mei 2011
***** De Nederlandse bariton Thomas Oliemans nam vorig jaar een zeer geslaagde CD op met werken van Frank Martin. Ook nam hij in dat jaar de liederencyclus ‘Schwanengesang’ van Franz Schubert op. Schubert componeerde deze liederen over eenzaamheid en verlangen een paar weken voor zijn dood in 1828. Zij werden door Schuberts uitgever gebundeld als een cyclus – ook al was onduidelijk of zij als cyclus bedoeld waren – en de uitgever bedacht ook de titel ‘Schwanengesang’. Op hun CD hebben Thomas Oliemans en pianist Malcolm Martineau de cyclus losgekoppeld. De zeven liederen op teksten van Ludwig Rellstab en zes liederen op teksten van Heinrich Heine zijn gegroepeerd en met elkaar verbonden door vier oudere liederen van Schubert op teksten van Ernst Schulze. Oliemans is gegroeid sinds zijn opname van ‘Winterreise’ van Schubert uit 2006. Hij heeft een erg mooie en aantrekkelijke stem en interpretatief maakt hij grote indruk, meer nog dan technisch. Hij benadrukt sterk de verschillende en variërende stemmingen van de liederen, zoals in “Kriegers Ahnung” en het lyrische “Frühlingssehnsucht”. Hij weet wat hij zingt en dat in uitstekend Duits. In de expressieve liederen “Über Wildemann”, “Der Atlas” en “Die Stadt” laat Oliemans horen, hoe hij vol en fysiek zingen kan. De CD besluit nog met het lied “Der Taubenpost”, de laatste compositie van Schubert. Malcolm Martineau – in 2008 ook Oliemans’ begeleider op de CD ‘Mirages’ met liederen van Fauré en Poulenc – creëert prachtige sferen. Luister bijvoorbeeld naar het voor- en naspel van “Liebesbotschaft”. (ET’CETERA KTC 1420)
***** Preiser heeft in zijn befaamde serie ‘Lebendige Vergangenheit’ een CD van de Amerikaanse tenor Richard Crooks uitgebracht met opnamen die hij voor het Victor-label maakte. Op deze CD staan operafragmenten opgenomen tussen 1937 en 1939 en acht operettefragmenten van 1928 tot en met 1930. Crooks zang kenmerkt zich door elegante frasering en grote muzikaliteit. Hij werd vooral bewonderd in het Franse repertoire. Luister naar zijn prachtige diminuendo van de hoge C in “Salut! demeure, chaste et pure” uit ‘Faust’ van Gounod. Of de twee aria’s op deze CD van Des Grieux uit ‘Manon’ van Massenet, de rol warmee hij in 1933 zijn Met-debuut maakte. Zijn Franse, Duits en Italiaanse repertoire zijn op deze CD goed vertegenwoordigd. Luister naar zijn concentratie van klank in “E lucevan le stelle” uit de opera ‘Tosca’, waarmee Cooks in 1927 zijn toneeldebuut maakte in Hamburg. Of de opname uit 1937 van “Mein lieber Schwan” van Lohengrin, de rol die hij zong in Europa, maar nooit in de Met. De opname van dezelfde aria uit 1928 zou Crooks ooit zelf zijn beste opname hebben genoemd. In het CD boekje staat abusievelijk, dat Willem Mengelberg de tenor zou hebben gevraagd voor de Amerikaanse première van ‘Das Lied von der Erde’. Dit late werk van Mahler ging echter in 1916 in première in Philidelphia onder leiding van Stokowski en Cooks was toen nog maar 16 jaar. (Preiser PR 89744)
***** Op het label Bongiovanni is de derde CD met interessant materiaal van de tenor Mario Filippeschi uitgebracht. Zijn natuurlijke affiniteit met de hoge tessitura, zijn mogelijkheid het volume op te schoeven, zijn vocale acrobatiek, heldere timbre, ademtechniek en projectie waren exemplarisch. Op deze nieuwe CD staan hoogtepunten uit een voorstelling van ‘Turandot’ van Puccini, die Filippeschi in 1957 in Napels gaf. Hij was hier inmiddels 50 jaar. Calaf was één van zijn grote rollen en hij klinkt hier indrukwekkend en krachtig. Het “Nessun dorma” zingt hij uiterst bezield. Dirigent is veteraan Vincenzo Bellezza, die een duidelijke stempel op de uitvoering drukt. De andere zangers zijn niet van Filippeschi’s niveau en een waarschuwing voor het geluid – met name aan het einde van de raadselscène is de opname overbelast – is op zijn plaats. De CD is aangevuld met ruim een half uur fragmenten van een RAI radio-opname van Rossini’s ‘Guglielmo Tell’. De Milanese uitvoering van 1954 werd in 2008 al integraal op het label Myto uitgebracht. Filippeschi zong de rol van Arnoldo een buitengewoon recordaantal van bijna 50 keer. Alle hoogtepunten uit zijn partij staan op deze CD. Zijn timbre en hoogte zijn fantastisch geschikt voor de veeleisende partij. Stylistisch is hij wellicht niet altijd even gepast en zijn Arnoldo klinkt als Calaf, maar hij forceert nergens voor de vreselijk moeilijke ligging en de hoge noten klinken als blikseminslagen. Luister naar het schitterende “Corriam, voliam”. In het CD boekje is een liefdevol essay afgedrukt. (Bongiovanni GB 1219-2)
***** De volksliedjes van Johannes Brahms werden in 1894 in zeven bundels gepubliceerd. Brahms wilde met de volksliederen de melodieën, die tot dan toe verwaarloosd waren, populair maken. In mei 1987 nam de Duitse bariton Hermann Prey voor het label Capriccio volksliederen en -duetten van Brahms op, die nu opnieuw zijn uitgebracht. De liederen zijn eenvoudig en harmonieus en Prey was een kampioen in dit repertoire. Ontspannen en met egale stem klinkt hij hier prachtig natuurlijk. Zijn partner in de duetten is de Amerikaanse sopraan Pamela Coburn en ook zij is ronduit fantastisch. Ze doet in haar oprechtheid af en toe denken aan Lucia Popp. Haar uitspraak van het Duits is opvallend vlekkeloos (is zij ergens Duitse?). Zij zingt naast de duetten nog vier sololiederen en Prey is in nog acht sololiederen te horen. Alle duetten beginnen overigens zonder uitzondering met de baritonpartij. Geoffrey Parsons begeleidt de zangers beeldend op de piano. De CD heeft speelduur van ruim een uur en in het boekje zijn helaas geen teksten afgedrukt. (Capriccio 5018)
***** ‘Rienzi’ is de derde opera van Richard Wagner. Het is een Grand Opéra à la Meyerbeer (laat Wagner het niet horen) en het werk is wellicht daarom nog nooit in Bayreuth gespeeld. Er zijn weinig integrale opnamen van ‘Rienzi’. Er zijn drie live-opnamen uit de jaren vijftig, waarvan twee radio-opnamen met Günther Treptow als Rienzi, allen met coupures. De opname van een radio-uitzending uit 1942 uit Berlijn met beperkte fragmenten uit de akten I, II, III en V en Max Lorenz als Rienzi is een dubieus, maar belangrijk historisch document en was kort leverbaar geweest in de jaren negentig. Andromeda heeft de live-uitvoering van 1960 uit Wenen uitgebracht, die eerder al op Golden Melodram was verschenen, maar niet meer leverbaar was. Ook dit is een zeer gereduceerde versie en werd destijds op de radio uitgezonden. De eerste akte is redelijk compleet, de tweede is voor een kwart ingekort, de derde akte zelfs voor een derde, de vierde akte voor een kwart en de vijfde akte voor bijna de helft. De Zweedse tenor Set Svanholm is hier te horen als Rienzi aan het einde van zijn carrière op zijn 56ste, vier jaar voor zijn dood. Svanholm zong Loge op de legendarische Solti ‘Ring’ opname voor Decca en de titelrol in ‘Siegfried’ onder leiding van Wilhelm Furtwängler in de al even legendarische Scala ‘Ring’ in 1950. In deze ‘Rienzi’ is de glans er enigszins af, maar hij is een gezaghebbende tribuun. Groot applaus krijgt hij na zijn “Allmächtiger Vater”. De opname is mede interessant vanwege Christa Ludwig in haar enige opname als Colonna. Zij is in topvorm en na haar grote aria “Gerechter Gott” krijgt ook zij gul applaus van het Weense publiek. De bezetting wordt verder aangevuld met de twee fantastische pater familias Paul Schöffler als Colonna en Walter Berry als Orsini. Noemenswaardig ook Teresa Stich-Randall als een heerlijke Friedensbote. Uitstekend zijn ook de koren in deze uitvoering. De uitgave wordt aangevuld met fragmenten van de eerste akte van ‘Die Walküre’ met Set Svanholm als Siegmund in Hamburg 1953 met Birgit Nilsson als Sieglinde. Goed om Svanholm daar te horen in zijn topjaren. (Andromeda ANDRCD 9084)
***** De wereldpremière van ‘Das Lied von der Erde’ van Gustav Mahler vond plaats in München onder leiding van Bruno Walter in 1911, zeven maanden na de dood van de componist. Het werk is een mix van symfonie en orkestraal lied en heeft een symfonisch karakter doordringt met de geur van kamermuziek. De cyclus bestaande uit zes delen gaat over de zin van het bestaan en de grote kracht van de compositie ligt in het samenbrengen van tekst en klank, wier ritmen en energieën elkaar beïnvloeden. Het Poolse label Dux heeft een live-opname uitgebracht van een uitvoering uit 1989 in de Poolse stad Katowice. De Poolse tenor Piotr Kusiewicz zingt zijn drie delen licht, meeslepend en met dramatische opwinding. Het eerste deel “Das Trinklied vom Jammer der Erde” brengt hij met vuur, het derde “Von der Jugend” lyrisch en het vijfde deel “Der Trunkene im Frühling” carnavalesk. De grote finale “Der Abschied” zingt de Poolse alt Jadwiga Rappé met hoop en optimisme. Luister naar haar fraaie donkere kleur in “Es wehet kükl im Schatten meiner Fichten”. De Duitse dirigent Michael Zilm laat de muziek vloeien en golven met de adem van grote, grenzeloze ruimten. Hij legt soms sterk de nadruk op bepaalde delen, kleuren en lijnen van het contrapunt. Een zeer interessante uitvoering, die het verdient gehoord te worden. (Dux 0810)
***** Deze ‘Il Trovatore’ van Giuseppe Verdi uit Napels van 1960 onder muzikale leiding van Gabriele Santini verscheen nog nooit eerder op CD. Het is vermoedelijk de eerste opname van Franco Corelli, één van de grootste Manrico’s van de 20ste eeuw. Vóór deze ‘Il Trovatore’ had Corelli in Napels al de twee grootste triomfen uit zijn carrière behaald als Don Alvaro in ‘La Forza del Destino’ naast Renata Tebaldi als Leonora in 1958 en een jaar later als Maurizio in ‘Adriana Lecouvreur’ naast Magda Olivero in de titelrol. Corelli maakte zijn debuut als Manrico in 1958 in Bologna en er zijn van hem zo’n acht opnamen van Manrico bekend, waaronder de studio-opname voor EMI uit 1964. Fantastisch hoe hij hier al helemaal zijn personage eigen heeft gemaakt. Zijn “Di quella pira” is natuurlijk het hoogtepunt met een lang aangehouden hoge C. Mezzosopraan Fedora Barbieri was één van de grootste Azucena’s van de 20ste eeuw. Er zijn ruim tien opnamen bekend van haar Azucena in de jaren vijftig en zestig, waaronder de studio-opname voor RCA uit 1951, voor EMI uit 1956 en een video-opname uit 1957. Schitterend haar inleving in de zigeunerin. Luister naar het fenomenale “Il Rogo” in haar borststem (ook al beweerde zij zelf, dat het geen borststem was). Haar hoogte hier is echter niet helemaal zonder problemen. Ook Giangiacomo Guelfi heeft hier hoogtevrees. Guelfi – hier in de rol van de graaf – was met name bekend vanwege zijn portrettering van Verdi baritonrollen en heeft een grote, krachtige en opwindende stem. Mirella Parutto is Leonora en de hoogte is niet haar sterke kant. Van Parutto, die in 1965 mezzo werd, zijn slechts een paar opnamen en dat maakt deze ‘Il Trovatore’ interessant. Een jaar later zou trouwens het trio Corelli, Barbieri, Parutto in Rome opnieuw in deze opera staan (opname uitgebracht op het label Bel Canto Society uit 2000). Het CD-boekje bevat behalve de trackindeling helaas geen informatie. (Myto 00269)
***** Deze opname van ‘Il Trovatore’ van Giuseppe Verdi is voor de die-hard-core operaliefhebbers. De uitvoering van 6 mei 1960 uit de Metropolitan Opera House van New York werd opgenomen in de zaal en niet eerder uitgebracht. De zangers zijn bijna niet te horen, ook al is het in de vierde akte wel beter. Het is de enige Leonora-opname van de sopraan Lucine Amara, die dit jaar 87 jaar oud werd. Amara maakte in 1950 haar Met-debuut als Voce dal Cielo in ‘Don Carlo’ en zong er in ruim 40 seizoenen zo’n 60 verschillende rollen in bijna 900 voorstellingen, waarvan bijna 60 werden uitgezonden op radio en televisie. Toen zij in de jaren zeventig van de Met slechts covercontracten kreeg, klaagde zij de Met met succes aan wegens leeftijdsdiscriminatie. Haar stem heeft qua klank en hoogte wel iets weg van die van Cristina Deutekom, die Leonora ook vaak zong. Manrico was de glansrol van Italiaanse tenor Carlo Bergonzi, van wie zeven opnamen van ‘Il Trovatore’ bestaan, waaronder de 1962 studio-opname voor DG. Bergonzi maakte met zijn roldebuut als Manrico in de Met in 1956. Kenmerkend hier zijn warme klank, mooie uitspraak, elegante frasering en fraaie legato. En luister naar zijn waanzinnig lange hoge C in “Di quella pira”! De rol van graaf Luna wordt gezongen door de Amerikaanse bariton Robert Merrill, die aan de Met de opvolger was van Leonard Warren. Hij zong de rol van graaf Luna bijna 75 keer tussen 1947 en 1973 en nam in 1964 de rol in de studio op voor EMI onder leiding van Thomas Schippers. Merrill zong in de Met veel met de Amerikaanse mezzo Jean Madeira, die hier de Azucena zingt. In de Met zong zij rond diezelfde tijd ruim 40 rollen in ongeveer 300 voorstellingen. Beiden laten zich op deze opname slechts oppervlakkig beoordelen. De Canadese sopraan Teresa Stratas zingt de bijrol van Ines, een jaar na haar Met-debuut. De dirigent is Fausto Cleva, die zo’n 700 voorstellingen leidde aan de Met en van wie vijf Trovatore-opnamen bestaan, twee op Myto en één op Walhall. Zijn visie is interessant; zijn tempi en dynamiek zijn duidelijk en indrukwekkend. Het koor van de Met is zoals altijd gedisciplineerd en het New Yorkse publiek is hartelijk. Het CD-boekje bevat behalve de trackindeling helaas geen informatie. (Walhall WLCD 0321)