De Nederlandse sopraan Gré Brouwenstijn werd 100 jaar geleden geboren. De carrière van deze belangrijke zangeres is door Opera Nederland in een biografie opgetekend.
1915
Gré Brouwenstijn werd op 26 augustus 1915 als Geranda Demphina Brouwenstijn in Den Helder geboren. Zij was het vierde kind (van vijf) van Franciscus Andreas Henri Brouwenstijn (1882-?) en Cornelia van Dijk (1877-?).
Gré Brouwenstijn stamde uit een Amsterdamse familie. Haar vader was werkzaam bij de marine en sinds 1908 in Den Helder gestationeerd. Twee jaar na de geboorte van Gré op 29 december 1917 verhuisde het gezin naar Amsterdam. Vader Francicus overleed vroeg.
Tijdens haar lagere schooltijd zong Gré in het koor van dirigent Nico ter Linden, die haar aanraadde zangles te nemen. Na haar schooltijd werkte ze in een naai-atelier en naast haar zanglessen volgde ze in de avonduren onderwijs in Frans en Duits.
1930
Gré Brouwenstijn werd als zestienjarige aangenomen op het Amsterdams Muzieklyceum waar ze zangles kreeg van Boris Pelsky. Zij werkte als dienstmeisje om in haar levensonderhoud te kunnen voorzien. Toen ze haar opleiding had afgerond, trad ze toe tot de operaklas van het Amsterdams Conservatorium van Johannes den Hertog (Van Elswijk / Brouwenstijn – Met en Zonder Make-Up (Bussum: Teleboek,1971).
1939
Haar professionele operadebuut maakte Gré Brouwenstijn op 11 december 1939 als Eerste Dame in ‘Die Zauberflöte‘ van Mozart tijdens de eerste voorstelling van de Nederlandsche Operastichting (De Telegraaf; 2-12-1939).
1940
Op 10 januari 1940 zong zij bij de Nederlandsche Operastichting de rol van Giulietta in ‘Les Contes d’Hoffmann‘ van Offenbach naast Michel Gobets in de titelrol. Gobets stierf op 20 april 1945 in het concentratiekamp Dachau – vermoedelijk aan tyfus – een maand voor zijn 40e verjaardag.
In de Tweede Wereldoorlog trad Gré Brouwenstijn diverse malen op voor de Duitse Wehrmacht, de Duitse strijdkrachten die onder directe leiding van Adolf Hitler waren opgebouwd in het Derde Rijk. Zo zong zij in de middag van 29 mei 1941 als soliste – zij was toen lid van het Omroepkoor – tijdens een concert voor de Duitse Wehrmacht onder leiding van Hugo de Groot. Het concert werd ’s avonds op de radio uitgezonden.
Ook werkte zij op 13 december 1942 mee aan een radiorevue van het Zondagmiddagcabaret, waarvoor de antisemitische teksten werden geschreven door Jacques van Tol.
Gré Brouwenstijn heeft het bij de Nederlandsche “Rijks” Omroep tot aan het einde volgehouden. Nog in maart 1944 verlengde zij geheel vrijwillig (“mocht u binnen die termijn [van veertien dagen] niet geantwoord hebben, dan neem ik aan dat u mijn aanbieding niet wilt aanvaarden”, aldus een door Herweijer [W.A. Herweijer, sinds 1934 lid van de NSB en directeur-generaal van de Nederlandschen Omroep, red.] persoonlijk ondertekende brief) haar contract. Met alle consequenties van optreden voor Wehrmacht, Vreugde en Arbeid e.d., die zo’n contract met zich meebracht. Zelfs in november 1944 zong zij in een concert voor de Wehrmacht mee. Het moet ongeveer het laatste Wehrmachtsconcert zijn geweest dat de omroep heeft uitgezonden. Het is zelfs de vraag of het nog voor de binnenlandse omroep was bestemd (Verkijk – Radio Hilversum 1940-1945 (Amsterdam: De Arbeiderspers, 1975)).
Bij de Stichting Beeld en Geluid bevindt zich nog een foto van Brouwenstijn in gesprek met Arthur Seyss-Inquart, de Rijkscommissaris van de Nazi’s in het bezette Nederland.
1946
Gré Brouwenstijn zong voor het eerst een titelrol op 19 november 1946 in ‘Tosca’ van Puccini bij De Nederlandsche Opera in de Stadsschouwburg van Amsterdam:
“Gré Brouwenstijn als Tosca had reeds prachtige momenten en voor haar prestatie kan men veel respect hebben; toch lukte het haar nog niet deze moeilijke rol, vooral op de dramatische hoogtepunten, meeslepend uit te beelden” (De Waarheid; 20-11-1946)
1948
Gré Brouwenstijn trouwde op 28 januari 1948 in Amsterdam met de tenor Jan van Mantgem (1903-1973). Uit dit huwelijk werd een zoon Jean-Paul geboren.
1949
Haar debuut bij het Holland Festival maakte Gré Brouwenstijn op 18 februari 1949 als Leonora in ‘Il Trovatore’. Het was het begin van een jarenlange medewerking aan dit Festival, waarin zij veel grote operarollen zong.
Haar roldebuut als Leonore in ‘Fidelio’ van Beethoven maakte Brouwenstijn op 15 november 1949 in Amsterdam. Zij zou deze glansrol in totaal 45 keer bij de Nederlandsche Opera, maar ook elders in de wereld vertolken.
1951
Gré Brouwenstijn maakte op 27 oktober 1951 haar debuut in het Royal Opera House Covent Garden van Londen in de titelrol van ‘Aida’ van Verdi onder leiding van John Barbirolli:
“vol lof schrijft dit toonaangevende Londense blad over de ‘Aida’ zoals die gezorgen werd door onze landgenote Gré Brouwenstijn. Hoewel zij niet uit Wenen maar uit Nederland komt, heeft miss Brouwenstijn de warme, volle stem, die de Italiaanse opera vereist. Haar interpretatie werd daarbij gekenmerkt door fantasie en intelligentie; een zeldzame combinatie van kwaliteiten, waarmede zij het dramatische conflict prachtig tot uitbeelding wist te brengen. Miss Brouwenstün beheerst het Engels daarbij uitstekend. zo merkt de „Times” tenslotte op” (De Telegraaf; 30-10-1951)
Zij zou in het Royal Opera House in 26 voorstellingen zingen in de opera’s ‘Aida’ (12 voorstellingen in 1951 en 1952), ‘Il Trovatore’ (4 voorstellingen in 1951, 1952 en 1953), ‘Un Ballo in Maschera’ (2 voorstellingen in 1953), ‘Otello’ (4 voorstellingen in 1955, 1956 en 1957), ‘Don Carlos’ (4 voorstellingen in 1958, 1959, 1962 en 1963) en ‘Fidelio’ (1 voorstelling in 1964) (Royal Opera Performance Database).
1953
Op 20 juni 1953 zong Gré Brouwenstijn tijdens het Holland Festival de rol van Desdemona in ‘Otello‘ van Verdi voor het eerst met Ramón Vinay in het Gebouw voor Kunsten en Wetenschappen in Den Haag (De Tijd; 22-6-1953).
1954
Gré Brouwenstijn debuteerde op 22 juli 1954 bij de Bayreuther Festspiele als Elisabeth (zie foto) in ‘Tannhäuser’ opnieuw naast Ramón Vinay:
“Vinay vroeg me toen waarom ik niet in Bayreuth zong en ik vertelde, dat ik jaren eerder gevraagd was te komen voorzingen. “Maar dat kan ik niet, ik krijg dan last van mijn zenuwen. Laten ze maar naar een voorstelling komen luisteren”. Vinay werd boos. “Ik zing daar volgend jaar de Tannhäuser. Daar moet jij de eerste naoorlogse Elisabeth zingen. Laat dat maar aan mij over.” Een tijd later moest ik komen. Ik zong. Niet goed. De volgende morgen: contract voor de Bayreuther Festspiele 1954, waar ik de Elisabeth uit ‘Tannhäuser’ zong” (Van Elswijk / Brouwenstijn – Met en Zonder Make-Up (Bussum: Teleboek,1971))
1955
Het huwelijk van Gré Brouwenstijn en Jan van Mantgem werd op 31 januari 1955 werd ontbonden.
In 1955 zong zij in Bayreuth opnieuw Elisabeth en nog Gutrune (zie foto) in ‘Götterdämmerung’.
1956
Haar debuut in de Wiener Staatsoper maakte Gré Brouwenstijn op 18 april 1956 als Leonore in ‘Fidelio’:
“Onze landgenote Gré Brouwenstijn is gisteravond voor het eerst in de Weense Opera optreden als Leonore in de opera „Fidelio” van Beethoven. Al dagen van tevoren waren alle plaatsen uitverkocht en er heerste in de grote feestelijke zaal een stemming en een spanning zoals bij een première. Gré Brouwenstijn creëerde zowel in haar zangtechniek als in haar spel en vooral haar gestalte een Leonore dia onvergetelijk is geworden. Onder de uitstekende leiding van de dirigent Hollreiser en begeleid door het Weense filharmonisch orkest, zong zij vooral na de pauze zo schoon, dat men niet wist wat meer te bewonderen viel: het volle sterke forte of het zuivere piano. Zulk een Leonore was ook voor Wenen iets ongewoons. Dat bleek ook aan het einde van de voorstelling toen het publiek voortdurend bleef applaudisseren en Gré Brouwenstijn gedwongen werd tot 12 keer toe voor het voetlicht te verschijnen. In dit applaus deelden vooral ook Anton Dennota als Florestan en Sena Jurinac als Marzelline, maar de allesoverheersende figuur van deze avond was en bleef toch Gré Brouwenstijn. Onze landgenote heeft het Weense publiek met één slag voor zich gewonnen. Zaterdag a.s. zal zij als Amelia in de opera „Maskenball” optreden” (Nieuwsblad van het Noorden; 19-4-1956)
Zij zou tot 1964 regelmatig in Wenen optreden.
Gré Brouwenstijn trouwde op 24 mei 1956 in Amsterdam met Albertus Christiaan van Swol (1914-2010), arts, Nederlands tenniskampioen en televisiedokter. Dit huwelijk bleef kinderloos.
In 1956 zong zij in Bayreuth opnieuw Elisabeth en verder Sieglinde in ‘Die Walküre’, Eva in ‘Die Meistersinger von Nürnberg’, Gutrune en Freia in ‘Das Rheingold’:
“Maar ik kon het niet volhouden, want mijn program raakte te zwaar bezet: het Holland-Festival liep toen van half juni tot half juli. Ik reed na afloop zo snel mogelijk naar Bayreuth om daar te repeteren en dat was telkens een dag rijden. De serie voorstellingen duurde dan tot 26, soms 27 augustus en daarna begon in september de Nederlandse Opera alweer. Ik kon niet meer een behoorlijke vakantie nemen” (Van Elswijk / Brouwenstijn – Met en Zonder Make-Up (Bussum: Teleboek,1971))
Brouwenstijn liet Bayreuth weten dat het beter was dat zij een jaar [1957, red.] oversloeg en dat sloeg in als een bom. Nooit eerder had iemand gewaagd Bayreuth af te schrijven. Ondanks dit alles werd zij door Bayreuth negen jaren later toch voor het seizoen van 1965 teruggevraagd als Elisabeth (zie foto) in ‘Tannhäuser’.
1958
Op 9 mei 1958 zong Gré Brouwenstijn de rol van Elisabetta in een gedenkwaardige productie van de opera ‘Don Carlos’ ter gelegenheid van het honderdjarige bestaan van het Royal Opera House Covent Garden van Londen. Onder muzikale leiding van Carlo Maria Giulini en in een regie Lucchino Visconti stond Gré Brouwenstijn te midden van grootheden als Boris Christoff, Tito Gobbi en Jon Vickers.
1971
Gré Brouwenstijn nam op 12 februari 1971 met de eerste van vijf avonden afscheid van het operatoneel als Leonore in ‘Fidelio’ bij De Nederlandse Operastichting in de Stadsschouwburg van Amsterdam. De andere rollen werden gezongen door onder anderen Anton de Ridder (Florestan), Pieter van den Berg (Fernando) en Arnold van Mill (Rocco) en de muzikale leiding was in handen van Edo de Waart. Prinses Beatrix en Prins Claus bevonden zich ook onder de bezoekers en de Sjah van Perzië zond haar voor de gelegenheid tweehonderd rode rozen (De Tijd; 13-2-1971).
Op 22 februari 1971 zong Gré Brouwenstijn de laatste van die vijf opvoeringen van ‘Fidelio’ in de Schouwburg van Rotterdam (Het Vrije Volk; 23-2-1971).
Uiteindelijk had zij meer dan dertig rollen in talrijke operaproducties over de hele wereld gezongen.
Gré Brouwenstijn sloot op 25 juni 1971 haar carrière af met een optreden in de Amsterdamse RAI in het kader van het Holland Festival met het Concertgebouworkest. Op het programma stonden onder meer “Ritorna Vincitor’ uit ‘Aida’, “Pace, pace” uit ‘La Forza del Destino’, “Vissi d’arte” uit ‘Tosca’, “La mamma morta” uit ‘Andrea Chenier’, “Ecco I’orrido campo” uit ‘Un Ballo in Maschera’, “Voi lo sapete” uit ‘Cavalleria Rusticana’ en “Dich, teure Halle” uit ‘Lohengrin’:
“„Dank, dank…” stamelde een diep ontroerde Gré Brouwenstijn gisteravond in het RAI-gebouw tot de razend enthousiaste, 5000-koppige menigte na haar afscheidsconcert. Haar machtige stem, die grote orkesten kan overstemmen en zalen vullen, verzonk totaal in het gejuich en applaus. Er kwam geen einde aan, ook niet na een toegift (uit ‘Aida’) en een herhaling van een reeds gezongen Verdi-aria. Dirigent Bernard Haitink zette toen ten einde raad het laatste stuk van Berlioz in, terwijl het publiek Gré Brouwenstijn nog huldigde. Na de laatste aria droegen suppoosten bijna een complete bloemenwinkel het podium op” (De Telegraaf; 26-6-1971)
Rond deze tijd verscheen ook haar autobiografie ‘Met en Zonder Make-Up’ bij Uitgeverij Teleboek (Van Elswijk / Brouwenstijn – Met en Zonder Make-Up (Bussum: Teleboek,1971)). Het boek stond maandenlang in de boeken toptien.
1973
Gré Brouwenstijn zong op 4 september 1973 nog eenmaal in een speciale uitzending van ‘Eén van de Acht’ die werd aangeboden aan Koningin Juliana en haar gezin ter gelegenheid van haar 25-jarig regeringsjubileum. Het gage van haar optreden ging naar het Gré Brouwenstijn Fonds:
“het fonds, dat bij haar afscheid vorm kreeg toen 10.000 gulden aan giften binnenkwam. Het was de bedoeling dat beginnende Nederlandse operatalenten indien nodig na selectie uit dat fonds een bedrag kregen voor de afronding van hun studie. Het fonds bestaat nu twee jaar, maar er is nog geen cent uitgekeerd […] Voor het Gré Brouwenstijn Fonds iets gaat doen, moet er volgens de operazangeres in ruste zeker 40.000 gulden beschikbaar zijn. Dr. Van Swol: „Nou, zeg maar 50.000 gulden”” (Nieuwsblad van het Noorden; 1-9-1973)
1995
Ter ere van de tachtigste verjaardag van Gré Brouwenstijn organiseerde het Concertgebouw in Amsterdam een gala-avond op 14 september 1995, waar vele Nederlandse zangers haar eer betoonden:
“Dertien vocalisten en het Radio Symfonie Orkest onder leiding van Kees Bakels zetten haar donderdag in het zonnetje. In de Grote Zaal van het Amsterdamse Concertgebouw bundelen Marco Bakker, Jan Derksen, Henk Smit, Frank van Aken, Elena Vink,Ellen van Haaren en jongere collega’s hun krachten in duetten, ensembles en aria’s uit opera’s van Wagner, Mozart, Beethoven, Verdi, Puccini en Strauss” (De Volkskrant; 15-9-1995)
Tijdens het toegift “Brüderlein und Schwesterlein” uit ‘Die Fledermaus’ kon men nog eenmaal haar stem horen.
1999
Gré Brouwenstijn overleed op 14 december 1999 in Amsterdam op 84-jarige leeftijd. Zij werd gecremeerd en later op begraafplaats Zorgvlied te Amsterdam bijgezet in het graf van haar echtgenoot Hans van Swol die op 30 mei 2010 overleed.
Discografie:
1951
Janáček – Jenůfa (13-7-1951) – De Nederlandse Opera – Paul Pella – Gala
1952
Beethoven – Fidelio – Rai Rome – Vittorio Gui
1953
Verdi – Il Trovatore – Nederlandse Opera – Mario Cordone – Osteria
Verdi – Un Ballo in Maschera – studio (hoogtepunten) – Wilhelm Loibner – Philips
1954
Wagner – Tannhäuser – Bayreuth – Joseph Keilberth – Opera d’Oro
1955
Wagner – Die Walküre – Bayreuth – Joseph Keilberth – Testament
Wagner – Götterdämmerung – Bayreuth – Joseph Keilberth – Testament
Wagner – Tannhäuser – Bayreuth – André Cluytens – Walhall
Verdi – Otello (17-10-1955) – Londen – Rafael Kubelik – Royal Opera House ‘Heritage Series’
Wagner – Die Walküre – Bamberg – Joseph Keilberth – Walhall
1956 Bayreuth
Wagner – Das Rheingold – Hans Knappertsbusch – Andromeda
Wagner – Die Walküre – Hans Knappertsbusch – Andromeda
Wagner – Götterdämmerung –Hans Knappertsbusch – Andromeda
Wagner – Die Meistersinger von Nürnberg –André Cluytens – Golden Melodram
1957
Wagner – Tannhäuser – RAI Rome – Artur Rodzinsky – Living Stage
Weber – Der Freischütz – studio, hoogtepunten – Heinrich Hollreiser – Philips
D’Albert – Tiefland – studio – Rudolf Moralt – Philips
1958
Verdi – Un Ballo in Maschera – De Nederlandse Opera – Francesco Molinar – Globe
Verdi – Don Carlos (9-5-1958) – Londen – Carlo Maria Giulini – Royal Opera House ‘Heritage Series’
Beethoven – Fidelio – Buenos Aires (19-9-1958) – Thomas Beecham
Verdi – Messa da Requiem (17-11-1958) – Keulen – Globe
1959
Beethoven – Fidelio – Glyndebourne – Vittorio Gui
1960
Wagner – Die Walküre – Buenos Aires – Ferdinand Leitner – Living Stage
Verdi – La Forza del Destino – Buenos Aires – Fernando Previtali
Janáček – Jenůfa (28-6-1960) – De Nederlandse Opera – Jaroslav Krombholc
1961
Wagner – Die Walküre – studio – Erich Leinsdorf – Decca
Schönberg – Gurrelieder (20-8-1961) – Edinburgh – Leopold Stokowski
Verdi – Un Ballo in Maschera (29-10-1961) – San Francisco – Francesco Molinari
1962
Verdi – Don Carlos – Buenos Aires – Fernando Previtali – Living Stage
Verdi – La Forza del Destino – De Nederlandse Opera – Alberto Erede – Osteria
Wagner – Götterdämmerung – Buenos Aires – Heinz Wallberg
Wagner – Götterdämmerung – Buenos Aires – Heinz Wallberg
Wagner – Die Walküre – Buenos Aires – Heinz Wallberg
1963
Wagner – Tannhäuser – Wenen – Herbert von Karajan – DG
1964
Verdi – Don Carlos – Lissabon – Francesco Molinari
1966
Verdi – Don Carlos – Amsterdam – Bernard Haitink
Richard Strauss – Elektra – Amsterdam – Wolfgang Rennert
Studio-recital – maart / april 1966 – EMI
1969
Puccini – Tosca – Amsterdam – Roberto Benzi – Globe
1971
Beethoven – Fidelio – Amsterdam – Edo De Waart