09-12-2015
Elisabeth Schwarzkopf werd op 9 december 1915 als Olga Maria Elisabeth Friederike Schwarzkopf geboren in de stad Jarocin in het Poolse woiwodschap Groot-Polen, toen Pruisen.
Elisabeth Schwarzkopf studeerde vanaf 1934 aan de Berlin Hochschule für Musik bij Lula Mysz-Gmeiner en later bij Maria Ivogün. In 1938 werd Schwarzkopf geëngageerd door de Deutsche Oper van Berlijn – toen Deutsches Opernhaus – en maakte daar haar operadebuut op 15 april 1938 als het Zweite Blumenmädchen in de tweede akte van ‘Parsifal’ van Wagner. In 1940 kreeg zij bij het Deutsches Opernhaus een vast contract – waarvoor zij zich bij de Nazi-partij diende aan te sluiten – en zong bij dit gezelschap gedurende vier jaren.
Schwarzkopf zong vanaf 1942 ook bij de Wiener Staatsoper. Met dit gezelschap trad zij ook voor het eerst op in het Royal Opera House Covent Garden in Londen op 16 september 1947 als Donna Elvira in ‘Don Giovanni’ en in de Scala van Milaan op 28 december 1948 als de Gravin in ‘Le Nozze di Figaro’. Haar officiële debuut in de Royal Opera House was op 16 januari 1948 als Pamina in ‘Die Zauberflöte’ en in de Scala op 29 juni 1950 in het ‘Missa Solemnis’ van Beethoven. Op 11 september 1951 werkte Schwarzkopf mee aan de wereldpremière van ‘The Rake’s Progress’ van Stravinsky in het Teatro La Fenice in Venetië in de rol van Anne Trulove.
In maart 1946 werd zij door de producent Walter Legge – tevens oprichter van het Philharmonia Orchestra – gecontracteerd voor het platenlabel EMI. Hun nauwe samenwerking resulteerde in talrijke plaatopnamen en een huwelijk op 19 oktober 1953.
Schwarzkopf maakte haar Amerikaanse operadebuut op 20 september 1955 als de Marschallin in ‘Der Rosenkavalier’ op 20 september 1954 bij de San Francisco Opera. Als de Marschallin maakte zij ook haar debuut in de Metropolitan Opera van New York was op 13 oktober 1964.
Het laatste operaoptreden van Schwarzkopf was op 31 december 1971 als de Marschallin in De Munt van Brussel. Daarna wijdde zij zich aan recitals. Na de dood van haar echtgenoot in 1979 beëindigde Schwarzkopf haar carrière als zangeres en gaf les op de Juilliard School in New York en masterclasses over de hele wereld.
Naar aanleiding van een thesis van de Oostenrijkse geschiedkundige Oliver Rathkolb uit 1982 werd het lidmaatschap van Schwarzkopf van de NSDAP – lidnummer 7.548.960 – opnieuw onderwerp van discussie. In 1939 was zij toegetreden tot de Reichstheaterkammer en in de Tweede Wereldoorlog had zij in vijf Nazi-propagandafilms gezongen. Verder had zij diverse malen opgetreden voor de Nazi-partij, voor eenheden van de Waffen-SS en voor Duitse troepen in Oost-Europa.
In 1996 verscheen het boek ‘Elisabeth Schwarzkopf’ van de auteur Alan Jefferson. Hierin traceerde hij Schwarzkopf terug naar 1935 als leidster van een Nazi-studentenpartij. Verder suggereerde Jefferson dat Schwarzkopf nauwe politieke banden had met vrienden op hoge posten binnen de Nazi-partij om haar carrière te helpen.
Schwarzkopf onderzocht met de journalist Alan Sanders het boek van Jefferson op fouten en onnauwkeurigheden met de bedoeling Jefferson aan te klagen, maar zij zag van dit voornemen uiteindelijk af. Sanders nam de gesprekken op en publiceerde ze in 2010 in het boek ‘The Schwarzkopf Tapes; An artist replies to a hostile biography’.
Elisabeth Schwarzkopf overleed in haar slaap in de nacht van 2 op 3 augustus 2006 in haar huis in de gemeente Schruns in de Oostenrijkse deelstaat Vorarlberg.