13-12-2020
De Nederlandse alt Antoinette Alberdingk Thijm genoot in de 19e eeuw grote faam als concert- en oratoriumzangeres, maar in de 19e-eeuwse kranten werd niet vaak over haar bericht.
Antoinette Alberdingk Thijm werd op 15 maart 1829 als Antoinette Cathérine Thérèse Alberdingk Thijm in Amsterdam geboren uit een oud koopmansgeslacht. Zij was een kind van Joannes Franciscus Alberdingk (1788-1858) en Catharina Thijm (1793-1864). Bij koninklijk besluit van 201-1834 had Joannes Alberdingk bij hun huwelijk in 1819 toestemming gekregen om de naam Thijm van zijn vrouw aan die van hem en zijn kinderen toe te voegen, zodat het ‘Alberdingk Thijm’ werd (https://www.genealogieonline.nl/en/stamboom-stoffels/I4188.php).
Antoinette was de jongste uit een gezin van vijf kinderen. Haar broers en zussen heetten Josephus Albertus (1820-1889), Lambertus Joannes (1823-1854), Dorothea Anna (1825-1911) en Petrus Paulus Maria (1827-1904). Lambertus – op 31-jarige leeftijd overleden – had zich ook op muzikaal gebied verdienstelijk gemaakt en Dorothea was een begaafde schilderes in aquarel (Tilburgsche Courant; 13-1-1898).
Antoinette Alberdingk Thijm luisterde reeds op jeugdige leeftijd het koor in de Fransche kerk te Amsterdam op (Tilburgsche Courant; 13-1-1898).
1850
In de eerste helft van de jaren vijftig worden in de pers slechts twee optredens van Antoinette Alberdingk Thijm besproken. Zo zong zij op 15 juni 1850 in Haarlem bij het Algemeen Muziekfeest van de Maatschappij tot Bevordering der Toonkunst tijdens de Nederlandse première van het oratorium ‘Elias’ van Felix Mendelssohn-Bartholdy, dat vier jaren eerder zijn wereldpremière had beleefd. Naast Antoinette Alberdingk Thijm traden verder op onder anderen de sopraan Sophieten Hove, dier oudere zuster sopraan Jeanne Hekking-Van Hove, de tenor Jan Andreas Tuynen de bas J. van der Kun. Het geheel stond onder muzikale leiding van Johannes Verhulst:
“Alle lof zij toegezwaaid aan de koren, aan bet orkest, maar bovenal aan de solisten, mej Alberdingk Thijm, dilettante van Amsterdam” (Nieuwe Rotterdamsche Courant; 17-6-1850)
Op 19 januari 1853 zong Antoinette Alberdingk Thijm de altpartij in het oratorium ‘Die letzten Dinge’ (1826) van Louis Spohr tijdens een concert voor de armen van de Vereeniging van den H. Vincentius van Paulo in concertzaal het Park te Amsterdam. Het geheel stond onder leiding van Johannes Bernardus van Bree:
“Het Oratorium van Spohr Die letzten Dinge, werd op geene minder schoone wijze opgevoerd. De solopartijen (Mej. Jaspers en Mej. A. Alberdingk Thijm en de Heeren Zweers en K. A. Craeyvanger) hebben zich bij uitnemendheid van hunne taak gekweten en zóó wel verdiende laauweren ingeoogst. Aan hen allen, en zoo mede aan al degenen , die aan eene zoo uitmuntende voordragt deel namen, zijn wij den levendigsten dank verschuldigd” (De Tijd; 21-1-1853)
1855
Antoinette Alberdingk Thijm zong op 29 december 1855 in Park te Amsterdam de altpartij in het oratorium ‘Die Zerstöring Jerusalems’ (1840) van Ferdinand Hiller bij de Maatschappij tot Bevordering der Toonkunst. De muzikale leiding was in handen van Ferdinand Hiller zelf:
“de solo’s waren opgedragen aan de dames Froschart en Jaspers (sopranen) en Alberdingk Thym (alt), benevens de heeren Tengberg (tenor), Herckenrath (bariton) en Boeke (bas). De solo’s werden op onberispelijke, ja ten deele voortreffelijke wijze voorgedragen, zoodat het publiek onder anderen, de bereidwillig volvoerde herhaling heeft verlangd van het recitatief en de aria voor alt en een recitatief en aria voor tenor. Wat die uitvoering nog opmerkelijker maakte, was de bijzonderheid, dat het toondichtstuk werd gedirigeerd door den componist in persoon. Bij den aanvang door het publiek met handgeklap en door het orkest met eene drievoudige fanfare begroet, vielen den componist, na het eindigen der uitvoering, de luidste toejuichingen van de zijde des publieks en van de uitvoerders ten deel” (Nieuwe Rotterdamsche Courant; 2-1-1856)
Antoinette Alberdingk Thijm werkte op 31 januari 1856 mee aan een soirée van het gezelschap Eruditio Musica ter gelegenheid van de 100ste geboortedag van Wolfgang Amadeus Mozart:
“Het tweede deel bestond uit de meesterlijk uitgevoerde ouverture der Tooverfluit, voorts priesterkoren uit dezelfde opera, Aria van Vitellia (mej. Alberdingk Thym) uit de opera Titus en sextet en finale van het 1e. bedrijf van Don Juan. De solo’s – alle voortreffelijk voorgedragen – werden uitgevoerd door mevr. Offermans van Hove (uit ’s Hage), mej. Alberdingk Thym, de heeren Thenbergh (uit Rotterdam), dr. J. J. Viotta , mej. C. J. Froschart en in het 2de deel door dezelfde, benevens mej. J. Huygens en de heeren J. C. Bloem en P. A. Alberdingk Thym, terwijl het koor der zangvereening van de maatschappij voor de priesterkoren versterkt was door de leden der liedertafels Eutonia, Euterpe en Amstels Mannenkoor. Wij zeiden het reeds, ensemble stukken en solo’s waren even uitnemend, en wanneer men alleen eene herhaling van de priesterkoren vorderde, en men daarin bij eenige sopraan- en altnummers werd weerhouden, dan was dit uit vrees voor onvoegzame eischen. De eer van den avond was echter weggelegd voor de dames Offermans van Hove en Alberdingk Thym die, als reeds vaak met die begaafde en gevoelvolle kunstenaressen het geval is geweest, de toehoorders verrukten en wegsleepten” (Nieuwe Rotterdamsche Courant; 2-2-1856)
Op 12 maart 1856 trad zij op tijdens een concert van de sopraan Cornelie Froschhart in het Odeon te Amsterdam en zong daar opnieuw de aria van Vitellia uit ‘La Clemenza di Tito’ en de altpartij in ‘Die letzten Dinge’ van Spohr (Algemeen Handelsblad; 7-3-1856).
Antoinette Alberdingk Thijm trad op 3 maart 1859 in het huwelijk met architect Pierre Josephus Hubertus Cuypers (Roermond, 1827-1921) (De Tijd; 4-3-1859).
Cuypers was in 1850 getrouwd met de Antwerpse modiste Rosalie van de Vin. Zij overleed echter in 1855, kort na de dood van hun tweede dochtertje (https://vanhellenberghubar.org/index.php/archief/webitems/grafmonument/).
Uit het huwelijk van Antoinette Alberdingk Thijm en Pierre Cuypers werden tussen 1860 en 1873 vijf kinderen geboren (https://www.genealogieonline.nl/en/stamboom-stoffels/I4188.php).
Haar vader Joannes Franciscus Alberdingk Thijm overleed op 15 april 1858 op 69-jarige leeftijd in Amsterdam geboren (Algemeen Handelsblad; 20-4-1858).
1860
Antoinette Cuypers-Alberdingk Thijm zong op 17 maart 1862 op een “concert der dames van liefdadigheid” te Antwerpen een fragment uit ‘Orfeo ed Euridice’ van Gluck, enige stukken uit het ‘Stabat Mater’ van Rossini en een aria van Mozart (Algemeen Handelsblad; 17-3-1862).
Op 6 december 1862 trad zij op tijdens het jaarlijkse concert van Cornelie Froschhart in het Odeon te Amsterdam:
“De concertgeefster liet zich met Mw. Cuypers hooren in een duet uit Halevy’s Juive, in twee duetten van Krentzer Audenken en Rastlose Liebe en droeg alleen voor een ave Maria van Marschner. Zij verwierf den bijval der vergadering in ruime mate. Dat het concert door de medewerking eener zoo talentvolle dilettante als Mw. Cuypers, zeer werd opgeluisterd, behoeft geen betoog. Zij toonde den naam van artiste-dilettante volkomen waardig te zijn en haar krachtig, vol en fraai geluid, hare uitmuntende methode werden zoowel in de voordragt van genoemde duetten als in de groote aria uit Charles VI toegejuicht” (Algemeen Handelsblad; 9-12-1862)
Antoinette Cuypers-Alberdingk Thijm werkte op 10 december 1862 mee aan een concert van de Maatschappij tot Bevordering der Toonkunst te Amsterdam. In het Park werden de ‘Psalm LXXXIV’ van Johannes Bernardus van Bree en ‘Das Paradies und die Peri’ van Schumann uitgevoerd. Overige solisten waren de sopraan Sophie Offermans-Van Hove en de tenor Carl Schneider:
“Mw Cuypers bezit eene voortreffelijke methode en hare fraaije altstem, hare welbegrepene opvatting, kwamen weder voortreffelijk uit; haar geluid klonk echter in de groote zaal, vooral in de diepe toonen, eenigzins zwak” (Algemeen Handelsblad; 12-12-1862)
Antoinette Cuypers-Alberdingk Thijm woonde inmiddels in Roermond en zong op 18 april 1864 in de grote zaal der sociëteit Casino te ’s-Hertogenbosch. Tijdens dit concert ten behoeve der maatschappij voor behoeftige kraamvrouwen in Den Bosch vertolkte zij het ‘Ave Maria’ van Cherubini, ‘Bone Pastor’ van Capocci en opnieuw de aria uit ‘Charles VI’ van Halévy:
“mevrouw A.C.Th. Cuypers, geboren Alberdingk Thijm, uit Roermond, de heeren P. von Fisenue, uit Rotterdam en W.C. Deckers. Mevrouw Cuypers, eene krachtige en omvangrijke contra-alto, begaafd door de natuur en daarenboven eene zangeres van veel muzijkale kennis, zong en werd vooral daverend toegejuicht in het Ave Maria van Cherubini en in Bone Pastor van Capocci; zij maakte in beide stukken bijzonder veel effect” (Provinciale Noordbrabantsche en ’s Hertogenbossche Courant; 22-4-1864)
Op 1 augustus 1864 overleed haar moeder Catharina Thijm op 71-jarige leeftijd (Algemeen Handelsblad; 8-8-1864).
1865
De 2-jarige zoon Theodorus van Antoinette Cuypers-Alberdingk Thijm overleed op 18 maart 1865 (De Tijd; 23-3-1865).
Tijdens de Vondelsfeesten in oktober 1867 op het Muiderslot trad Antoinette Cuypers-Alberdingk Thijm nog op in een loflied van Gustaaf Heinze:
“Het lied (van den Hr. J.A. Alberdingk Thijm, buitengewoon gelukkig op muziek gezet door den Hr. G.A. Heinze) was natuurlijk toepasselijk op de plegtigheid. Heinze zelf accompagneerde in het costuum van Dirck Jansz Swelingh, den bekenden organist, die ons ook werd geschetst in de historische galerij van Arti, door de begaafde hand van den dezer dagen veel te vroeg aan de kunst ontvallen Scheltema. De uitvoering van deze lieve compositie liet niets te wenschen over en gaarne scharen wij ons dan ook openlijk onder degenen, die de Dames Froschhart en Cuypers (geb. Alberdingk Thijm) en de Heeren Theunissen, Küster en van Erven Dorens voor dit genot hunne dankbare hulde bragten” (Algemeen Handelsblad; 22-10-1867)
Daarna wordt het stil aangaande het openbare, muzikale optreden van Antoinette Cuypers-Alberdingk Thijm.
1895
Antoinette Alberdingk Thijm overleed op 7 januari 1898 op 68-jarige leeftijd in Roermond (De Volksstem; 26-1-1898).
Zij werd ter aarde besteld in het Grafmonument van de familie Cuypers op begraafplaats Nabij de Kapel in ’t Zand te Roermond (monumentnummer 520492).