24-12-2020

De Nederlandse sopraan Helena Margaretha Hutschenruyter was een veelbelovende concert- en oratoriumzangeres. Haar zangcarrière duurde echter slechts drie jaren door haar ontijdige overlijden.

Helena Hutschenruyter werd op 30 januari 1831 in Rotterdam geboren als dochter van Wouter Hutschenruyter (1796-1878) en Huiberdina de Haas (1803-1882) (geboorteakte Rotterdam 999-01, inventarisnummer 1831A, folionummer a039, aktenummer 1831.221).

Haar vader Wouter Hutschenruyter was componist, dirigent en violist en ook haar grootvader, vader, broer en neef waren allen actief in het Rotterdamse muziekleven. Zo was haar broer Willem Jacob Hutschenruijter (1828-1889) hoornist, kapelmeester en arrangeur. Van haar vader kreeg Helena Hutschenruyter haar eerste muzieklessen. Vervolgens ging zij naar de Rotterdamse Muziekschool van de Maatschappij tot Bevordering der Toonkunst (Caecilia jrg 13, no 7; 1-4-1856).

1855

De Zweedse sopraan Jenny Lind bracht op 16 en 23 maart 1855 een bezoek aan Nederland en gaf op die dag een concert in de Groote Zaal der Sociëteit Harmonie te Rotterdam. De muzikale leiding van het concert was in handen van Wouter Hutschenruyter (RotterdamscheCourant; 23-3-1855).

Diverse bronnen vermelden dat Jenny Lind een inspiratie voor Helena Hutschenruyter zou geweest zijn en wellicht nog zangles zou hebben gegeven (Caecilia jrg 16; no 18 (1859) blz. 170).

1856

Helena Hutschenruyter maakte op 25 januari 1856 haar debuut op 24-jarige leeftijd tijdens een Groot Vocaal en Instrumentaal Concert in de zaal van het gebouw Musis Sacrum te Schiedam. Daar zong zij opera-aria’s uit ‘Le Serment’ (1832) van Daniel Auber, ‘Der Freischütz’ (1821) van Carl Maria von Weber en ‘Le Prophète’ (1849) van Giacomo Meyerbeer:

“Vele toejuichingen verwierf mede de jeugdige Zangeres Mejufvrouw Helena Hutschenruyter, zoo zelfs, dat hare Romance gebiseerd werd. Wij verheugen ons in deze onze landgenoote, dochter van den Heer W. Hutschenruyter, eene Zangeresse met eene zeldzaam schoone en in de beide registers zeer gelijke Sopraan-stem te hebben aangetroffen, welke daarbij door hare eenvoudige, gezonde voordragt, ontdaan van alle coquellerie, eene nadrukkelijke aanbeveling aan alle Concertbesturen verdient. Men ga zulke jeugdige, maar reeds zeer verdienstelijke talenten niet voorbij, op ’t gevaar af van ze anders misschien voor altoos te verliezen of er den moed uit te blusschen” (Caecilia jrg 13, no 4; 15-2-1856)

Helena Hutschenruyter werkte op 7 maart 1856 mee aan het Derde Studenten-Concert in het gebouw voor Kunsten en Wetenschappen te Utrecht. Zij zong ook hier de aria’s uit ‘Der Freischütz’ en ‘Le Prophète’:

“Na Schiedam is Utrecht de tweede stad waar Mej. Hutschenruyter, de bevallige dochter en élève van den Heer W. Hutschenruyter […] als Zangeres ex professo met bijval optrad. Mej. H. is door de natuur met eene fraaije, gelijke en sonore Sopraanstem van vrij grooten omvang verrijkt, welke, te oordeelen naar hare ontwikkeling op het tegenwoordig standpunt en de voordragt der beide zeer braaf, maar niet vrij en warm genoeg gezongen Aria’s, thans nog meer voor Oratorium dan voor de Opera-Muzijk geschikt is. Intusschen zal het Haar Ed. bij verder doelmatig onderrigt, kan het zijn buiten ’s lands, wijl zoo iets eene dubbele aanbeveling bij het publiek met zich brengt – ongetwijfeld gelukken zich alle fijnheden der Italiaansche Zangmethode eigen te maken, door meerdere losheid en dramatischen gloed, zich tot eene Concert-Zangeres des eersten rangs te verheffen, waarop Nederland eens zal kunnen bogen” (Caecilia jrg 13, no 7; 1-4-1856)

1857

Helena Hutschenruyter zong begin februari 1857 tijdens het Tiende Concert van de maatschappij Felix Meritis te Amsterdam opnieuw de scène en aria uit ‘Der Freischütz’ en de aria uit ‘Le Serment’ plus het lied “Het Land der Zaligen” van haar vader Wouter Hutschenruyter:

“Mej. Hutschenruyter, die eene lieve, welluidende, omvangrijke en reeds vrij wel gevormde sopraan-stem bezit […] vooral de twee laatstgenoemde zangstukken, waartoe zij als Chanteuse-Legere de meeste geschiktheid betoont en met algemeenen bijval voordroeg” (Algemeen Handelsblad; 16-2-1857)

1858

Helena Hutschenruyter trad zij op 19 februari 1858 op tijdens het Elfde Concert van de maatschappij Felix Meritis te Amsterdam. Hier zong zij een aria uit ‘Ernani’ van Verdi en een aria uit ‘La Juive’ van Halévy:

“Over mej. Hutschenruyter valt weinig te zeggen. Zij heeft eene schoone stem, doch draagt alles zoo ijskoud voor, dat alle effect daardoor geheel verloren gaat. Een paar jaar goede studie te Parijs zou haar bijzonder veel goed doen” (Nieuw Amsterdamsch Handels- en Effectenblad; 27-2-1858)

Op 11 maart 1858 gaf zij een concert in de Zaal der Maatschappij Tot Nut van ’t Algemeen in de Oppert te Rotterdam. Het concert stond onder muzikale leiding van haar vader Wouter Hutschenruyter en tevens verleende de Belgische violist Jacques Dupuis – (Luik, 21 oktober 1830 – Luik, 20 juni 1870) docent aan het Koninklijk Belgisch Conservatorium van Luik – zijn medewerking (Rotterdamsche Courant; 8-3-1858).

Tijdens een Rotterdamse uitvoering op 21 april 1858 van het oratorium ‘Israel in Egypt’ van Händel onder leiding van Johannes Verhulst zong Helena Hutschenruyter de tweede sopraanpartij. De eerste sopraan- en altpartij werden gezongen door de befaamde Duitse dramatische sopraan Anna Bochkoltz-Falconi (Rotterdamsche Courant; 23-4-1858).

Op 17 november 1858 was Helena Hutschenruyter tijdens een concert van de Rotterdamse Afdeling van de Maatschappij tot Bevordering der Toonkunst soliste in een Hymne van Felix Mendelssohn voor sopraan, koor en orgel en het ‘Adventlied’ voor sopraan en koor van Schumann. De muzikale leiding was opnieuw in handen van Johannes Verhulst:

“Het verheugt ons daarbij niet minder loffelijk te mogen gewagen van den zang van mej. H.M. Hutschenruyter, honorair lid der zangvereeniging, die, behalve in de quartetten, ook de sopraan solos in de beide laatste nummers van het programma met smaak en inzigt op eene gepaste en verdienstelijke wijze heeft voorgedragen en verdiende toejuichingen oogstte” (Rotterdamsche Courant; 18-11-1858)

1859

Helena Hutschenruyter trad op 7 januari 1859 op bij de Maatschappij tot Bevordering der Toonkunst in Rotterdam als soliste in de ‘Psalm 84’ voor sopraan, koor en orkest van Johannes Verhulst:

“Ook de solisten hebben zich door de aanwending hunner beste pogingen verdienstelijk gemaakt. De gezamenlijke sopraansolo’s waren mejufv. Hutschenruyter toebetrouwd , die zich, inzonderheid in Verhulst’s psalm, met hare gewone verdiensten kweet. Een steeds inniger opvatten en warmer weergeven van den geest der compositie moge tot haar streven blijven behooren” (Rotterdamsche Courant; 18-1-1859)

Zij zou op 24 februari 1859 meewerken aan een concert in de zaal van de Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen in de Oppert te Rotterdam en daar een aria uit de opera ‘Les Mousquetaires de la Reine’ van Halévy en een duet  uit de ‘L’Etoile du Nord’ van Meyerbeer zingen samen met de Franse bas Prosper Dérivis. Dit concert moest zij echter wegens ziekte afzeggen (Rotterdamsche Courant; 3-3-1859).

Een half jaar later overleed Helena Hutschenruyter op 11 augustus 1859 in Rotterdam op 29-jarige leeftijd aan longtuberculose (Rotterdamsche Courant; 13-8-1859).

Florentius Cornelis Kist schreef in het tijdschrift Caecilia een necrologie over Helena Hutschenruyter:

“Haar sterven was als haar leven, zacht en onderworpen” (Caecilia jrg 16; no 18 (1859) blz. 170)

Helena Margaretha Hutschenruyter bleef ongehuwd. Ook twee van haar drie zusters, van wie er één bekendheid genoot als pianiste, stierven jong.