***** Wolfgang Amadeus Mozart (1756-1791) componeerde zijn laatste opera ‘La Clemenza di Tito’ tussen juli en september 1791. Het was een korte termijn opdracht ter gelegenheid van de kroning van Leopold II als koning van Bohemen en Mozart werkte tegelijkertijd – in zijn laatste levensjaar – tevens aan ‘Die Zauberflöte’ en zijn ‘Requiem’. Hij liet de recitatieven van ‘La Clemenza di Tito’ over aan zijn leerling Franz Xaver Süssmayr en de muziek van de opera kenmerkt zich – wellicht door de krappe werkperiode – door bescheiden aria’s, eenkleurige koren en transparante orkestratie.
De BBC maakte op 11 maart 1956 een radio-opname van ‘La Clemenza di Tito’. De registratie bevond zich in de Itter Broadcast Collection van het Lyrita Recorded Edition Trust en is nu door het label Nimbus in de reeks Prima Voce voor het eerst uitgebracht.
De opera werd in het Engels gezongen door een solide cast. De Welshe tenor Richard Lewis zingt de titelpartij van Tito. Hij maakte zijn professionele operadebuut bij de Carl Rosa Opera Company in 1939 en zong vanaf 1947 op het Glyndebourne Festival en in de Royal Opera House Covent Garden van Londen. Lewis zingt Tito met autoriteit en een uitstekend jugendlich-heldisch geluid. Zijn “Se all’impero” van de tweede akte is voor het laatste trio geplaatst.
De hier 29-jarige Joan Sutherland is vooral een liefhebbende Vitellia vol liefde, schuld en de zorgen. De felle, wrekende keizersdochter hoort men bij haar niet. Zij is hier verstaanbaarder dan later, altijd zuiver en met fantastische fraseringen en strakke coloraturen. Monica Sinclair is een luisterrijke Sexto, geloofwaardig in diens twijfel, trouw en verliefdheid.
De Britse mezzo Anna Pollak bracht haar jeugd in Nederland door en is hier een “butch” Annio. Gedurende de Tweede Wereldoorlog zong zij voor de Britse troepen. Vanaf 1945 zong zij bij de Sadlers Wells Opera en gaf gastoptredens bij de English Opera Group, in Glyndebourne (o.a. Dorabella) en het Royal Opera House (o.a. Cherubino). Jennifer Vyvyan is Servilia en Thomas Hemsley is Publius.
Op het label Gala was al een ‘La Clemenza di Tito’ onder leiding van de Britse dirigent John Pritchard uit 1976 in het Royal Opera House van Londen, waar hij in 1951 zijn debuut had gemaakt. Hij geeft met de London Mozart Players een majesteitelijke lezing van de partituur met rustige tempi. De recitatieven worden door klavecimbel begeleid. Een interessante en bijzondere uitgave!
Nimbus Prima Voce NI7967 (2CDs)
**** Leonard Bernstein (1918-1990) was van 1983 tot zijn dood erevoorzitter van het Orchestra dell’Accademia Nazionale di Santa Cecilia. Dit orkest heeft tussen 13 en 24 februari 2018 in het Auditoriun Parco della Musica van Rome Bernsteins drie schitterende symfonieën opgenomen onder leiding van hun eerste dirigent Antonio Pappano.
De Eerste Symfonie ‘Jeremiah’ (1942) was Bernsteins eerste symfonische compositie. Het is een klaagzang voor de gevallen stad Jerusalem en Bernstein schreef het tijdens de onderhandelingen over het Brits Mandaat Palestina, terwijl vluchtende Joden door de Britten toegang tot Palestina geweigerd werden. Bernstein nam de symfonie al in 1945 op met Nan Merriman in die finale. De Canadese alt Marie-Nicole Lemieux mist in de nieuwe opname helaas het legato, ontwikkeling en waardigheid van Merriman en is te onstuimig en theatraal. De balans met het orkest is bovendien niet fraai.
De Tweede Symfonie ‘The Age of Anxiety’ bevat geen vocale bijdrage, maar de meest interessante Derde Symfonie ‘Kaddish’ (1963) daarentegen des te meer. Het werk is opgedragen aan John F. Kennedy, die een paar weken voor de wereldpremière was vermoord. Pappano koos voor Bernsteins gereviseerde versie van de symfonie uit 1977. Er zijn in deze herziene editie minder spreekteksten dan in het origineel en het werk is compacter en korter.
Pappano heeft met de Britse mezzo en ex-actrice Josephine Barstow een fenomenale spreekster voor de enigszins pretentieuze en ongemakkelijke teksten. In het eerste deel “Invocation” benadert zij God na het neuriënde openingskoor. Zij wil haar eigen Kaddish zeggen, een gebed waarin God in veel termen geprezen wordt. Superlatieven zijn niet toereikend om Barstows voordracht te beschrijven; aangrijpend, indringend, intensief, diepgaand. Daarna wordt het eerste Kaddish grimmig en onstuimig gezongen door het Coro e Voci Bianche dell’Accademia Nazionale di Santa Cecilia.
Ook het bitterende tweede deel “Din-Torah” begint met het neuriënde koor, waarna zich Barstow ongeduldig toont in Bernsteins confrontatie met de zwijgende “Tin God!” Pappano ontgrendelt een theatrale hevigheid uit het orkest in de “bluesy” finale met opeenstapelende wrange noten en uit het acht-delige koor. Het tweede Kaddish is een beeldschone sopraansolo, een wens om God te troosten, waarin Mahler om de hoek komt kijken. De sopraan van de Amerikaanse Nadine Sierra is in de lastige hoogte onrustig. Luister naar Montserrat Caballé voor de sfeer van de glansrijke regenboog in dit centrale wiegenlied.
Afvragend opent Barstow het derde deel “Scherzo” met “Something is wrong… Nothing to dream, nowhere to go, nothing to know”. Het orkest werkt naar een climax, een haast onbedwingbare uitbarsting en een uiteindelijk droomachtige triomf, die wordt gevolgd door het derde Kaddish door jongenskoor. In de finale schikt Barstow zich in “together we suffer, together we exist… recreate each other!” en een schitterende fuga met kaddish van koor en sopraan besluit de symfonie. Antonio Pappano verklinkt de unieke, theatrale kracht van de Joodse muziek uitstekend en Josephine Barstow geeft de meest opwindende en boeiende voordracht van de teksten op CD.
Warner Classics 0190295661588 (2CDs)
**** De parade van het label Retrospective zet zich voort met “Enchanté!”, een uitgave van twee CDs met vijftig chansons van Franse zangers van midden jaren twintig tot begin jaren zestig. CD1 opent met drie chansons van de krakende Mistinguett. De opnamen zijn helaas van na haar carrière; het bekende “Mon homme” is een dag voor haar 65e verjaardag opgenomen, terwijl er ook een opname bestaat van 18 jaren eerder. Mistinguett had een relatie met Maurice Chevalier, hier gepresenteerd met de Engelstalige chansons “Louise” en “Valentine” in 1929 in New York opgenomen. VóórMistinguett had Chevalier een relatie met Fréhel, hier vertegenwoordigd met haar hit “La Java Bleue” uit 1938. Voordat Fréhel met Chevalier ging, was haar echtgenoot gestolen door Damia. Van deze Parijse zangeres hoort men de tango “Cest mon gigolo” uit 1930, in hetzelfde jaar opgenomen als de meer opwindende versie van de onovertroffen Berthe Sylva, die op deze uitgave helaas ontbreekt.
Edith Piaf trouwde in 1952 Jacques Pills, de ex-man van Lucienne Boyer, die met haar verleidende “Parlez moi d’amour” de mannen van hun stuk bracht en wier afscheidslied “Mon p’tit kaki” een jaar later door de oorlog een extra lading zou krijgen. De sensationele Folies-Begères zangeres Joséphine Baker was niet Frans, maar de drie legendarische, Parijse opnamen uit 1930 krijgen haar sensueel Amerikaans accent. Zij was overigens één van de weinige Franse artiesten op deze uitgave die deel zou nemen aan het verzet in de Tweede Wereldoorlog. Jacques Pills zingt met Georges Tabet “Couchés dans le foin” uit 1932, negen jaar voor het huwelijk van Pills en Boyer. Het lied werd gecomponeerd door de Joodse Mireille Hartuch, die in de Tweede Wereldoorlog actief meewerkte aan ondergrondse activiteiten tegen de Duitsers. Zij zingt “Papa n’a pas voulu” uit 1933. Van Lys Gauty helaas niet het interessante lied “Israel, va t’en” uit 1934, waarin zij het opkomende antisemitisme van begin jaren dertig hekelt, maar “Le chaland qui passe”.
Daarna van de Corsicaan Tino Rossi twee liederen en van Jean Salon drie, waarvan “J’attendrai” uit 1939 – gebaseerd op het “Coro a bocca chiusa” uit ‘Madama Butterfly’ – een oorlogshit werd. CD1 besluit met het iconische “La mer” van Charles Trenet. Helaas is zijn bijdrage in tweeën gesplitst en opent CD2 met drie eerdere opnamen van Trenet. De overige chansons op CD2 zijn naoorlogs. De onvergelijkbare Édith Piaf is met haar rauwe vibrato, schurend en altijd emotioneel boeiend te horen in zes klassiekers, waaronder “La vie en rose”, “Milord” en “Non, je ne regrette rien”. Yves Montand werd door Piaf ontdekt en is hier met drie vroege opnamen aanwezig.
Georges Brassens, Charles Aznavour en Juliette Gréco zingen ieder twee chansons, terwijl Gréco’s “Sous le ciel de Paris” het aflegt tegen Piafs eerdere versie. De Belg Jacques Brel zingt uiteraard “Ne me quitte pas” en Gilbert Bécaud ten slotte het rijzende “Et maintenant”. Uiteraard dienen voor zo’n verzameling keuzes gemaakt te worden en belangrijke zangers als Yvette Guilbert, Berthe Sylva, Yvonne Printemps, Danielle Darrieux, Esther Lekain, Marie Dubas, Léo Marjane, Barbara en Serge Gainsbourg ontbreken. Desalniettemin een uitstekende collectie, die het hoge niveau van het Franse chanson laat horen.
Retrospective RTR 4346 (2CDs)
*** De meest recente CD van de Poolse sopraan Katarzyna Dondalska is getiteld ‘Me and My World’ en is een cross over album. Het is een heuse krachttoer met veel coloratuurgymnastiek en evergreens. De CD opent met “Moon river” van Henry Mancini uit ‘Breakfast at Tiffany’s’. Dondalska zingt het werkelijk schitterend met een voor hoge coloratuursopraan verbazingwekkend donkere middenstem. Mancini’s “Le Jazz Hot!” uit ‘Victor Victoria’ vertolkt zij sexy, jazzy en opwindend.
“Pieśń Heleny” van Krzesimir Dębski uit de Poolse film ‘Ogniem i Mieczem’ is heerlijk kitsch, openend met een vocalise en daarna de vocalise synchroon met gezongen tekst. “Poor wandering one” uit ‘The Pirates of Penzance’ van Gilbert & Sullivan zingt Dondalska helaas teveel “opera”, gedekt en onverstaanbaar. Het Adagio uit het Vierde Vioolconcert van Paganini is bewerkt tot duet voor Dondalska met haar broer en violist Maksym Dondalski en niet echt interessant. In de fantasie en variaties van “Carnival of Venice” van Julius Benedict toont Dondalska haar stratosferische kunsten. Ook “Out of my Dreams” uit ‘Oklahoma!’ van Rodgers en Hammerstein lijdt onder een te gedekte klank en onduidelijke dictie. Hetzelfde kan gezegd worden van de czardas “Ich träume immer nur von dem Einen” uit de film ‘Ihr größter Erfolg’ uit 1934, die Franz Grothe componeerde voor Martha Eggerth.
Het vocale vuurwerk in “An der schönen blauen Donau” van Johann Strauß jr. is indrukwekkend. Daarna zingt Dondalska van haar echtgenoot, componist en dirigent Stefan Johannes Walter een muzikaal intermezzo en een kitsche Vocalise. Het swingende “Man muss den Männern was bieten” van Peter Kreuder doet ze daarentegen fantastisch en van hem zou Dondalska een complete CD moeten opnemen. De wals uit ‘Ziemia Obiecana’ (1974) van de Poolse regisseur Andrzej Wajda is gecomponeerd door Wojciech Kilar en is een stemmige vocalise.
“Der Hölle Rache” uit ‘Die Zauberflöte’ van Mozart krijgt een kitsche rockversie en Stefan Johannes Walter is met nog twee nummers vertegenwoordigd: de aangename rock- en titelsong “To ja i mój świat” van het album en het lichte duet “Illusion” met de Duitse jazz-zanger Marc Secara. Het album besluit met “World of Warcraft” van de componisten Russell Brower, Derek Duke en Jason Hayes. Het is een Game Soundtrack en groot symfonische werk met een coloratuurpartij. Orkiestra Symfoniczna Filharmonii Koszalińskiej im. Stanisałwa Moniuszki volgt gehoorzaam onder leiding van Stefan Johannes Walter.
‘Me and My World’ laat het enorme muzikale bereikt van Katarzyna Dondalska horen, ook al zijn niet alle bijdragen op het album even geslaagd. Het eerste lied “Moon river” van Mancini is gelijk het hoogtepunt van de CD en het wachten is op een album van de Poolse zangeres gewijd aan slechts evergreens.
Acte Préalable AP0430 (1CD)
* De Amerikaanse tenor Michael Fabiano nam in augustus en september 2018 in de kerk Saint Jude-on-the-Hill te Londen de CD ‘Verdi – Donizetti’ op. Het is zijn eerste album voor het label Pentatone en bevat een selectie van tenoraria’s uit opera’s van de late Donizetti en vroege Verdi. Maar de opnamen verraden Fabiano’s vocale problemen.
Al in het recitatief “Oh! fede negar potessi” uit ‘Luisa Miller’ van Verdi vallen de te breed gezongen hoge noten op. “La donna è mobile” uit ‘Rigoletto’ van Verdi mist charme en ook hier zijn de Fis, G en Ais op “E di pensier” meer breed Duits dan slank Italiaans gezongen. Ook “Veleno è l’aura ch’io respiro” uit ‘Poliuto’ van Donizetti verraadt problemen met het passaggio. De testcase “Ma se m’è forza perderti” uit ‘Un Ballo in Maschera’ geeft de luisteraar keelpijn, zo hoog zit het strottenhoofd bij Fabiano.
“Alma soave e cara” uit ‘Maria di Rohan’ en “Odi il voto” uit ‘Ernani’ laten – meer nog dan in de andere fragmenten – een slordige en onverschillige dictie horen. Hier en in opnamen als “Ciel pietoso” uit ‘Oberto’ hoor je dat Franco Corelli waarschijnlijk Fabiano’s favoriete tenor is. Maar helaas kan hij zich niet met deze belangrijke Italiaanse tenor meten. De Spaanse dirigent Enrique Mazzola is een uitstekend begeleider en het London Philharmonic Orchestra speelt eersteklas, maar ook zij kunnen Fabiano niet redden. Helaas niet de stertenor die de PR-machine hem toedicht.
PTC 5186750 (1CD)