oktober 2011
***** De ‘Rossini Renaissance’ en de oprichting van het Pesaro Festival in de jaren tachtig zorgen voor een nieuw soort Rossini tenor, die zich onderscheidde van de zachte tenore di grazia van daarvoor. Tenoren als Francisco Araiza, Rockwell Blake, Chris Merritt en William Matteuzzi waren tenoren, die virtuoze techniek combineerden met sterkte en een groot volume. Van deze tenoren was de Italiaanse tenor de hoogste. William Matteuzzi werd in 1957 in Bologna geboren en heeft zich inmiddels teruggetrokken van het operatoneel. Op Bongiovanni is een CD uitgekomen met livefragmenten van Matteuzzi in zijn glansrollen van de Rossini buffa opera’s ‘Il Barbiere di Siviglia’, ‘L’Italiana in Algeri’, ‘La Cenerentola’ en ‘Le Comte Ory’ tot de opera seria ‘Ricciardo e Zoriade’, ‘Otello’, ‘Tancredi’ en ‘Zelmira’. De variaties en cadensen zijn onderhoudend en adembenemend. Luister naar de cavatina van Lindoro in ‘Il Barbiere di Siviglia’ met een duizelingwekkende cadens naar de hoge F! Of Almaviva’s acrobatische rondo “Languir per una bella”. Maar de CD toont ook Matteuzzi’s veelzijdigheid. Luister naar de drie briljante fragmenten uit de operette ‘Die lustige Witwe’ van Lehár, ‘Così fan tutte’ van Mozart en ‘Gianni Schicchi’ van Puccini. Stuk voor stuk laat het Matteuzzi horen als een elegante, lyrische, stijlvolle, kleurrijke en expressieve zanger. Helaas bevat de CD geen duetten, waarin hij de degens kruist met de sopranen, zoals in zijn bekende ‘La Fille du Régiment’ met Luciana Serra, ‘Le Comte Ory’ met Mariella Devia of ‘Zelmira’ met Cecilia Gasdia. Matteuzzi’s heldere geluid en fonkelende presentatie zijn uitzonderlijk en de CD zit vol met hoge C’s en zelfs een Es, een E én zijn befaamde hoge F in ‘I Puritani’. In het CD boekje is zoals altijd bij Bongiovanni een liefdevol essay afgedrukt, maar er worden geen plaatsen en data bij de individuele opnamen vermeld. (Bongiovanni GB 1210-2)
***** De Bulgaarse sopraan Krassimira Stoyanova heeft de CD ‘Slavic Opera Arias’ opgenomen met fragmenten uit bekende en minder bekende werken uit Russische, Bulgaarse en Tjechische opera’s. Stoyanova zingt hier twee aria’s uit Bulgaarse opera’s. Het gebed van Maria uit ‘Maria Desislava’ van Parashkev Hadjiev geeft zij een spirituele dimensie en de bijna impressionistische aria van Iglika uit ‘Hitar Petar’ van Veselin Stoyanov vertolkt zij prachtig eenvoudig. Maar luister ook naar haar elegante frasering en kleuren in ‘The Tsar’s Bride’ en ‘The Snow Maiden’ van Rimsky-Korsakov. En ook naar de pure en heerlijke muziek van Xenia in ‘Dimitrij’, een opera van Dvořák, die maar zelden wordt uitgevoerd. Alleen aan de Maanaria uit ‘Rusalka’ geeft Stoyanova niet de vloeiende, etherische kwaliteit, die zij nodig heeft. De Bulgaarse dirigent Pavel Baleff en het Münchner Rundfunkorchester zijn goede begeleiders in het melancholische programma. Toch is de volgorde van fragmenten op de CD artistiek nogal vreemd. Alles is door elkaar gehutseld. Het verzorgde CD boekje bevat een biografie van Krassimira Stoyanova en een interview met haar. Voorts een beschrijving en de teksten van de verschillende scènes en een aantal fraaie foto’s. (Orfeo C 830 111 A)
***** Ter gelegenheid van de 200ste geboortedag van Richard Wagner is het Rundfunk-Sinfonieorchester Berlin in 2010 begonnen de tien belangrijke opera’s van Wagner als concertante uit te voeren en op CD uit te brengen. Het label PentaTone verzorgt de uitgaven en de opnamen zullen tot november 2013 verschijnen. De eerste uitgave is de registratie van het concert van ‘Der fliegende Holländer’, dat op 13 november 2010 in de Berliner Philharmonie werd gegeven. De Duitse bas-bariton Albert Dohmen zingt de titelrol, schitterend demonisch en met fraaie vocale kleuren en kracht. Zijn articulatie is soms vreemd en hij laat de medeklinkers in de hoogte vaak weg. De Duitse sopraan Ricarda Merbeth is wellicht eerder een Elsa dan een Senta, maar heeft een prachtig jugendlich-dramatische stem. De Finse bas Matti Salminen is een welwillende en hebberige Daland. De Amerikaanse tenor Robert Dean Smith is niet de “Nordisch düster und sturmischer Typ”, die Wagner voor ogen had, maar heeft toch een fris geluid. Dirigent Marek Janowski nam begin jaren tachtig al de complete ‘Ring’ op, maar er bestond van hem nog geen ‘Der fliegende Holländer’ op CD. Janowski schildert de zee met brede en dramatische lijnen, maar blijft doorschijnend en houdt orkest en zangers sterk bij elkaar. Hij neemt hier opvallend snelle tempi, waardoor de tweede en derde akte heel goed op één CD hadden gepast in plaats van de vreemde breuk voor de finale II tussen CD 1 en 2. (PentaTone Classics PTC 5486 400)
***** Over de Franse bariton Daniel Marty is nergens biografisch materiaal te vinden en ook in het begeleidende boekje van de CD met liederen op het label Malibran is geen biografie van Marty afgedrukt. Een onbekende dus, ook al bracht Malibran al eerder een CD met opera-aria’s gezongen door Marty uit en is op het label Preiser een ‘Carmen’ geweest waarop hij meezong. Marty heeft een mooi Frans timbre en doet denken aan Charles Panzéra en Ernest Blanc. Maar daar hou het ook mee op. Marty zingt nauwelijks legato, alle noten zijn los van elkaar en de volgende noot wordt aangezet met een “h”. Zoals in “Absence” uit ‘Les Nuits d’été’ van Berlioz, waarin hij zingt: “La fleu-her de ma vie-hie”. Dat gaat opvallen en op den duur tegenstaan. De twaalf liederen ‘Cahnsons de bord’ van de componist Georges Migot op tekst van Migot zelf, die in 1951 in première gingen, zijn ook niet erg interessant. Het begeleidende CD geeft echt te weinig informatie – geen opnamedata of namen van begeleiders, etc. – en bevat een nietszeggend essay. Dat heeft Malibran wel eens beter gedaan. (Malibran CDRG 190)
***** De Franse sopraan Véronique Gens bracht al eerder twee CDs uit met de titel ‘Tragédiennes’ en nu is deel drie verschenen. De eerste CD was prachtig, op de tweede CD had zij al een paar vreemde uitstapjes naar het dramatische repertoire, maar op deze derde CD is zij echt de weg kwijt. Het keuze van het repertoire op de CD is werkelijk onbegrijpelijk. Gens heeft een jugendlich-dramatische sopraan, die geschikt is voor rollen als de Aulide Iphigénie. De aria’s van Fidès in ‘Le Prophète’ van Meyerbeer, Didon in ‘Les Troyens’ van Berlioz en de titelrol in ‘Hérodiade’ van Massenet op deze nieuwe CD vragen toch echt om een dramatische mezzosopraan met meer body aan de onderkant. En de Tauris Iphigénie vereist een dramatische sopraan, die in de hoogte meer open zet. Hoe mooi haar frasering ook is, hier gaat Gens buiten haar boekje. Zij heeft ook de neiging van onder naar de noten toe te glijden en dat gaat op den duur vervelen. De aria’s van Méhul, Kreutzer, Gossec en Mermet op deze CD zijn evenwel interessant. Het Les Talens Lyriques speelt onder leiding van Christophe Rousset lichtvoetig, maar de huppelinterpretatie van de aria van Elisabeth uit ‘Don Carlos’ in bijna lachwekkend. Verdi is niet hun ding. (Virgin 50999 070927 2 5)