1.
De eerste volledige studio-opname van de opera ‘Pelléas et Mélisande’ van de Franse componist Claude Debussy (1862-1918) werd gemaakt tussen 24 april en 26 mei 1941 in de Salle du Conservatoire van Parijs tijdens de Nazi bezetting van Frankrijk. Het label EMI Pathé Marconi bracht haar in januari 1942 op twintig platen uit. De Franse dirigent Roger Désormière leidde het Orchestre Symphonique de Paris – opgericht in 1928 – in een ongeëvenaard elegante, sfeervolle en sprookjesachtige lezing. Opvallend is de grote zorg die hij besteedde aan de details, de kleuren, de verzachtende uitdrukkingen en de tijdingen in de orkestpartij.
Désormière had een compleet Franse bezetting tot zijn beschikking. De Mélisande en Pelléas waren ten tijde van deze opname allebei nog twintigers. De sopraan Irène Joachim – kleindochter van de violist Joseph Joachim – zong de partij van de geheimzinnige prinses Mélisande. Zij had de rol ingestudeerd bij Georges Viseur – de repetitor tijdens de wereldpremière van de opera – en zij had gewerkt met Mary Garden, de Mélisande van de wereldpremière op 30 april 1902 in de Parijse Opéra-Comique. In deze Opéra-Comique maakte Irène Joachim op 12 september 1940 haar roldebuut als Mélisande. Zij vertolkt de mysterieuze jonge vrouw naïef en fragiel en zo nu en dan vlamt een jeugdige vurigheid op. Poulenc schreef aan Denise Duval (zie Bonus 3.) dat “ni Micheau, ni Los Angeles, je ne parle pas de veaux style Brumaire, Grancher, ne savent ce que c’est que Debussy (Jansen oui!). Seule Joachim avait le style”.
Op 20 april 1941 zong Irène Joachim voor het eerst naast de baryton Martin Jacques Jansen als Pelléas in de Opéra-Comique. Jansen had gestudeerd bij Charles Panzéra, Claire Croiza (zie Bonus 1.) en eveneens bij Georges Viseur en had net begin 1941 zijn debuut als Pelléas gemaakt in het Grand Théâtre van Genève. Jansen is gewoonweg perfect als de verlegen, maar tevens pientere jongeman en ook hij zette de graadmeter voor de vertolkers na hem. De bariton Henri Etcheverry was een legendarische Golaud, maar tegenwoordig bijna vergeten. Hij was intens als Pelléas’ broer, hier nog vooral gevoelig, maar in 1951 voor de BBC-microfoon (label Testament) bruusker, machtiger en gewelddadiger.
De bas Paul Cabanel is een uiterst gedistingeerde Arkel, de oude en bijna blinde koning van Allemonde en grootvader van Golaud en Pelléas. De mezzosopraan Germaine Cernay is Geneviève, de moeder van zowel Golaud als Pelléas. Zij studeerde zang aan het Conservatoire de Paris bij onder anderen de Nederlandse bariton Henri Albers. Cernay is een waardige Mère de Famille met gezag, prachtig welsprekend in haar briefscène van de eerste akte. De Algerijns-Franse sopraan Leïla Ben Sedira is onvergetelijk als de jongensachtige Yniold, de jonge zoon van Golaud. De hier 65-jarige bas Armand Narçon zingt de Docteur. Hij had veertig jaren bij de Opéra de Paris opgetreden en de partij van Arkel voor de plaatopnamen van 1928 gezongen (zie Bonus 1.).
De geluidskwaliteit van deze opname is voor die tijd fenomenaal. Roger Désormière had voor deze opname de muzikale leiding overgenomen van de plotseling overleden dirigent Georges Truc (zie Bonus 1.) en zette met zijn lezing de standaard voor de uitvoeringspraktijk van ‘Pelléas et Mélisande’ voor de decennia daarna. Désormière werd in 1952 getroffen door een herseninfarct en leefde daarna afatisch en afgezonderd voor de laatste elf jaren van zijn leven.
Warner Classics 0190295665425 (10 CDs)
2.
EMI France maakte vijftien jaren later tussen 4 en 15 juni 1956 een nieuwe opname van ‘Pelléas et Mélisande’ in het Palais de Chaillot van Parijs. De muzikale leiding was in handen van de Belgische dirigent André Cluytens, die in 1946 een contract had getekend bij de Franse tak van EMI Pathé-Marconi. Hij was tussen 1946 en 1960 chefdirigent van het Orchestre de la Société des Concerts du Conservatoire en stond hier aan het begin van zijn internationale carrière.
Ook Cluytens had een uitmuntende cast tot zijn dispositie. Mélisande was één van de glansrollen van de “onvergelijkbare”, Spaanse sopraan Victoria De Los Ángeles. Zij maakte haar roldebuut als Mélisande op 23 december 1953 in de Metropolitan Opera van New York en zong de partij in totaal 16 keer. Volmaakt vertolkt zij de breekbare en twijfelmoedige Mélisande.
Jacques Jansen had vijftien jaren na zijn opname met Désormière nog altijd niets aan jeugdigheid ingeleverd. De Fransman Gérard Souzay studeerde bij Claire Croiza and Jean-Émile Vanni-Marcoux (zie Bonus 1.) in eerste instantie als tenor, maar stapte in 1943 op advies van Henri Etcheverry (zie 1.) over naar het baritonvak. Souzay is een niet zozeer grimmige of wrede als wel meer menselijke Golaud. Hij zet diens ambivalentie in de laatste scène van de derde akte zeer sterk neer.
De Franse bas Pierre Froumenty is een nobele, maar soms wankele Arkel en in de eerste akte vertolkt de Franse mezzosopraan Jeannine Collard een lieflijke moeder Geneviève. De Franse sopraan Françoise Ogéas – zij zong in 1955 de partij van Mélisande tijdens een concertante uitvoering van ‘Pelléas et Mélisande’ in het Théâtre des Champs Elysées onder leiding van Désiré-Émile Inghelbrecht (zie Bonus 2.) – klinkt fris en is geloofwaardig als de speelse Yniold. Cluytens leidt het Orchestre National de la Radiodiffusion Française – het huidige Orchestre National de France – weloverwogen en toch sfeervol en levendig. Helaas is het orkest nogal op de achtergrond. De tweede scène van de derde akte in de crypten van het kasteel krijgt hier door de galm een fraaie ambiance.
Testament SBT 3051 (3 CDs)
3.
Deze opname van ‘Pelléas et Mélisande’ werd in september 1953 door Philips in Parijs gemaakt. De muzikale leiding was in handen van de Franse dirigent Jean Fournet, die tussen 1944 en 1957 directeur van de Opéra-Comique was. Ook zijn zangers hadden allen Frans als moedertaal.
De sopraan Janine Micheau is vocaal vaak wiebelig, heeft een droeve klank en is daardoor ontroerend onschuldig als Mélisande. Zij had overigens de rol van Mélisande al in 1935 bij de Wagnervereeniging gezongen. De baryton Martin Camille Maurane was de belangrijke Pelléas in de jaren vijftig en zestig en nam de partij twee maal op. Zijn elegantie, subtiliteit en adolescente timbre onderstrepen het jongensachtige in Pelléas, ook al mist hij het droomachtige van Jansen. Maurane overleed in 2010 op 98-jarige leeftijd.
De drie zangers in de andere hoofdrollen waren twintigers en aan het begin van grote carrières. De bariton Michel Roux had vier maanden eerder op 17 mei 1953 als Golaud zijn debuut gemaakt in de Scala. Zijn interpretatie is vocaal vooral slank en niet zozeer krachtig of bruut. De bas Xavier Depraz is een wijze en mededogende Arkel, naast Hoekman (zie 5.) de beste vertolking van de koning op CD. De Belgische mezzo Rita Gorr was de enige niet Franse van de bezetting en een sympathieke, bezorgde Geneviève.
De sopraan Annik Simon is een schitterend beteuterde en jongensachtige Yniold. Fournet biedt orkestraal niet zozeer een sprookjesachtige lezing, als wel een meer gedistingeerde en realistische versie. Het Orchestre des Concerts Lamoureux speelt schitterend.
Cantus CACD 5.00661 F (2 CDs)
4.
‘Pelléas et Mélisande’ was de favoriete opera van de Zwitserse dirigent Ernest Ansermet en hij nam het werk twee maal in de studio op. In het kader van de vijftigste verjaardag van de opera maakte hij de eerste studio-registratie in april 1952 in de concertzaal Victoria Hall van Genève.
De Belgische sopraan Suzanne Danco had de partij van Mélisande een jaar eerder voor de BBC-microfoon gezongen (label Testament). Haar timbre is gepast aristocratisch, helder en soms koel en haar eenvoud en charme zijn betoverend. Zij brengt het ongrijpbare van de “Princesse Lointaine” uitstekend over.
Genevièves zonen zijn Zwitsers. De bariton Pierre Mollet studeerde aan het Conservatorium van Lausanne bij Charles Panzéra (zie Bonus 1.). Eerder in 1952 maakte Mollet zijn professionele operadebuut als Pelléas in de Opéra-Comique en hij zou de rol zo’n 100 maal zingen. Hij is een baldadige en onbesuisde Pelléas met in de hoogte hier nog momenten van vocale gespannenheid en verminderde resonansen. De bas-bariton Heinz Rehfuss benadrukt vooral de ontvlambare en onbegrijpende Golaud en dat maakt het personage vlak.
De overige rollen zijn Fransen. De mezzosopraan Hélène Bouvier – zij had de rol van Geneviève in 1948 naast Joachim, Jansen en Etcheverry (zie 1.) bij de Wagnervereeniging gezongen – heeft een droevige toon en is majesteitelijk als Geneviève, de bas André Vessières is een ongekunstelde, stijlvolle en welsprekende Koning Arkel en de sopraan Flora Wend een schuchtere en naïeve Yniold. De lezing van Ansermet is magisch en mysterieus. Hij geeft het Orchestre De La Suisse Romande – dat hij zelf in 1918 oprichtte – een weloverwogen donkere spraakklank en hij heeft nauwkeurige aandacht voor dramatische tempi. De intonatie van het orkest is onberispelijk en de balans tussen orkest en solisten is uitstekend.
Decca 425 965-2 (2 CDs)
5.
Zijn tweede studio-opname van ‘Pelléas et Mélisande’ maakte Ernest Ansermet voor Decca in augustus 1964 in het Grand Théâtre de la Ville van Genève. Anders dan twaalf jaren eerder was Ansermets bezetting nu internationaal en niet volkomen Franstalig.
Hier de Nederlandse sopraan Erna Spoorenberg als Mélisande in een hoogtepunt uit haar carrière. Haar sensuele timbre en de onschuld in haar fraseringen geeft ambivalentie aan de prinses, die voor allen een geheimzinnigheid blijft. Opnieuw Camille Maurane als een ideale Pelléas, ook al is zijn tenor hier uiteraard minder licht dan twaalf jaren eerder.
Zonder chauvinisme kan men de Nederlandse bas Guus Hoekman de beste Arkel op CD noemen. Hij had de rol in 1953 al bij De Nederlandsche Opera en in 1963 in Glyndebourne vertolkt (zie Bonus 3.). Vocaal prachtig en in perfect Frans ontroert hij als een bezadigde en barmhartige koning. De jonge Britse mezzosopraan Josephine Veasey is een lichte Geneviève en biedt qua timbre weinig contrast met Spoorenberg. Zij brengt echter de doordrongen droefheid, die de moeder achtervolgt, uitstekend over en haar brieflezing in de eerste akte is voortreffelijk.
De opname wordt helaas ontstemd door de Amerikaanse bas-bariton George London als een brute, bulderende Golaud zonder gevoel voor het onderhuidse. Zijn rauwe timbre past bij een gefrustreerde strijder, maar de zachte en hoge passages klinken geforceerd. In het seizoen 1963/1964 had zich bij London een stembandverlamming geuit, die in 1967 voor een voortijdig einde van zijn carrière zorgde. Ook de Franse sopraan Rosine Brédy is te onstuimig als Yniold. Zij imiteert in plaats van vertolkt het jongentje en schreeuwt in plaats van zingt in de finale van de derde akte.
De lezing van Ansermet met het Orchestre De La Suisse Romande is – nog meer dan twaalf jaren eerder – gericht op frustraties, spanningen en ontladingen. Ook hier is de tweede scène van de derde akte in de crypten van het kasteel met galm opgenomen voor een heimelijke atmosfeer.
Decca 0289 473 3512 2 (2 CDs)
Bonus:
1.
His Master’s Voice nam in 1924 in Parijs zes fragmenten van ‘Pelléas et Mélisande’ voor de grammofoonplaat op. De akoestische opnamen werden onder muzikale leiding van dirigent Piero Coppola gemaakt met Charles Panzéra als Pelléas, Yvonne Brothier als Mélisande en Jean-Émile Vanni-Marcoux als Golaud. Tot dusverre verschenen op CD hiervan slechts bij Marston Records de twee fragmenten uit de tweede en vierde akte, die Vanni-Marcoux op 6 oktober 1924 opnam. Vanni-Marcoux had in 1909 Arkel gezongen tijdens de Londense première van ‘Pelléas et Mélisande’ en zong zijn eerste Golaud in 1914 bij de Opéra de Paris. Heerlijk het blijven plakken op de medeklinkers en de rollende “r”-en en wat een autoriteit!
Marston Records 56001-2 (6 CDs)
Hetzelfde trio zangers kwam op 29 en 30 maart en 6 oktober 1927 opnieuw bijeen in Parijs voor nu elektrische opnamen van tien fragmenten uit ‘Pelléas et Mélisande’. Piero Coppola dirigeerde het Orchestre Pasdeloup in zo’n 35 minuten muziek uit de opera. De Zwitserse bariton Charles Panzéra als ’s werelds beste, dromerige Pelléas – zijn sublimatie tussen zang en spraak is uniek – en de Franse sopraan Yvonne Brothier als een frisse, charmante Mélisande vormen een levendig en hartstochtelijk duo. Opnieuw Vanni-Marcoux als Golaud in een portret vol nuances en emotionele diepte. De opnamen die werden gemaakt van de tweede scène van de tweede akte (Golaud) en de eerste scène van de derde akte zijn helaas niet op de Warner-box, maar wel op de VAI-uitgave geïncludeerd.
Voor de opnamesessies op 15 februari en 6 maart 1928 kwam een ander team van vijf Franse zangers in Parijs bijeen. De bariton Hector Dufranne was de Golaud geweest tijdens de wereldpremière van ‘Pelléas et Mélisande’ en daarom alleen al zijn deze opnamen de moeite waard. Zijn zinderende klank en zijn intieme en subtiel genuanceerde voordracht zijn buitengewoon. De mezzosopraan Claire Croiza is daarna nooit meer overtroffen in de briefscène van Geneviève. Het verschil en overgang tussen borst- en middenregister is bijna onhoorbaar! De sopraan Marthe Nespoulous had in 1923 haar debuut bij de Opéra de Paris gemaakt en zingt een innemende Mélisande. De bariton Alfred Maguenat als Pelléas is niet in de Warner-box te horen, maar wel in 17 minuten van de eerste scènes uit de tweede en derde akte op de VAI-uitgave. Hij heeft een volstrekt andere benadering dan de ongrijpbare vertolking van Panzéra en benadrukt vooral de zinnelijke ontluiking van Pelléas. De bas Armand Narçon is een rustige en bezonnen Arkel (zie 1.). De Franse dirigent Georges Truc was de muzikale directeur van HMV en zou in 1941 de integrale opname van ‘Pelléas et Mélisande’ voorbereiden (zie 1.). Echter, door zijn plotselinge overlijden op 6 januari 1941 op 47-jarige leeftijd werd zijn leiding overgenomen door Désormière. Truc geeft een charmante en intieme sfeer die ook de lezing van 1941 kenmerkte. Driekwartier operageschiedenis! Overigens zongen Panzéra, Dufranne, Croiza en Brothier hun rollen in 1927 bij de Wagnervereeniging!
VAI Records VAIA 1093 (1 CD)/ Warner Classics 0190295665425 (10 CDs)
2.
De Franse dirigent Désiré-Émile Inghelbrecht nam ‘Pelléas et Mélisande’ nooit op in de studio, maar er bevinden zich in het archief van France Radio acht opnamen van complete uitvoeringen van deze opera onder zijn leiding. Daarvan zijn tot nu toe slechts drie uitgebracht (verder BBC 1951 CD Testament SBT3 1484; RTF Parijs 1955 LP St Laurent Studio YSL T-285).
Deze live-uitvoering van ‘Pelléas et Mélisande’ op 13 maart 1962 in het kader van de 100ste geboortedag van Claude Debussy werd gegeven tijdens het IIe Festival Claude Debussy in het Théâtre des Champs-Elysées. De opname ervan laat een compleet Franse bezetting en twee interessante zangeressen horen. De Mélisande van Micheline Grancher is een volwassen vrouw met een fluwelen geluid. Haar sopraan doet denken aan Régine Crespin en ook Grancher zong later jugendlich-dramatische partijen. De klank zou men niet zo snel vereenzelvigen met Mélisande, maar het is interessant en past.
De mezzosopraan Solange Michel debuteerde als Charlotte in ‘Werther’ in 1942 en werd daarna de belangrijkste Dalila, Charlotte, Carmen, Geneviève en Marguerite (‘La Damnation de Faust’) aan de Opéra van Parijs. Zij portretteert een sympathieke en boeiende Geneviève. Solange Michel overleed – net als Camille Maurane – in 2010 op 98-jarige leeftijd, acht dagen voor het overlijden van haar collega Ernest Blanc.
Daarnaast opnieuw Jacques Jansen (21 jaren na zijn eerste opname !), Michel Roux, André Vessières en Françoise Ogéas in hun glansrollen. Inghelbrecht kende Debussy, was bij de première van ‘Pelléas et Mélisande’ aanwezig en kreeg van de componist adviezen over het uitvoeren van de opera. Inghelbrecht creëert prachtige spanningsbogen en maakt het drama enorm tastbaar. De geheimzinnige sfeer, de kleurcontrasten en de ritmische stromingen zijn uiterst indrukwekkend. Orkestraal de meest boeiende uitvoering en de opnamekwaliteit is uitstekend!
Cantus CACD 5.02018 F (2 CDS)
3.
Dit is een uitgave die is gemaakt van live-registraties van opvoeringen van ‘Pelléas et Mélisande’ tussen 7 juni en 6 juli 1963 tijdens het Glyndebourne Festival. De productie had een Nederlands tintje. Vooraleerst de Nederlandse bariton Hans Wilbrink die hier te gast optrad als Pelléas. Hij won in 1954 het IVC en zong vanaf 1957 bij DNO. Daarna werd hij in 1958 op 25-jarige leeftijd door Georg Solti naar de Opera van Frankfurt gehaald waar hij tot 1965 bleef. Vanaf 1966 was Wilbrink ensemblelid van de Bayerischen Staatsoper van München en zou daar tot 2003 blijven optreden. Wilbrink maakte hier zijn Glyndebourne debuut. Hij zette in uitstekend Frans en met fraaie fraseringen een uiterst bescheiden en gevoelige Pelléas neer. En luister naar zijn stralende hoogte in de finale van de vierde akte!
Met Mélisande had de Franse sopraan Denise Duval een jaar eerder op 10 april 1962 in het Teatro la Fenice van Venetië een nieuwe, favoriete rol aan haar bescheiden repertoire toe. Glyndebourne en de Opéra-Comique stonden te dringen om haar dat jaar nog in de rol te mogen verwelkomen. Zij is een prachtig fragiele en aantrekkelijke, maar niet onwetende Mélisande, met Joachim de beste Mélisande op CD.
Opnieuw Guus Hoekman als een voortreffelijke Arkel (zie 5.) en Michel Roux als een meer neurotische Golaud dan tien jaren eerder bij zijn studio-opname (zie 3.). De Britse mezzo Anne Reynolds is een lichte Geneviève en jammer genoeg nogmaals Rosine Brédy (zie 5.) als een te onstuimige, schreeuwende Yniold.
Dit was ook één van de laatste optredens van de Italiaanse dirigent Vittorio Gui als chefdirigent bij het Festival. Gui had in 1948 zijn debuut in Glyndebourne gemaakt, was er van 1951 tot 1963 chefdirigent en tussen 1963 en 1965 nog artistiek adviseur. Hij tovert mooie climaxen en prachtige halftonen uit de Royal Philharmonic Orchestra, maar blijft een begeleider in belcantostijl.
Glyndebourne GFOCD 003-63 (3 CDs)
4.
De Nederlandse bas-bariton Henk Smit overleed in 2010 op 78-jarige leeftijd. Op zijn 80ste geboortedag op 25 mei 2012 werden in de Vondelkerk te Amsterdam twee CD boxen met ieder drie CDs gepresenteerd. Op CD5 en CD6 staan in totaal ruim 70 minuten van een live-uitvoering van ‘Pelléas et Mélisande’ die door Opera Forum op 1 januari 1992 in de Twentsche Schouwburg van Enschede werd gegeven. De beeldregistratie werd op 6 juni 1992 door de KRO voor de televisie uitgezonden.
De uitgave bevat de bijna complete partij van Golaud door Henk Smit. Slechts het begin van de vijfde akte is weggelaten. Vooral de donkere kant van de prins vertolkt Smit indrukwekkend met boosaardige kleuren. Zijn stem is fraai open en zijn Frans is uitstekend. De Nederlandse sopraan Nellie van der Sijde won in 1983 de tweede prijs op het IVC. Zij was in 1985 de eerste die voor Nederland meedeed aan het Cardiff zangconcours en won daar de liederenprijs. Zij houdt haar lyrische sopraan goed klein voor de bescheiden Mélisande.
De Franse bariton Didier Henry zong tijdens deze voorstelling de rol van Pelléas, terwijl partij in de overige voorstellingen van de reeks werd vertolkt door Maarten Koningsberger. Henry had de partij net voor Decca onder leiding van Charles Dutoit opgenomen. In zijn enige twee scènes met Golaud (!) in de derde akte zingt hij niet zozeer breed als wel met gedekte hoogte. De Kroatische bas-bariton Neven Belamarić zingt een smoezelige, nasale Arkel en de Nederlandse sopraan Mirjam Cornelisse schreeuwt zich helaas zonder nuances door de partij van Yniold.
Het was waarschijnlijk één van de laatste operaproducties in Nederland van de Nederlandse dirigent Kasper de Roo, de zoon van Hans de Roo. Hij geeft met het Forum Filharmonisch een romantische lezing, zoals na Boulez en Von Karajan gebruikelijk werd en waarin de personages karakters van vlees en bloed worden.
IMC Music HSE 1001.3 (6 CDs)