oktober 2012
***** De Poolse componist Karol Szymanowski (1882 – 1937) is natuurlijk vooral bekend vanwege zijn opera ‘Krol Roger’ en zijn symfonische werken, waaronder de twee vioolconcerten. Voor Szymanowski brak in de jaren 20 van de vorige eeuw een nieuwe artistieke fase aan. Daarin keerde hij terug naar de Poolse volksmuziek, waarvan hij zich in zijn jeugd distantieerde. Het Poolse label Dux heeft dit jaar een CD opgenomen met twee liederencycli uit deze latere periode van Szymanowski. Deze cycli kenmerken alles wat zo boeiend is aan Szymanowski’s mooiste muziek. ‘Słopiewnie’, op.46, betekende een keerpunt voor de componist. Hij schreef de vijf liederen in de zomer van 1921 en de première was een half jaar later in New York in 1922. Het zijn “woordliedjes” met nieuwe woorden of nieuwe uitdrukkingen, nieuwvorming van woorden en imitaties van klanken. Luister naar het openingslied “Słowisień”, zo prachtig delicaat en eenvoudig gezongen door de Poolse sopraan Dagmara Świtacz en zo schitterend filigraan begeleid door de pianist Piotr Sałajcyk. Het beeldschoon gezongen “Święty Franciszek” met klanken, die de vogels imiteren, het uitbundig en energiek uitgevoerde “Kalinowe dwory” en de lyrische expressie en droefheid van “Wanda”. Stuk voor stuk juweeltjes en fantastisch vertolkt. De lyrische stem van Dagmara Świtacz past uitstekend bij de liederen dan de donkere klank en ruwe interpretatie van Iwona Sobotka op de opname uit 2004 van Channel Classics. Ook de drie delen met ieder vier liederen van ‘Kurpie Songs’, op.58, zingt Dagmara Świtacz prachtig en te prefereren boven de scherpe uitvoering van Juliana Gondek op Channel Classics. De jonge pianist Piotr Sałajcyk uit Warschau is een ontdekking. Dit is een belangrijke uitgave, die recht doet aan de muziek van Szymanowski. Het CD-boekje bevat een aardig essay, maar helaas geen teksten van de cycli en te weinig echt goede informatie over de liederen. (Dux 0716)
***** De opera ‘Wozzeck’ van Alban Berg (1885 – 1935) is een uitstekende vertegenwoordiging van de scherpte en levendigheid van het artistieke leven tijdens de Weimarrepubliek in Berlijn. Het was de tijd van creatieve bloei met namen als Anita Berber, Josephine Baker, Marlene Dietrich, Bertolt Brecht, Kurt Weill en Claire Waldorff. Velen van deze kunstenaars – Max Ehrlich, Kurt Gerron, Paul Morgan, Paul O’Montis, Willi Rosen en Otto Wallburg – werden echter vermoord door de Nazi’s. ‘Wozzeck’ was de eerste opera van Berg en ging op 14 december 1925 in Berlijn in première onder leiding van Erich Kleiber (de live-opnamen uit Londen van 1952 en 1953 onder leiding van Kleiber zijn overigens nog steeds niet op CD verschenen). De opera presenteert op wrede en meedogenloze wijze het onvermijdelijke van ontbering en de uitbuiting van de armen. In iets meer dan anderhalf uur is ‘Wozzeck’ een intensieve beleving. De première in de Metropolitan Opera van New York in 1959 was dan ook een sensationeel succes. De Amerikaanse première had al in 1931 in Philadelphia plaatsgevonden onder leiding van Leopold Stokowski en er bestond al een opname van een concertante uitvoering in New York van 1951 met het New York Philharmonic Orchestra onder leiding van Dimitri Mitropoulos op Sony. De opname van de tweede voorstelling in de eerste reeks van ‘Wozzeck’ in de Metropolitan Opera in 1959 was nog niet eerder uitgegeven en daarom een bijzonder document. Dirigent Karl Böhm speelt de opera zo natuurlijk, bijna neo-romantisch in al haar complexiteit, poëzie en drama. Anders dan in de studio-opname van zijn ‘Wozzeck’ (label DG) wordt hier meer de “Sprech” van de “Sprechgesang” benadrukt dan het “gesang”. Daardoor klinkt het minder “verzorgd” – en toch zorgvuldig – en krijgt het werk meer drama. Dit is de enige opname van alle protagonisten in hun rollen. Hermann Uhde debuteerde hier in de titelrol en is een mentaal gepijnigde en hulpeloze Wozzeck. Eleanor Steber leeft de rol van zijn vrouw Marie helemaal en is krachtig en expressief. Kurt Baum is compleet in zijn element als de Tambourmajor en mag lekker hard en hoog en is een “man als een boom”. Karl Dönch zong de rol van de Doktor ook al onder leiding van Böhm in 1955 in Salzburg (label Andante) en is heerlijk maniakaal met een lekker vet Duits accent. Eveneens uitstekend bezet de Met veteranen Charles Anthony als Wozzecks vriend Andres en Paul Franke als de Hauptmann. De opera wordt in het Engels gezongen en dat kan het werk wonderbaarlijk goed hebben. Het CD-boekje bevat behalve de trackindeling en de bezetting geen verdere informatie. (Walhall WLCD 0364)
***** Met zoveel uitstekende uitvoeringen van ‘Das Lied von der Erde’ van Gustav Mahler (1860 – 1911) op CD (Klemperer, Wunderlich, Ludwig op EMI; Walter, Patzak, Ferrier op Naxos; Reiner, Forrester, Lewis op RCA) vraag je je af of een nieuwe uitgave van het werk op CD nodig is en het antwoord is ja. Deze live-uitvoering van 20 februari 1958 uit Chicago – zover bekend niet eerder op CD uitgebracht – houdt zich in dit sterke gezelschap staande. De Brit Richard Lewis bewijst dat hij de ideale tenor voor deze zware partij is. Een kleine zoekopdracht geeft maar liefst zes opnamen van Lewis in deze tenorpartij. In zijn eerste lied “Das Trunklied vom Jammer der Erde” zingt hij de veeleisende passages zonder ooit gespannen te klinken. Hij opent het lied met ironie en legt een overtuigend vermoeide klank in “Dunkel ist das Leben, ist der Tod”. De raadselachtige symboliek van zijn tweede lied “Von der Jugend” schildert hij met een uitstekende uitspraak, een delicate frasering en een melancholische toon van onvervuld verlangen en de donkere en dronken ironie van zijn derde lied “Der Trunkene im Fruhling” zingt hij expressief en aangeschoten. De opname is mede interessant als de eerste opname van de mezzosopraan Christa Ludwig in deze Mahler-partij. Er zijn vijf opnamen van Luwig in ‘Das Lied von der Erde’. Haar dictie en vocale expressie zijn uitstekend en haar stem heeft hier nog de volheid en diepte. Haar opening van haar eerste lied “Der Einsame” is onuitsprekelijk mooi. Van een breekbare en diepe smart in “Mein Herz ist müde” gaat zij naar de smekende uitbarsting in “Sonne der Liebe” en terug naar “mild aufzutrocknen?”. Haar tweede lied “Von der Schonheit” zingt zij gecontroleerd en elegant en zij maakt elk woord verstaanbaar en begrijpelijk. Haar 30-minuten-lange, laatste lied “Der Abschied” is nu eens ontroerend, gevoelig en warm, dan weer dramatisch en intens. Van diepe inkeer in het begin tot het gepassioneerde afscheid in de finale. Met haar breekbare “Ewig” verklinkt zij het onvermijdelijke. Dirigent Fritz Reiner is hier overigens ruim een minuut langzamer dan in zijn studio-opname met Maureen Forrester een jaar later voor RCA. Reiner nam niet veel werken van Mahler op en dat is te betreuren als je naar deze ‘Das Lied von der Erde’ luistert. Reiner was een perfectionist en zijn aandacht voor details in de partituur is fantastisch. Elke component in de partituur schetst hij helder en hij onderstreept subtiele structuren en dynamische contrasten. Reiner heeft het vermogen om verschillende partijen tevoorschijn te toveren, zodat details steeds door de deken van geluid heen schijnen. En toch, ondanks of dankzij dit alles brengt hij de emoties van de muziek met onverminderde directheid en opwindende kracht over. Het geluid van de opname is geweldig. Het CD-boekje bevat behalve de trackindeling en de bezetting geen verdere informatie. (Archipel ARPCD 0482)
***** Gaetano Guadagni (1728 – 1792) was een Italiaanse castraat, die in de jaren zestig en zeventig van de achttiende eeuw veel succes had. In Londen ontmoette hij Händel, die zijn stem modelleerde voor de rollen die hij schreef of adapteerde voor hem. In 1762 ontmoette hij Gluck in Wenen, die voor het de rol van Orfeo in ‘Orfeo ed Euridice’ schreef, de opera die op 5 oktober van dit jaar precies 250 jaar geleden in première ging. De Britse countertenor Iestyn Davies heeft voor het label Hyperion de CD ‘Arias for Guadagni’ opgenomen met werken, die voor de castraat geschreven zijn. Davies won in 2010 de Royal Philharmonic Society’s Young Artist of the Year Award en nam een solo CD op voor het label Wigmore Hall Live en voor Hyperion ‘Messiah’ van Händel en cantata’s van Porpora. Davies heeft een gebalanceerde countertenor en zeer aangenaam timbre. Hij heeft een intieme en genuanceerde stemvoering, die ook voor Guadagni zo kenmerkend moet zijn geweest. Luister naar de veeleisende aria’s “The raptur’d soul” uit ‘Theodora’ en “Destructive war” uit ‘Belshazzar’ van Händel. Of het schitterend legato gezongen “O Lord, whose mercies numberless” uit ‘Saul’ en “Yet, can I hear that dulcet lay” uit ‘The Choice of Hercules’, eveneens allebei van Händel. En Davies’ lyrische en bekoorlijke eenvoud in “Che farò senza Euridice?”. Verder nog aria’s van Hasse, Smith en Arne. Ook op de CD een aria die Guadagni zelf schreef voor een uitvoering van ‘Ezio’, door Davies met een prachtig breekbare frasering gezongen. Het ensemble Arcangelo speelt prachtig als één man onder leiding van oprichter Jonathan Cohen. Deze CD is een goede aanvulling op de CD, die de Franse countertenor Alain Zaepffel in 1996 voor Adès opnam. Daarop zijn nog fragmenten te horen uit ‘Samson’ – die Händel voor Guadagni bewerkte – en aria’s uit ‘Tigrane’ van Piccini, ‘Il trionfo di Clelia’ van Hasse en ‘Iphigénie en Tauride’ van Traetta. Alleen duurt die CD slechts 50 minuten, terwijl deze nieuwe CD van Davies ruim 78 minuten bevat. In het boekje een uitgebreide levensbeschouwing van de Guadagni en teksten met vertaling van de opgenomen fragmenten. (Hyperion CDA67924)
***** De Franse bariton Michel Dens werd geboren op 22 juni 1911. Na de Tweede Wereldoorlog had hij een succesvolle carrière in de Opéra-Comique en het Palais Garnier van Parijs. Tijdens zijn lange loopbaan zong hij in zo’n 10.000 voorstellingen. Hij nam ontelbare fragmenten en integrale opera’s en operettes op voor het label EMI en het label Malibran heeft nu een CD uitgebracht met Dens in fragmenten uit een aantal van zijn grote rollen. Zijn fluwelen klank vertoont veel overeenkomst met de Franstalige zangers als Ernest Blanc en Charles Panzera en met zijn gebalanceerde en expressieve bariton toont hij zich een constante vertolker. Op de CD is hij onder andere te horen in het “Avant quitter ces lieux” uit ‘Faust’ van Gounod, de opera waarmee hij zijn professionele debuut maakte – weliswaar in de rol van Wagner – bij de Opéra van Lille in 1934. Hoogtepunten van de CD zijn verder de aria’s uit ‘Hérodiade’, ‘Thaïs’, ‘Le Jongleur de Notre-Dame’ en ‘Le Roi de Lahore’ van Massenet en het is de bedoeling geweest van Malibran om Michel Dens in al zijn veelzijdigheid te tonen, want de CD bevat nog aria’s uit ‘Tannhäuser’, ‘Il Barbiere di Siviglia’, ‘Pagliacci’, ‘Il Trovatore’, ‘Otello’ en ‘La Favorite’. Maar door deze keuze ontbreken glansrollen als Escamillo, Figaro en helaas ook Sou-Chong in ‘Land des Lächelns’, de partij die hij in het seizoen 1951 / 1952 op 250 opeenvolgende avonden zong. Dens had een opvallend lange carrière. Nog in september 2000 gaf hij op 89-jarige leeftijd – drie maanden voor zijn dood op 19 december in Parijs – nog een recital in Firminy. De CD laat Dens op 75-jarige leeftijd nog horen in een schitterende vertolking van de aria uit ‘Thaïs’ tijdens een concert op 24 oktober 1986. Het CD-boekje bevat een aantal mooie foto’s. (Malibran CDRG 195)
***** De geluidsopnamen van de uitvoeringen van ‘Die Meistersinger von Nürnberg’ van Richard Wagner (1813 – 1883) in Bayreuth van de jaren vijftig en zestig zijn goed bewaard gebleven. Er bestaan opnamen van 1956 tot en met 1961 en de registratie van de Bayreuther ‘Die Meistersinger von Nürnberg’ van 1961 verscheen nog niet eerder op CD. De bezetting van de uitvoering was identiek aan die van een jaar eerder onder leiding van dirigent Hans Knappertsbusch, die al op het label Golden Melodram is verschenen. In 1961 viel dirigent Josef Krips in de Bayreuther ‘Die Meistersinger von Nürnberg’ in voor Knappertsbusch en dit is de enige productie die Krips in Bayreuth dirigeerde. Na de bevrijding in 1945 was Krips de enige Oostenrijkse dirigent, die onmiddellijk weer aan de slag mocht, aangezien zijn meeste collega’s zich hadden gecompromitteerd door te werken voor het naziregime. Alleen vanwege hem is deze opname al een bijzonder document! In zijn boek “Ohne Liebe kann man keine Musik machen” (1994; Böhlau Verlag Wien, blz 314) beschrijft Krips kort zijn ervaringen in Bayreuth. De rol van Hans Sachs wordt hier gezongen door de bas Josef Greindl. Greindl was in Bayreuth in de jaren veertig en vijftig de goudsmid Veit Pogner in ‘Die Meistersinger von Nürnberg’ en zong die rol op in Bayreuth al op zijn 31ste in 1943, in 1944, 1956, 1957 en 1959. Een jaar later waagde Greindl zich aan de rol van Hans Sachs. Hij zong de rol in Bayreuth in 1960, 1961, 1963 en 1964. Greindl heeft een korrelige stem als een steengroeve; massief, breed, diep en ruw. Soms gaat het ten kost van het legato, maar hij heeft het charisma in de traditie van de grote Hans Sachs zangers van de jaren vijftig als Paul Schöffler, Hans Hotter, Otto Edelmann en Ferdinand Frantz. Elisabeth Grümmer was de grote Eva in Bayreuth en zong er de rol ieder jaar van 1957 tot en met 1961. In 1956 nam zij de partij al voor het label EMI in de studio op met het Berliner Philharmoniker onder leiding van Rudolf Kempe en er bestaan opnamen van haar als Eva in Bayreuth van 1957, 1958, 1959, 1960 en nu dus deze 1961. Haar beeldschone, ronde, solide, lyrische sopraan is gewoonweg ideaal voor de rol van de dochter van Pogner. Veit Pogner zelf wordt hier gezongen door Theo Adam. Adam zong in 1952 al de rol van Hermann Ortel in ‘Die Meistersinger von Nürnberg’ in Bayreuth en acht jaar later in Bayreuth pas Veit Pogner. Er zijn opnamen van zijn Pogner uit de Berliner Staatsoper in 1955 en in Bayreuth van 1960, 1963 (nog niet verschenen op CD) en nu dus deze opname uit 1961. De rol van Hans Sachs zelf zong hij in Bayreuth van 1968 tot en met 1970 en van 1973 tot en met 1976 en opnamen van zijn Sachs zijn er van Bayreuth in 1968, de Metropolitan in 1969 (opname nog op CD niet uitgebracht), de studio-opname op EMI van 1970 onder leiding van Herbert von Karajan en San Francisco in 1971 (opname nog op CD niet uitgebracht). Je hoort op deze opname van 1961 echter dat Adam meer een bas-bariton is en als Pogner niet het granieten geluid meebrengt van Greindl of Ludwig Weber. Ludwig Weber was in de jaren vijftig een geweldige Veit Pogner (hoogtepunten Covent Garden 1951 op het label Gebhardt en een integrale opname uit Milaan 1955 op Walhall). In 1961 zong hij op 62-jarige leeftijd in deze ‘Die Meistersinger von Nürnberg’ nog de rol van Fritz Kothner. Wolfgang Windgassen was een fantastische Walther von Stolzing en bewonderenswaardig zoals hij in die tijd zowel Walter als Siegfried kon zingen. Windgassen zong Walter in Bayreuth in 1956, 1957, 1958, 1960, 1961 en 1963. Zijn goede hoogte, verstaanbaarheid, interpretatie en Draufgängertum doen af en toe denken aan de grote Max Lorenz. Luister naar zijn fraaie duet met Sachs in de derde akte. Karl Schmitt-Walter was de grote Beckmesser van Bayreuth eind jaren vijftig / begin jaren zestig. Hij zong de rol er elk seizoen van 1956 tot en met 1961 en er zijn opnamen van zijn Beckmesser in Bayreuth van 1956, 1957 en 1960. Op deze opname van 1961 was hij alweer 61 jaar! Luister naar zijn fenomenale duet met Sachs in de derde akte, dat helaas middenin wordt afgebroken bij de wisseling van CD 3 naar 4. Gerhard Stolze was de belangrijke David van Bayreuth eind jaren vijftig / begin jaren zestig. Hij zong de rol er elk seizoen van 1956 tot en met 1961 en er zijn opnamen van zijn David in Bayreuth van 1958 en 1960. Jammer dat zijn stem op deze opname uit 1961 overslaat op het grote moment in zijn solo van de eerste akte. Het CD-boekje bevat behalve de trackindeling, de rolverdeling en een paar foto’s geen verdere informatie. (Myto 00315)
***** EMI heeft in een box met negen CDs ‘The Da Ponte Operas’ van Wolfgang Amadeus Mozart (1756 – 1791) uitgebracht, uitgevoerd door de Wiener Philharmoniker onder leiding van Riccardo Muti. Deze box verscheen al in 2002 en is nu heruitgebracht. ‘Le Nozze di Figaro’ werd in 1986 opgenomen in Wenen. Thomas Allen is fantastisch in de titelrol, luister alleen al naar zijn verachting in zijn aria’s “Non più andrai” en “Aprite un po’ quegli’occhi”, onovertroffen. Kathleen Battle is een verleidelijke Susanna en constant een vreugde om naar te luisteren. De warme klank van Margaret Price is perfect voor de gravin en Ann Murray is een hartverwarmende Cherubino. Alleen zijn de akten vreemd over de CDs verdeeld; de laatste twee akten zouden op één CD hebben gekund. ‘Don Giovanni’ is in 1990 opgenomen in Wenen. Muti’s lezing is zoals altijd strak, maar ook dramatisch en opwindend. Het legt een donkere kleur over deze ‘Don Giovanni’, luister alleen maar naar de scène van de Commendatore in de laatste akte. De sopraan Cheryl Studer is hier de spectaculaire ster van de opname. Zij is trefzeker, opwindend en snijdend zonder hysterisch te worden. De rest van de bezetting is helaas niet om naar huis te schrijven. Willliam Shimell is geen geweldige Don Giovanni. Zijn bariton heeft niet veel glans, het “Finch’han dal vino” is gevecht en het “Deh, vieni alla finestra” ontbreekt het aan charme. Ook Samuel Ramey is niet goed bezet als Leporello. Hij is geen buffo bas en zijn catalogusaria is een droge opsomming. Frank Lopardo is een sulletje en zoetvloeiend zoals Ottavio behoort te zijn.Carol Vaness heeft het juiste timbre voor Elvira, ook al zijn haar “Ah fuggi il traditor” met name door het langzame tempo en daarentegen “Mi tradì” door het te snelle tempo niet bijtend. De Duitse bas Jan-Hendrik Rootering – zoon van de Nederlandse tenor Hendrikus Rootering – is een uitstekende Commendatore in de spannendste finale-scène van ‘Don Giovanni’ op CD. Ook hier zijn echter de CD wisselingen vreemd; in het midden van de derde scène van de eerste akte en in het midden van de tweede scène van de tweede akte. De ‘Così fan tutte’ is een live-uitvoering uit Salzburg van 1982 en detoneert wat dat betreft met de twee studio-opnamen. Ook hier is de bezetting niet probleemloos. De Schotse sopraan Margaret Marshall als Fiordiligi heeft een enigszins onrustig vibrato en hoogte en de Griekse mezzosopraan Agnes Baltsa als haar zusje Dorabella heeft zoals altijd een wilde breuk tussen haar midden- en borstregister. De Wagner-bas-bariton kondigt zich al aan in de Guglielmo van James Morris en José van Dam is geen buffo. Kathleen Battle is daarentegen ‘s werelds beste Despina en Francisco Araiza een schitterende Ferrando. Het geluid van de opname is echter matig met veel hoesten, niezen en geschuifel. De DVD van de opvoering in Salzburg een jaar later ook onder leiding van Muti is te prefereren boven deze CD, want het heeft het voordeel van Ann Murray in plaats van Baltsa en Sesto Bruscantini in plaats van José van Dam. De recitatieven worden in ‘Le Nozze di Figaro’ en ‘Don Giovanni’ begeleid door een fortepiano en in ‘Così fan tutte’ door een klavecimbel en alle uitvoeringen hebben de gebruikelijke coupures. Kortom, niet de beste opnamen van de Da Ponte opera’s van Mozart, maar voor de prijs (€27,-) hoef je het niet te laten. De informatie zoals introductieteksten, synopses en libretti zijn te vinden op de website van EMI. (EMI 7 04463 2)