duitsche Opera te Rotterdam geëngageerd als dramatische sopraan én alt (Dagblad van Zuidholland en ’s Gravenhage; 8-8-1876).

Deze Duitsche Opera – ook wel Hoogduitsche Opera genoemd – werd in 1860 opgericht in Rotterdam door onder anderen de componist Willem Frans Thooft (1829-1900). De eerste voorstelling van het gezelschap was op 5 september 1860.

Martha Schwenke zong in oktober 1876 bij Duitsche Opera te Rotterdam de rol van Elvira in ‘Don Giovanni’ van Mozart. In deze openingsvoorstelling van het seizoen 1876/1877 kon zij de pers nog niet bekoren:

“Mej. Schwenke in de partij van Elvira bezit niet het orgaan voor haar emplooi. Voornamelijk in het lage register mist zij kracht en uitdrukking, en wij kunnen geen oogenblik in hare rol aanwijzen, dat zij bijzondere indrukken bij ons teweeggebracht” (Algemeen Handelsblad; 14-10-1876)

Op 2 januari 1877 zong zij bij de Duitsche Opera de rol van Nancy in ‘Martha’ van Flotow:

“Mej. Schwenke, in de rol van Nancy, was voldoende” (Algemeen Handelsblad; 7-1-1877)

Later die maand vertolkte zij op 30 januari 1877 in Rotterdam de alt-rol van Sesto in ‘La Clemenza di Tito’ van Mozart naast de Duitse bas Emil Fischer als Publio:

“Bijzondere vermelding verdienen mej. Schwenke in het karakter van Sextus en de baszanger Fischer in dat van Publios” (Algemeen Handelsblad; 6-2-1877).

Martha Schwenke trouwde op 20 september 1877 met de Rotterdamse handelaar in hout Hendrik van Ophemert (1854-?) (De Maasbode; 23-9-1877).

Hun dochter Rosina Elisabeth werd op 13 januari 1879 in Rotterdam geboren (HetVaderland; 17-1-1879).

Rosina zou op 7 februari 1903 de eerste echtgenote van musicus Richard Hageman worden en bekend worden onder de artiestennamen Rosina van Hageman-van Ophemert en Rosina van Dyck. Het echtpaar Hageman bleef waarschijnlijk kinderloos en het huwelijk liep in 1916 in New York uit op een vechtscheiding, waarbij de sopraan dreigde hem om te brengen als hij niet voldoende alimentatie betaalde (New-York Tribune; 15-6-1916).

Martha van Ophemert-Schwenke stond op 17 april 1879 alweer op het toneel bij de Duitsche Opera van Rotterdam en werkte belangeloos mee aan een buitengewone voorstelling ter benefice van de Duitse bas Emil Fischer. In de opera ‘Das goldene Kreuz’ van Ignaz Brüll zong zij de mezzorol van Therese en vooraf werden aria’s, duetten en scènes uitgevoerd uit de opera ‘Euryanthe’ van Carl Maria von Weber. In deze laatste opera zong Martha van Ophemert-Schwenke de sopraanpartij van Eglantine en vertolkte Emil Fischer de partij van Graf Lysiart. Het geheel stond onder leiding van dirigent Carl Pfläging (Rotterdamsch Nieuwsblad; 17-4-1879).

Op zaterdag 19 april 1879 zong zij bij de Duitsche de sopraanrol van de Königin in ‘Hans Heiling’ van Heinrich Marschner Opera (Rotterdamsch Nieuwsblad; 18-4-1879).

1880

Martha van Ophemert-Schwenke schonk op 24 februari 1881 in Rotterdam het leven aan haar eerste zoon (De Maasbode; 27-2-1881).

In de lente van 1881 vergezelde zij de beroemde Amerikaanse sopraan Minnie Hauk op een concertreis door Denemarken en Zweden (Rotterdamsch Nieuwsblad; 5-5-1881).

Op 7 november 1881 zong Martha van Ophemert-Schwenke de sopraanpartij in het oratorium ‘Elias’ van Mendelssohn in Deventer (Apeldoornsche Courant; 5-11-1881).

Zij bracht in februari 1882 de mezzopartij van Landgräfin Sophie in het oratorium ‘Die Legende der Heiligen Elisabeth’ van Franz Liszt ten gehore in het Paleis voor Volksvlijt te Amsterdam tijdens een concert van de Vereeniging van den H. Vincentius a Paulo. Overige solisten waren de sopraan Katharina Müller-Ronneburger uit Berlijn en de Nederlandse baritons Willem Deckers en Johannes Messchaert en de muzikale leiding was in handen van Gustaaf Adolf Heinze. De kritieken liepen uiteen:

“Mevr. Ophemert-Schwenke, die de eenigszins ondankbare rol van Sophie van Thuringen vervulde, bleek een zangeres te zijn uit een goede school en met een aangenaam en zuiver timbre” (De Tijd; 20-2-1882)

“waren daarentegen Mevrouw Van Ophemert-Schwencke en de Heer Deckers niet geheel op de hoogte van de moeilijke taak, die zij te vervullen hadden” (Het Nieuws van den Dag; 23-2-1882)

Op 19 april 1882 vertolkte Martha van Ophemert-Schwenke de rol van Ortrud in ‘Lohengrin’ van Wagner in het Paleis voor Volksvlijt te Amsterdam. De tenor Eduard von Sigelli zong de titelrol en de bekende 35-jarige sopraan Mathilde Mallinger (Eva in de wereldpremière van ‘Die Meistersinger von Nürnberg’) zong – net voor haar afscheid van de bühne – Elsa. Martha van Ophemert-Schwenke kon de indruk die eerder de Duitse mezzo Louise Jaïde, die bij de eerste Bayreuther Festspiele in 1876 Erda en Waltraute had gezongen, niet uitwissen:

“Mevrouw Ophemert-Schwencke kon ons de Ortrud van Mevr. Jaide niet doen vergeten, doch had niettemin in het tweede bedrijf uitmuntende oogenblikken” (Het Nieuws van den Dag; 21-4-1882)

“Ook op de tweede teleurstelling, welke de avond baarde, waren wij bereid. Wanneer men verscheidene malen de ‘Ortrud’ van Frau Jaïde heeft bijgewoond, dan weet men ten naastebij wat men in deze rol van de alhier van vroeger bekende mezzo-sopraanzangeres van Ophemert-Schwencke te wachten heeft en geeft men zich niet aan illusiën over. Mevr. van Ophemert-Schwencke heeft met talent gespeeld en voornamelijk in het tweede bedrijf verdienstelijk gezongen, maar de stempel, die door het machtig talent van Frau Jaïde op de partij van ‘Ortrud’ is gedrukt, is zoo onuitwischbaar, dat de pogingen van eerstgenoemde kunstenares om een diepen indruk teweeg te brengen vergeefsche moeite waren. Men hoort haar aan, maar zonder dat het hart word geroerd, het gemoed wordt getroffen” (Algemeen Handelsblad; 24-4-1882)

Martha van Ophemert-Schwenke zong op 22 april 1882 zong zij in het Paleis voor Volksvliet opnieuw de rol van Nancy in ‘Martha’ in een gastvoorstelling van Eduard von Sigelli als Lyonel:

“Mevrouw Ophemert was insgelijks wat zwak; maar bij haar kon het vlugge spel veel vergoeden. Het duo met Plumkett werd aardig gezongen en gespeeld” (Het Nieuws van den Dag; 25-4-1882)

Op 29 april 1882 vertolkte zij de rol van Siebel in ‘Faust’ van Gounod bij de Duitsche Opera in het Paleis voor Volksvlijt. Eduard von Sigelli zong de titelrol:

“De Heer Schlosser en Mevrouw Ophemert in de rollen van Valentin en Siebel waren, beiden zeer verdienstelijk” (Het Nieuws van den Dag; 13-5-1882).

Op 8 oktober 1882 beviel Martha van Ophemert-Schwenke van haar tweede zoon (Het Nieuws van den Dag; 13-10-1882).

Martha Van Ophemert-Schwenke gaf inmiddels zangles en hield begin maart 1883 in Rotterdam een soirée waarbij zo’n zes à zeven van haar leerlingen optraden (Rotterdamsch Nieuwsblad; 2-3-1883).

Op 19 en 22 april 1883 gaf de Rotterdamsche Hoogduitsche Opera gastoptredens in het noorden van het land met opera ‘Das goldene Kreuz’. Martha van Ophemert-Schwenke zong hierin opnieuw de rol van Therese:

“wat zij produceerde, verdiende nauwelijks den naam van zingen; aan deze verwisseling schrijf ik ook toe, dat ons, hetgeen onder deze omstandigheden geen groot verlies was, het aria van Therese in ’t 2e bedrijf onthouden werd” (Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant; 20-4-1883)

“De overige artisten waren, over het geheel, goed. Mevrouw Ophemert-Schwenke, die anders over belangrijke stemmiddelen heeft te beschikken, was blijkbaar niet bij magte, er thans het noodige gebruik van te maken” (Leeuwarder Courant; 23-4-1883)

Voor het seizoen 1883/84 werd Martha van Ophemert-Schwenke bij de Hoogduitsche Opera te Rotterdam geëngageerd voor de tweede altpartijen. De eerste mezzo- en altpartijen gingen naar Louise Jaïde (Het Vaderland; 5-5-1883).

Op 5 oktober 1883 was Martha van Ophemert-Schwenke één van de Drei Damen in ‘Die Zauberflöte’ van Mozart bij de Duitsche Opera te Rotterdam (Algemeen Handelsblad; 7-10-1883).

Later die maand kwam ‘Lohengrin’ bij de Duitsche Opera te vervallen en werd in plaats daarvan ‘Le Nozze di Figaro’ van Mozart opgevoerd. Martha van Ophemert-Schwenke zong hier Marcellina:

“mevr. Van Ophemert-Schwencke vervulde de partij van Marzelline met veel toewijding; zulk een 2e alt had het Rotterdamsche opera-gezelschap in jaren niet” (Het Vaderland; 18-10-1883)

Op 11 januari 1884 luisterde Martha Van Ophemert-Schwenke met de Duitsche Opera de opera-comique ‘Joseph’ van Étienne Méhul op in het Paleis voor Volksvlijt van Amsterdam:

“Het schoone koor bij den aanvang van het 3de bedrijf “Lobt den Hernn mit Saitenspiel und Harfen” was vrij voldoende en de daarin voorkomende solo’s werden door de dames Gronau, Van Ophemert-Schwenke en Pfläging-Radetzky, verdienstelijk gezongen” (Algemeen Handelsblad; 14-1-1884)

Martha Van Ophemert-Schwenke zong op 27 februari 1884 bij de Duitsche Opera de rol van Puck in ‘Oberon’ van Von Weber:

“Puck (Fr. Ophemert-Schwencke leek niet zeker van zijn zaak” (Het Vaderland; 28-2-1884)

Op 1 april 1884 trad zij bij de Duitsche Opera op in de rol van Martha in ‘Undine’ van Lortzing in het Gebouw voor Kunsten en Wetenschappen te Den Haag (Delftsche Courant; 30-3-1884).

Op 26 april 1884 was zij bij de Duitsche Opera één van de Walküres in ‘Die Walküre’ van Wagner in het Paleis voor Volksvlijt te Amsterdam. Louise Jaïde zong de titelrol, de Duitse bariton Karl Hill – de eerste Alberich (1876) én Klingsor (1882) in Bayreuth – was Wotan en de Duitse tenor Anton Schott vertolkte Siegmund (Algemeen Handelsblad; 29-4-1884).

1885

Martha Van Ophemert-Schwenke viel op 23 januari 1885 bij de Duitsche Opera in als Ortrud in ‘Lohengrin’. De titelrol werd gezongen door de Zweedse tenor Leonard Labatt:

“Voor eenige jaren geleden hebben wij Ortrud nog eens gezien van mw. Van Ophemert-Schwencke, en toen had dit voor boven mw. Jaïde dat zij zich gemakkelijker in het hoge register bewoog dan deze. Thans zouden wij bijna het tegenovergestelde zeggen, en daarbij mist het medium, dat volle timbre wat het orgaan van mw. Jaïde nog altijd kenmerkt en bezit zij niet de zeggingskracht van deze begaafde kunstenares. Toch had mw. Van Ophemert-Schwencke goede oogenblikken, o.a. in het Vrouwenduet in het 2e bedrijf, was hare actie lang niet onverdienstelijk en heeft zij aanspraak op een woord van dank, omdat zij zich dadelijk beschikbaar stelde, om voor hare kunstzuster op te treden en daardoor de opvoering mogelijk te maken” (Algemeen Handelsblad; 26-1-1885)

Op 1 juni 1885 werkte zij mee aan een opvoering van de operette ‘De Wraak van het Regiment’ van Johan Visser en Ferdinand Blumentritt bij het Rotte’s Mannenkoor:

“Mevrouw Van Ophemert-Schwencke, die de rol van den luitenant fraai zong en speelde, werden een bouquet en een prachtige bloemenmand aangeboden” (Rotterdamsch Nieuwsblad; 2-6-1885).

Voor het seizoen 1885/1886 werd Martha Van Ophemert-Schwenke ook voor eerste mezzopartijen aan de Duitsche Opera verbonden (Het Vaderland; 18-2-1885).

Op 1 december 1885 beviel zij van haar derde zoon Hendrik (Stadsarchief Rotterdam 999-01; Registratienummer 1885E; Aktenummer 1885e.5802; Pagina e178).

Aan het einde van die maand zong zij bij de Duitsche Opera opnieuw de rol van Marcellina in ‘Le Nozze di Figaro’ van Mozart in de Stadsschouwburg van Amsterdam:

“Mevrouw Van Ophemert-Schwencke was volkomen op haar plaats als Marzelline, en droeg het hare bij om de gedeelten van het werk waarin zij meewerkt te doen slagen” (Het Nieuws van den Dag; 26-12-1885)

Martha Van Ophemert-Schwenke werkte op 9 februari 1886 bij de Duitsche Opera mee aan de herneming van de opera ‘Die Kaiserstochter’ (1885) van de Nederlandse componist Willem de Haan (1849-1930):

“Mev Van Ophemert-Schwencke was blijkbaar nog niet geheel te huis in de belangrijke partij van Adalrun en mist de zeggingskracht van mw. Jaïde. De groote scène in het 1e bedryf maakte dan ook veel minder indruk dan vroeger” (Algemeen Handelsblad; 12-2-1886)

Martha Van Ophemert-Schwenke zou vanaf het seizoen 1886/1887 niet meer optreden bij de Duitsche Opera, waar zij tien seizoenen had gezongen. Zij ruilde Rotterdam in voor Amsterdam en zong op 4 tot en met 9 september 1886 de rol van Symon Rymanovicz in een productie van de operette ‘Der Bettelstudent’ van Millöcker in de Amsterdamse Parkschouwburg, die in 1883 was geopend. De regie was in handen van directeur Johannes de Groot:

“De lieve operette van Millöcker, De arme Student, is sedert Zaterdag opnieuw in den Parkschouwburg op het programma gebracht, en wel voor het debuut van mevr. Van Ophemert-Schwencke van Rotterdam, die de rol van Simon vervult. Het succes, dat deze operette steeds vond, heeft zich weder bevestigd. Mevr. Van Ophemert, wier artistiek talent men zich van vroeger, toen zij nog aan de Hoogduitsche opera verbonden was, met genoegen herinneren zal, geeft de rol van Simon op uitnemende wijze weer. Zij is niet alleen zangeres, maar ook tooneelspeelster, en legt in hare partij een dramatischen gloed, die niet nalaat het publiek te treffen. Was mevr. Van Ophemert-Schwencke bij haar eerste optreden nog niet volkomen in haar kracht, ten gevolge der nieuwe omgeving waarin zij zich bevond, de voorstellingen van Zondag en gisterenavond daarentegen lieten al dadelijk zien, welk een groote aan winst het Hollandsche operettengezelschap in haar deed” (Algemeen Handelsblad; 9-9-1886).

“Sedert een paar dagen treedt in de titelrol eene dame op, die ook voor het Amsterdamsch publiek geen onbekende is, namelijk mevr. Van Ophemert-Schwencke, die verleden jaar hier in de Duitsche opera onderscheidene malen optrad. Zij bezit een krachtige, welluidende stem en heeft ook als actrice zeer te waardeeren verdiensten. Hoewel hare uitspraak van onze taal uit den aard der zaak niet geheel zuiver is, steekt die echter gunstig af bij vele harer landgenooten, die in dit opzicht hunne afkomst veel sterker verraden” (Het Nieuws van den Dag; 13-9-1886)