1.
Op het label Et’cetera verscheen vorig jaar muziek van de componist Leo Smit in een schitterende heruitgave van een box met vier CDs. In navolging van die box heeft Et’cetera in samenwerking met de Leo Smit Stichting de box ‘Forbidden Music in World War II’ met tien CDs uitgegeven, waarop muziek te horen is van negentien Nederlandse componisten die tijdens de Tweede Wereldoorlog vervolgd werden. Zo werd het Henriëtte Bosmans (1895-1952) als dochter van een Joodse moeder en niet-Joodse vader door de nazi’s verboden in het openbaar op te treden. Haar belangrijkste composities had zij al in de jaren twintig geschreven, waarvan op CD 1 vijf werken staan. Lex van Delden (1919-1988) was Joods en verzetsstrijder en begon vooral na de oorlog te componeren. De vijf werken op CD 2 zijn dan ook van na 1955. Op CD 3 werken van Jan van Gilse (1881-1944), die in 1941 weigerde samen te werken met de Duitsers en zich aan te sluiten bij de “Kultuurkamer”. Van Gilse moest vluchten en onderduiken en nadat de Duitsers zijn zonen (verzetsstrijders) hadden geëxecuteerd, overleed de ernstig verzwakte Van Gilse in 1944. CD 4 bevat muziek van de Joodse componist Dick Kattenburg (1919-1944), die op 24-jarige leeftijd in Auschwitz werd vermoord. Luister naar de ‘Palestinian Songs’, aanstekelijk gezongen door Irene Maessen begeleid door pianist Marcel Worms. Ignace Lilien (1897-1964) woonde van 1914 tot 1927 en na 1938 in Nederland en ontsnapte ondanks zijn Joodse afkomst aan vervolging. Hij componeerde een groot aantal, diverse liederen en de mezzosopraan Anja van Wijk zingt op CD 5 de vier liederen van ‘Veronica’, de vier liederen ‘Mietskaserne’, het lied ‘Herbst’, de ‘Quatre Chansons des Mendiants’ en het lied ‘Les Indolents’, allen begeleid door pianist Frans van Ruth. CD 6 is gewijd aan vijf werken van Leo Smit (1900-1943), die ook op de eerder genoemde box staan. Alleen het Concertino voor cello en orkest krijgt op deze CD een andere uitvoering dan in de vorige box. De Joodse componiste Rosy Wertheim (1888-1949) overleefde de oorlog door onder te duiken. Luister op CD 7 naar Irene Maessen in de interessante ‘Trois Chansons’, ‘Zwei Lieder’ en ‘Four Songs on Dutch Poems’. De verzetsstrijder Nico Richter (1915-1945) schreef zijn extreem korte werkjes vooral als student. Hij werd in 1942 tewerkgesteld in strafkampen en overleed totaal verzwakt kort na de bevrijding. Luister naar de bariton Henk Neven in het miniatuurtje ‘Het Lijk’ uit 1940 op CD 8 begeleid door Frans van Ruth. Marius Flothuis (1914-2001) was verzetsstrijder, werd naar Sachsenhausen gedeporteerd en componeerde daar werken, waarvan drie composities op CD 8 zijn bijeengebracht. Van 1941 tot 1945 was de Joodse Sem Dresden (1881-1957) ten gevolge van de Duitse bezetting gedwongen onder te duiken. Ook in die benarde positie slaagde hij erin te componeren, maar CD 9 bevat helaas slechts het ‘Dansflitsen’ uit 1951. Wilhelm Rettich (1892-1988) emigreerde in 1933 van Duitsland naar Nederland, waar hij de oorlog als onderduiker overleefde. Op CD 9 zingt de sopraan Michal Shamir de indringende ‘Hebräische Balladen’ met aan de piano Vag Papian. De verzetsstrijder Leo Kok (1893-1992) overleefde Buchenwald, maar zijn carrière als pianist kon hij door de martelingen vergeten. Luister naar Irene Maessen en Marcel Worms in Koks prachtige jeugdwerk ‘Sept Mélodies Retrouvées’. CD 10 bevat een aantal verrassingen en CD-premières: twee preluden voor piano (1939/40) van de Joodse componist Mischa Hillesum (1920-1944) uit Winschoten gespeeld door Marianne Boer. Hillesum werd vanuit Auschwitz naar Warschau gedeporteerd om als dwangarbeider puin te ruimen in het voormalige getto en overleefde de gruwelijke omstandigheden daar niet. De Joods-Amsterdamse componist Sim Gokkes (1897-1943) werd met zijn vrouw en twee kinderen vermoord in Auschwitz. Zijn composities zijn voornamelijk synagogale muziek, die handelt over religieuze thema’s. Luister naar de vier beeldschone psalmen gezongen door het Nederlands Kamerkoor met soli van Gilad Nezer. De Joods-Amsterdamse componist Daniël Belinfante (1893-1945) kwam via Auschwitz in het strafkamp Fürstengrube terecht, alwaar hij overleed. Marcel Worms speelt op CD 10 diens ‘Derde Sonatine’. Martin Spanjaard (1892-1942) was voornamelijk in zijn jonge jaren componist. Hij en zijn vrouw werden in 1942 in Auschwitz om het leven gebracht. De ‘Drei Lieder’ (1916) worden door de mezzosopraan Wilke te Brummelstroete werkelijk schitterend gezongen met Frans van Ruth aan de piano. De Joods-Amsterdamse Bob Hanf (1894-1944) was een veelzijdig kunstenaar en werd in Auschwitz vermoord. De ‘Kleine Suite’ voor viool en piano is melodieus en vol harmonieën en wordt op CD 10 erg mooi gespeeld door violiste Jacobien Rozemond met Marja Bon aan de piano. De Joods-Haagse componiste Marjo Tal (1915-2006) moest onderduiken en tijdens de Tweede Wereldoorlog gingen haar vroege composities verloren. In een opname uit 1960 zingt zij op CD 10 vijf eigen, Franstalige liedjes en begeleidt zichzelf op piano. Na de Tweede Wereldoorlog zorgde de wederopbouw voor de ontwikkeling voor nieuwe muziek met atonaliteit, extremiteit en conceptualisme, waardoor de muziek van deze vervolgde componisten “ouderwets” werd en verloren ging. Deze box geeft deze “verloren generatie” weer haar stem terug. Het begeleidende boekje bevat helaas geen teksten van de liederen en de biografieën in zijn erg beknopt. Maar ondanks dat is deze box met tien CDs een uniek document en voor slechts €45 een absolute must!
Et’cetera KTC 1530 (10CDs)
2.
De Amerikanen zijn de opvolgers van de Italianen als het gaat om opera. Hun componisten zetten bekende boeken, films en personages om in onderhoudende opera’s en zijn daarbij niet bang voor amusement en sentiment. De opera ‘27’ van de Amerikaanse componist Ricky Ian Gordon beleefde haar wereldpremière op 14 juni 2014 bij het Opera Theatre of Saint Louis en onderzoekt het leven van Gertrude Stein (1874-1946) in de Rue de Fleurus 27 in het 6e arrondissement van Parijs. Gertrude Stein was – hoe je het wendt of keert – een tegenstrijdig persoon. De Joodse en lesbische schrijfster werd in eerste instantie als een door zichzelf uitgeroepen genie bewonderd en gevierd, maar vervreemde velen door haar propaganda voor het Vichy-regiem. Zij was vrienden met onder anderen de antisemitische Vichy functionaris Bernard Faÿ, vertaalde haatdragende toespraken van Philippe Pétain en was blind voor de deportatie van Joden rondom haar. Als egocentrische en extraverte figuur is Stein aldus een uitstekend personage voor een opera. ‘27’ bestudeert Steins relatie met haar levenspartner Alice, de controversies rondom Stein als Amerikaanse emigrante en haar betrekkingen met de Vichy. De CD-uitgave van de registratie van de wereldpremière openbaart ‘27’ als een kameropera in vergelijking met Gordons grote, krachtige en ontroerende opera ‘The Grapes of Wrath’ (2007). De vijfakter ‘27’ beschrijft in slechts anderhalf uur de legendarische zaterdagsoirées van Stein in Rue de Fleurus 27 met een bezetting van slechts vijf zangers. In die negentig minuten komen het verhaal en de personages tot leven en geeft de opera een goede indruk hoe Gertrude Stein was, hoe zij voelde en leefde. Gordon schreef de rol van Stein voor dramatische mezzosopraan met Stephanie Blythe in gedachten en Blythe zet de arrogante Stein schitterend neer als een “larger-than-life” autoriteit. Haar finale aria “I’ve been called many things” is aangrijpend. Elizabeth Futral zingt een breekbare Alice. Haar stralende sopraan biedt een uitstekende aanvulling op de partij van Stein en kinkt prachtig naast het zware geluid van Blythe. De overige drie zangers komen uit The Gerdine Young Artist Program en zingen ieder vier of vijf rollen. Bass-bariton Daniel Brevik, bariton Tobias Greenhalgh en tenor Theo Lebow vertolken rollen als Gertrudes broer Leo, de schilders Matisse en Picasso, de schrijvers Fitzgerald en Hemingway en de fotograaf Man Ray. Geestig ook hun terzet in travestie van de eerste akte als de schilderes Marie Laurencin, het model Fernande en Madame Matisse. Dirigent Michael Christie en de leden van de St. Louis Symphony geven een weelderige lezing van Gordons menging van stijlen. Zij ondersteunen de zwevende zanglijnen en de woorden van het snedige libretto van Royce Vavrek, die duidelijk verstaanbaar blijven in de doorschijnende en versmeltende muziek. ‘27’ is een opera die haar weg in het repertoire zonder twijfel zal gaan vinden!
Troy 1549/50 (2CDs)
3.
De Italiaanse bariton Mattia Battistini werd op 27 februari 1856 in Rome geboren. Tijdens de eerste drie jaren van zijn carrière rond 1880 toerde hij in Italië en tussen mei 1881 en juli 1882 gaf hij optredens in Zuid Amerika. Terug in Europa maakte hij op 8 mei 1883 zijn debuut in het Royal Opera House van Londen in ‘I Puritani’ en op 12 februari 1888 in La Scala van Milaan in ‘La Favorita’. Battistini zong op 11 maart 1893 voor het eerst in St Petersburg in de titelrol van ‘Hamlet’ van Thomas en Rusland zou daarna zijn artistieke thuis zijn tot het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog. De politieke situatie én de weigering van Battistini om in Amerika te zingen – het Italiaanse repertoire in de Metropolitan Opera was daar vergeven aan andere baritons – betekende dat de carrière van Battistini na 1914 beperkt bleef tot Europa. Battistini zou volgens de biograaf Jacques Chuilon in het schitterende boek ‘Mattia Battistini; Le Dernier Divo’ uit 1996 (Editions Romillat, Paris) 92 rollen hebben gezongen. Zijn discografie is zeer uitgebreid en bestaat uit acht opnamesessies. Zijn eerste opnamen ontstonden in 1902 in Waschau en de overige sessies waren tussen 1906 en 1924 in Milaan (uitgezonderd twee plaatopnamen in Zürich en één in Berlijn). De opnamen van Battistini waren in het LP-tijdperk al eens uitgebracht op zeven platen door EMI en zij zijn nu op het label Marston verschenen in de box ‘The Complete Recordings‘ met zes CDs. De reeds bekende fragmenten worden aangevuld met zeven voorheen ongepubliceerde opnamen. Het is een genoegen de “Koning der Baritons” in die 22 opnamejaren van zijn lange carrière te kunnen horen. De Warschau-opnamen van CD1 zijn nog met piano en in de sessies daarna wordt Battistini begeleid door orkest. Verder is CD1 interessant vanwege de zes fragmenten uit ‘Ernani’ die Battistini in 1906 opnam. De bariton was hier inmiddels 50 jaar! Op CD2 twee fragmenten uit ‘Werther’ van Massenet, waaronder de aria “Pourquoi me reveiller”. Massenet paste de tenorpartij van Werther aan voor de stem van Battistini. Ook Saint-Saëns herschreef een partij voor Battistini, de titelrol in ‘Henry VIII’, maar hiervan maakte Battisitini geen opnamen. Op CD3 en CD4 drie fragmenten uit ‘Quo Vadis?’ van Jean Nouguès, inclusief de aria “Amici, l’ora attesa è questa”, die de componist twee jaar na de première speciaal voor Battistini componeerde. En op CD6 is de bariton tijdens zijn laatste opnamesessie op zijn 64ste verjaardag te horen, vier-en-half jaren voor zijn overlijden op 7 november 1928. Battistini verbeelde de nadagen van de eind 19e eeuw belcanto voordat het verismo zijn intrede deed. Opvallende symptomen zijn zijn fil di voce, legato, portamento, rubato en de versieringen. Marston heeft – zoals altijd met veel liefde – een uniek document samengesteld. De prachtig verzorgde uitgave bevat uitgebreide documentatie over de zanger, over de fragmenten en het boekwerk toont vele bijzondere foto’s van Battistini. De ruimte op de laatste CD wordt opgevuld met het indrukwekkende heldengeluid op tien opnamen van de bariton Giuseppe Bellantoni.
Marston Records 56002-2 (6CDs)
4.
Wolfgang Amadeus Mozart (1756-1791) was 21 jaar oud toen hij de vier dochters van Fridolin Weber in Mannheim ontmoette. Voor de hoge tessitura’s van drie van hen zou Mozart gedurende zijn resterende veertien levensjaren daarna diverse werken schrijven. Een selectie uit deze werken heeft de Franse sopraan Sabine Devieilhe nu tussen 12 en 18 januari 2015 in de Notre Dame du Liban van Parijs opgenomen voor haar nieuwe solo-CD ‘Mozart; The Weber Sisters’. Eerder maakte Devieilhe al een fantastisch album met fragmenten uit toneelwerken van Rameau. Mozart werd verliefd op Aloysia Weber, maar deze verliefdheid zou eindigen in een teleurstelling. Met haar ging de componist in maart 1778 naar Parijs en met het lied “Ah, vous dirais-je maman” en de ariette “Dans un bois solitaire” geeft Devieilhe op de CD een ingetogen proloog tot het vuurwerk dat gaat komen. Van de ongeveer tien werken die Mozart voor Aloysia schreef, laat Devieilhe in vier aria’s horen dat Aloysia naast een flamboyante coloratuursopraan met sensationele topnoten ook een zeer expressieve zangeres geweest moet zijn, getuige “Non so d’onde viene”, “Io non chiedo, eterni Dei” en “Nehmt meinen Dank”. Maar luister ook naar de lange lijnen, het cantabile en de pianissimi van “Vorrei spiegarvi, oh Dio”. Na hun breuk begin 1779 en haar huwelijk in Wenen in 1780 noemde Mozart Aloysia vals, slecht en koket, maar haar oudste zus Josepha noemde hij lui, lomp, sluw en vals. Voor Josepha componeerde Mozart onder andere de insertie-aria “Schon lacht der holde Frühling” voor ‘Il Barbiere di Siviglia’ van Paisiello en de rol van de Koningin van de Nacht in ‘Die Zauberflöte’. Zij moet een robuuste en krachtige sopraan met grenzeloze coloratuurmogelijkheden hebben gehad en Devieilhe zingt in “Der Hölle Rache” de coloraturen strak. Overigens neemt zij de arpeggio’s op de tel waardoor zij voor de eerste achtste noot te laat uitkomt en zingt zij de staccati achtsten op de “e” van “nimmermehr” en niet op “a”. En dirigent Raphaël Pichon neemt de woorden van librettist Schikaneder wel erg serieus als hij “Der Hölle Rache” aankondigt met een schokkend, geïmproviseerd, fortissimo akkoord van het hele orkest. Mozart trouwde uiteindelijk in 1782 met Constanze, volgens Mozart de zachtaardigste en meest wijze van de zusters. Hij schreef zangoefeningen voor haar, waarvan Devieilhe het Solfeggio n°2 zingt. Samen met het “Et incarnatus est” uit de onvoltooide Mis in c-klein toont het de tederheid van Constanze. Aan het einde van deze laatste track blijft het zo’n twintig seconden stil, waarna de CD – zonder vermelding in het CD-boekje of op de hoes – besluit met de ondeugende canon “Leck mich im Arsch” uit 1782. Men kan wel zich wel voorstellen voor welke zuster hij deze woorden wellicht heeft bedoeld! Het ensemble Pygmalion zorgt onder leiding van Raphaël Pichon voor een zorgvuldig, transparant en helder samenspel en voor interessante tussenspelen. Het CD-boekje bevat een goed essay van Raphaël Pichon. Een boeiende CD met dapper repertoire en zoals Mozart ooit over Aloysia zei: “Subliem”!
Erato 0825646075843 (1CD)
5.
Jake Heggie (1961) is één van de prominente Amerikaanse componisten van onze tijd en heeft inmiddels beduidende opera’s en onderhoudende liederen geschreven. Van Jake Heggie nam de Oostenrijkse mezzosopraan Angelika Kirchschlager tussen 5 en 8 januari 2015 in Lisztzentrum Raiding in Oostenrijk 19 liederen op voor haar nieuwe CD ‘The moon’s a gong, hung in the wild’. Hierop opent zij met drie van de vijf liederen van de cyclus ‘Statuesque’, die Heggie in 2005 componeerde voor de mezzosopraan Joyce Castle. De liederen beschrijven ieder een standbeeld dat tot leven komt. Luister naar het geestige “Picasso: Head of a Woman, 1932” waarin Kirchschlager met baritonaal timbre Picasso imiteert en “Winged Victory: We’re Through”, waarin het standbeeld in woede ontsteekt omdat passerende bezoekers haar geen vragen stellen. Ook op deze CD de integrale ‘Songs to the Moon’, die Heggie in 1998 schreef voor Frederica von Stade. Het bestaat uit acht kleine sprookjes, waarin ieder personage een persoonlijke en vaak humoristische kijk op de maan geeft. Luister bijvoorbeeld naar de nostalgische proloog “Once More? To Gloriana”, het jazzy “Euclid”, het geestige “The Haughty Snail King” en het geheimzinnige “What the Gray-Winged Fairy Said”. Van de zeven liederen van ‘Winter Roses’ – gecomponeerd in 2004 voor opnieuw Frederica von Stade – zingt Kirchschlager alleen “Looking West – Sweet Light”. Interessant ook zijn de drie liederen uit ‘The Breaking Waves’ – die Heggie componeerde voor Joyce DiDonato op teksten van Sister Helen Prejean – die hier voor het eerst op CD verschijnen. Daarna twee van de drie ‘Folk Songs’ die Heggie in 1995 schreef voor Frederica von Stade en als toegiften Heggie’s bewerking van “Danny Boy” uit 1999 en het lied “White in the Moon” uit 1990. De liederen van Heggie brengen de teksten schitterend tot leven en vertellen hun verhaal met grote uitdrukkingskracht. De muziek is vaak boeiend, soms excentriek en de begeleiding altijd transparant. Het is te horen dat Angelika Kirchschlager al een lange en intensieve carrière achter de rug heeft en haar communicatieve kracht is ideaal voor het succesvol overleveren van de gevarieerde en veeleisende liederen. Haar Engels is niet idiomatisch, maar voldoende en verstaanbaar. De Nederlandse pianist Maurice Lammerts van Bueren speelde al diverse premières van werken van Heggie en met zijn energetische spel, muzikaliteit en schitterende techniek kruipt hij in de liederen en brengt ze tot leven. Een belangrijke bijdrage aan de discografie van Jake Heggie!
Avie AV 2349 (1CD)
6.
Velen kennen wel de film ‘Into the Arms of Strangers’ van Mark Jonathan Harris uit 2000 over de reddingsoperatie van 1938/1939 van Duitse en Oostenrijkse, Joodse kinderen uit de door de nazi’s bezette gebieden naar Liverpool. Toen de Amerikaans-Britse componist Carl Davis (1936) in 2009 van het Hallé Orchestra van Manchester de opdracht kreeg een werk voor kinderkoor en orkest te schrijven, koos hij als onderwerp dit Kindertransport. Davis had al eerder de muziek gecomponeerd voor de film ‘Liberation’ van Arnold Schwartzmann. Voor de tekst van de nieuwe opdracht richtte hij zich tot Hiawyn Oram, de Britse schrijfster van kinderboeken. ‘Last Train to Tomorrow’ werd een 18-delige liederencyclus voor kinderkoor, acteurs en orkest en ging in 2012 in Manchester met groot succes in première. Een jaar later kwam in Praag een tweede productie op de planken in het Tsjechisch en naar aanleiding van deze productie nam Davis het werk op in de studio. Hij dirigeerde op 15 en 17 oktober 2013 het Český Národní Symfonický Orchestr (het Tsjechische Nationaal Symfonie Orkest) in de studio van Praag en de Dětská Opera Praha (de Kinderopera Praag) nam de partij op 25 januari 2014 in de studio op. Davis bracht de opname in eigen beheer uit op CD. In ‘Last Train to Tomorrow’ spreken en zingen de kinderen de hartverscheurende verhalen van Joodse kinderen, die huis en haard, ouders, familie en hun jeugd in Praag, Wenen en Berlijn achterlieten en op de trein stapten op weg naar Engeland. Aldaar ze door gastgezinnen werden opgevangen en de meeste kinderen zagen hun ouders nooit meer terug. Met gevoel voor expressie en tragedie gebruikt Davis klassieke, populaire en Joodse muziek, muziek die de kinderen gekend kunnen hebben. De instrumentatie is beperkt tot strijkers, piano en percussie en er zijn geen zware, bronzen klanken, dus geen hout- en koperblazers. En ‘Last Train to Tomorrow’ eindigt optimistisch; De kinderen waren gered, een reden voor viering, toch? De uitgave wordt aangevuld met de muziek van Davis voor ‘Liberation’ en drie bewerkte volksliederen. Een indrukwekkend project!
CarlDavisCollection CDC025 (1CD)
7.
Charles Gounod (1818-1893) droeg met drie opera’s bij aan het repertoire van de Opèra-Comique en tussen 1857 en 1860 schreef hij ‘Le Médecin Malgré Lui’, ‘Philémon’ en ‘La Colombe’. ‘La Colombe’ componeerde Gounod als vervanging van een beloofd werk voor Baden-Baden en daar zag de opera op 3 augustus 1860 het levenslicht. Voor de herneming in de Opèra-Comique in 1866 maakte Gounod nog enige revisies en voegde een Couplets toe voor Mazet in de eerste akte en verving het Entr’acte en het Couplets van Horace, waarvoor hij een Madrigal componeerde omwille van de nieuwe tenor. Er bestond nog geen studio-opname van de complete ‘La Colombe’, ook al was reeds een radio-uitvoering van hoogtepunten van de opera uit 1947 op Malibran uitgebracht en een opvoering in Compiègne op DVD verkrijgbaar. Opera Rara heeft daar nu een studio-opname van de gereviseerde versie van ‘La Colombe’ aan toegevoegd. ‘La Colombe’ is een heerlijk voorbeeld van Opèra-Comique als vermaak met melodieuze muziek, gesproken dialogen en een happy end. Het libretto is gebaseerd op een verhaal van La Fontaine met veel verwarring over een duif. De opera bestaat uit nummers en er zijn romances, een madrigal, een couplets, aria’s, een ariette, duo’s, een trio, een terzet en kwartetten. Gounod componeerde de rollen voor een evenwichtig kwartet van stemmen. De jongeman Horace is een rol voor een hoge, lyrische tenor – origineel geschreven voor Gustave Roger, de eerste Jean in ‘Le Prophète en de eerste Faust in ‘La Damnation de Faust’ – en de Mexicaanse tenor Javier Camarena zingt de partij exemplarisch. Camarena beleefde in 2014 een zeldzame eer in de Metropolitan Opera van New York toen het publiek hem na zijn aria in ‘La Cenerentola’ niet liet gaan zonder het tweede gedeelte van zijn aria te herhalen. De rol van gravin Sylvie – geschreven voor Caroline Carvalho, ook de eerste Marguerite, Mireille en Juliette – geeft de Amerikaanse sopraan Erin Morley goed de gelegenheid om de gevierde coloraturen te etaleren. Mazet – de bediende van Horace – is een travestierol, uitstekend gezongen door de mezzosopraan Michèle Losier. Luister naar de kostelijke tirade over vrouwen. Maître Jean – de butler van de gravin – wordt karaktervol vertolkt door de bariton Laurent Naouri. Zijn aria over de teloorgang van de kookkunst in de tweede akte zingt hij heerlijk. De inzet van dirigent Mark Elder voor Franse werken uit de eerste helft van de 19e eeuw is bekend. Hij begeleidt de zangers met het orkest Hallé schitterend en weet steeds de heldere toon van de Opèra-Comique te raken. De opname is uitgegeven in een mooie cassette met een boekwerk, dat een bondig en goed essay van Hugh Macdonald en het volledige libretto bevat. Een welkome bijdrage aan de catalogus.
Opera Rara ORC53 (2CDs)
8.
Er bestaat een klein aantal live-opnamen van de opera ‘Les Martyrs’ van Gaetano Donizetti (1797-1848), maar een studio-opname was er nog niet. Het prestigieuze CD-label Opera Rara heeft nu in haar streven naar een grote verzameling opnamen van opera’s van Donizetti ‘Les Martyrs’ in de studio vastgelegd. Hiervoor construeerde Flora Willson van King’s College in Cambridge een nieuwe editie. Zij herstelde de originele Franse tekst en plaatste diverse muziek terug – die vóór de wereldpremière was geschrapt – om uiteindelijk een versie van ‘Les Martyrs’ te krijgen, die dicht Donizetti’s origineel stond. De componist was naar Parijs vertrokken toen de censuur van Napels de opvoering van zijn opera ‘Poliuto’ in 1838 verhinderde. Eugène Scribe herschreef in Parijs het libretto van ‘Poliuto’ in het Frans en de opera werd gereviseerd naar de behoeften van de Grand Opéra tot ‘Les Martyrs’. De drie akten van ‘Poliuto’ werden omgevormd en aangevuld tot vier akten, de ouverture werd uitgebreid, een ballet werd toegevoegd, recitatieven werden bewerkt, de tenorpartij van Felice werd omgevormd voor de basrol Félix, de aria’s van Poliuto – nu Polyeucte – werden herschreven voor de stertenor Gustave Duprez en er kwam een nieuwe finale. In deze versie beleefde ‘Les Martyrs’ haar wereldpremière in de L’Opéra op 10 april 1840. De nieuwe opname van Opera Rara is in muzikale handen van Mark Elder, die met het Orchestra of the Age of Enlightenment fraaie Grand Opéra biedt. Elder ondersteunt de zangers steeds uitstekend en hij weet voortdurende het drama te stuwen. Luister hoe hij in de finale de spanning weet op te bouwen! Voor de veeleisende partij van Polyeucte was de tenor Bryn Hymel voorzien, maar hij werd vervangen door de Amerikaanse tenor Michael Spyres. Spyres heeft een aantrekkelijk geluid, een prima uitspraak en een goede uitdrukkingskracht. Luister naar zijn aria “Oui, j’irai dans leurs temples!” in de derde akte inclusief indrukwekkende hoge E! De Canadese sopraan Joyce El-Khoury brengt voor Pauline een omfloerst timbre en wollig Frans mee, maar geeft volledige inzet. De Welshman David Kempster zingt Sévère met een sterke Verdi-bariton en de Britse bas Brindley Sherratt biedt een goede karakterstudie van Félix, de vader van Pauline. Het CD-boekje bevat het complete libretto met Engelse vertaling plus in blauw de teruggebrachte muziek, een synopsis en een essay’s van Flora Willson en Jonathan Keates. En ook al is ‘Les Martyrs’ niet de beste opera die Donizetti componeerde, dit is een interessante en belangrijke uitgave voor diens discografie.
Opera Rara ORC52 (3 CDs)
9.
‘Maometto Secondo’ van Gioachino Rossini (1792-1868) ging op 3 december 1820 in het Teatro di San Carlo van Napels zonder succes in première. Rossini schaafde aan de opera en op 22 december 1822 speelde de opera met succes in Venetië. Vertaald in het Frans en in belangrijke mate veranderd werd het werk als ‘Le Siège de Corinthe’ in 1826 naar Parijs gebracht. In haar originele vorm verdween ‘Maometto Secondo’ voor 150 jaren van het operatoneel. Onder redactie van de Nederlandse musicoloog Hans Schellevis en onder supervisie van Philip Gossett is de Napolitaanse editie van ‘Maometto Secondo’ gereconstrueerd. Deze versie ging op 14 juli 2012 in première bij de Santa Fe Opera en de Duitse uitgever Bärenreiter bracht de partituur uit. De Garsington Opera in Wormsley presenteerde de Britse première van de editie in juni en juli 2013 en het label AVIS maakte hiervan een CD-opname. De Britse bas-bariton Darren Jeffery kan zich in de titelrol vocaal helaas niet meten met de overige solisten. Zo is de Britse sopraan Siân Davies prachtig als zijn dochter Anna. Zij bezorgd kippenvel in het gebed “Giusto cielo” en ze krijgt van Rossini een 40-minuten lange finale om al haar kunnen ten tonele te spreiden. De Britse tenor Paul Nilon is een stralende Erisso (luister ook naar zijn lage As in de finale III) en de Australische mezzosopraan Caitlin Hulcup als Calbo leeft zich uit door al haar registers in “Non temer” in de laatste akte. Luister ook naar hun schitterende, 25 minuten durende trio in de eerste akte, dat Rossini “terzettone” noemde. Dirigent David Parry voelt met het Garsington Opera Orchestra Rossini’s hartslag uitstekend aan. De opname is uitgegeven met een fraai boekwerk inclusief een drietalig essay en synopsis, het libretto met Engelse vertaling, productiefoto’s en biografieën van de betrokkenen in het Engels. Een belangrijke uitgave om ‘Maometto Secondo’ eindelijk te kunnen horen zoals Rossini het bedoelde.
AVIS AV2312 (3CDs)
10.
Giacomo Meyerbeer (1791-1864) is vooral bekend vanwege zijn opera’s, maar hij droeg met 85 werken ook bij aan het liederenrepertoire. Er bestaan niet veel opnamen van zijn liederen en derhalve is de CD, die de Duitse sopraan Andrea Chudak en de Kazakhstaanse pianist Andreas Schulz tussen 7 en 9 juli 2014 opnamen, een belangrijke bijdrage aan de discografie van de werken van de componist. Van de 26 liederen van Meyerbeer op deze CD is een aantal hier voor het eerst opgenomen. Vijftien liederen zijn Franstalig, acht liederen zijn in het Duits en twee in het Italiaans. Sommige liederen vertellen over de blijdschap en pijn van de liefde en anderen branden weer van religieus vuur. Andrea Chudak heeft een aangename stem. Haar sopraan heeft karakter en haar vibrato is mooi gedoseerd, ook al is zij niet zo vertellend als de grootheden Thomas Hampson (twaalf liederen voor EMI) of Anne Sophie von Otter (acht liederen voor Archiv). Twaalf van de 25 liederen op deze CD werden in 2009 al door de Israëlische sopraan Sivan Rotem en Israëlische pianist Jonathan Zak opgenomen voor Naxos, maar Chudak zet de liederen minder zwaar aan dan Rotem, waardoor zij aangenamer zijn om naar te luisteren. Luister naar het miniatuurtje “Scirocco” op tekst van de broer van Meyerbeer, Michael Beer, waarin de lyrische sopraan van Andrea Chudak uitstekend op haar plaats is. En het verstilde “Suleika” op tekst van Goethe. Pianist Andreas Schulz toont zich een uitstekende partner. Zoals gezegd, een belangrijke bijdrage aan de discografie van Meyerbeer!
Antes Edition BM319294 (1CD)