november 2012
***** Toen de Joodse neuroloog Kurt Goldstein in 1933 werd gearresteerd en mishandeld, trok de dirigent Otto Klemperer (1885 – 1973) al snel zijn conclusies en vluchtte uit Duitsland naar de Verenigde Staten, waar hij zes jaar het Los Angeles Philharmonic Orchestra leidde. Na de oorlog keerde Klemperer terug naar Europa en accepteerde een betrekking in Boedapest. Het was de EMI producent Walter Legge die de 67-jarige dirigent in 1952 een platencontract aanbood en de meest opnamen van de dirigent zijn dan ook van de laatste 25 jaar van zijn leven. Er zijn slechts zes studioregistraties van Klemperer in opera’s, opgenomen tussen 1962 en 1971. Hieronder zijn de vier grote opera’s van Wolfgang Amadeus Mozart (1756 – 1791) en EMI heeft nu de opname van ‘Don Giovanni’ opnieuw uitgebracht. Er bestond al een radio-opname van Klemperers ‘Don Giovanni’ uit Keulen van 1955 op CD (label Testament) met George London in de titelrol en Hilde Zadek als Anna en er is nog een live-opname bewaard gebleven van zijn ‘Don Giovanni’ uit 1948, van zijn naoorlogse periode in Hongarije (overigens nog niet verschenen op CD). Voor EMI nam Klemperer ‘Don Giovanni’ met het New Philharmonia Orchestra in 1966 in de Londense studio op. Deze opname is legendarisch. Klemperer geeft een extreem trage, brede en toch compacte lezing met heroïsche dimensies en hijbiedt indrukwekkende, structurele en heldere inzichten. En hij heeft de beschikking over prima zangers. De erotische Giovanni van Nicolai Ghiaurov en de betoverende Zerlina van Mirella Freni maken het meeste indruk en Christa Ludwig is een enigszins donkere Donna Elvira, maar verreweg te prefereren boven de hysterische interpretatie van Elisabeth Schwarzkopf van de rol. De rest van de bezetting is zeer passend. Deze heruitgave van EMI is mede interessant vanwege de extra, vierde CD met een uur lang repetities van de opname, die tijdens het remasteren van de registratie werden teruggevonden. Klemperer, de zangers en de producers zijn te horen tijdens repetities en bij het terugluisteren van de opnamen in de controleruimte. Interessant te horen hoe nauwkeurig en nauwlettend Klemperer is. Hij spoort het koor aan tot kleur, karakterisering en ritmiek en eist expressiviteit en verfijning van het orkest. Hij toont bewondering voor Freni – hij werkt met haar aan de frasering in “Batti, Batti, o bel Masetto” – en voor Ghiaurov in “Deh, vieni alla finestra”. En men krijgt een klein beeld van de licht ontvlambare dirigent, die bekend stond om zijn woedeaanvallen en schandalen, zijn bipolaire stoornis, ziekten, onttrouw, redeloosheden en dwalingen. Ooit was het Otto Klemperer, die een viool stuk sloeg op het hoofd van een violist… (EMI 7 04483 2)
***** CDs met een thema zijn in de mode. Populair zijn de uitgaven met muziek die gecomponeerd is voor één bepaalde zanger en muziek die verzameld is rondom één bepaald onderwerp. Op haar nieuwe CD ‘Drama Queens’ van het label Virgin Classics zingt de Amerikaanse mezzosopraan Joyce DiDonato een selectie aria’s van koninginnen, keizerinnen, prinsessen en tovenaressen. Zij bieden een scala aan fluctuerende emoties, zoals achterdocht, trouweloosheid, uitzichtloosheid, verdriet, vertwijfeling, verraad en wanhoop. Op deze CD staan vooral relatief onbekende werken en Joyce DiDonato is op haar sterkst in de ingetogen fragmenten. Luister naar de aria “Madre, diletta, abbracciami” uit ‘Ifigenia in Aulide’ van Giovanni Porta, waarin zij als de prinses hartverscheurend toestemt zich op te offeren. In het “Lasciami piangere” uit de opera ‘Fredeguna’ van Reinhard Keiser houdt zij zich – als de bedrogen prinses voor haar dood begeleid door wenende strijkers – prachtig in. In “Piangerò la sorte mia” uit ‘Giulio Cesare’ van Händel teurt zij als Cleopatra over haar lot. In “Geloso sospetto” uit ‘Ottavia’ van Keiser zingt de keizerin vol achterdocht en wanhoop begeleid door melancholische fagotten. In “Sposa, son disprezzata” uit ‘Merope’ van Geminiano Giacomelli klintk haar vertwijfeling en uitzichtloosheid. De statige coloraturen in “Brilla nell’alma” uit ‘Alessandro’ van Händel en “Morte col fiero aspetto” uit ‘Antonio e Cleopatra’ van Hasse zijn natuurlijk een koren op de molen van Joyce DiDonato. Maar niet alle fragmenten zijn succesvol. In de aria’s uit ‘Berenice’ van Orlandini en ‘Alcina’ van Händel klinken de koninginnen meer als heksen en “Disprezzata regina” uit ‘L’Incoronazione di Poppea’ van Montverdi is hysterisch gereciteerd met een vlakke stem zoals tegenwoordig helaas uitvoeringspraktijk is. Op sommige van die momenten klinkt de stem van Joyce DiDonato scherp en ongebalanceerd en bijna ongecontroleerd. Het Il Complesso Barocco speelt fris onder leiding van Alan Curtis. Een onderhoudende bespreking van de “drama queens” in het CD-boekje waarin helaas niet de volgorde aangehouden wordt van de tracks op de CD. (Virgin Classics 5 099960 265425)
***** Pier Miranda Ferraro werd op 30 oktober 1924 geboren en studeerde zang bij Aureliano Pertile in Milaan. In het Teattro Nuovo van Milaan maakte Ferraro zijn professionele operadebuut als Rodolfo in ‘La Bohème’ van Puccini en maakte in dat jaar al zijn debuut in de Scala. Pas in 1959 zong hij in Milaan een hoofdrol toen hem gevraagd werd in te vallen voor Franco Corelli in ‘Turandot’. In dat jaar zong Ferraro ook met Maria Callas op de opname van ‘La Gioconda’ van Ponchielli en in de befaamde ‘Il Pirata’ van Bellini van de American Opera Society in Carnegie Hall van New York. Op de nieuwe verzamel CD in de serie ‘Il Mito dell’Opera’ van het label Bongiovanni staat ook de aria “Nel furor delle tempeste” uit ‘Il Pirata’. Fascinerend hier zijn pure, grote stem ook al is het niet de 19e-eeuwse allure, die men tegenwoordig belcanto noemt. De CD opent met de aria “O muto asil del piano” uit ‘Guglielmo Tell’ van Rossini, waar hij zijn opvallende breedte en zelfverzekerdheid toont. Luister ook naar de aria “È di Monforte il cenno” uit ‘I Vespri Siciliani’ met de twee verbijsterende hoge Bs, de krachtige en gespierde vertolking van de aria van Radames uit ‘Aida’ van Verdi en de aria’s uit ‘La Fanciulla del West’ van Puccini, die Ferraro met energie en vrijgevigheid zingt. Interessant ook het fragment uit ‘Isabeau’ van Mascagni. Ferraro was de eerste tenor die de moeilijke rol van Folco weer zong sinds Bernardo de Muro, de eerste Folco. Op deze CD de opname van de aria “Tu, ch’odi lo mio grido” van een uitvoering in San Remo in 1962, waarin hij de lastige ligging, de recitatieve passages en krampachtige lijnen overweldigend zingt. Vier fragmenten zijn er op deze CD van zijn glansrol ‘Otello’ van Verdi. Ferraro zong de rol voor het eerst in 1964 in San Remo en volgens eigen zeggen zo’n 300 maal. Hij was in de rol te horen in een radio-uitzending vanuit het Doge-paleis in Venetië in augustus 1970 en gaf met de rol zijn afscheidsvoorstelling in 1981 in Lecco. Helaas op deze CD niet de Wagner-rollen Tannhäuser, Parsifal en Erik, die Ferraro ook zong of Manrico, die hij in 1956 bij de New York City Opera en in 1958 bij de San Francisco Opera zong. Ferraro beëindigde zijn zangcarrière na een verkeersongeluk en was daarna zangdocent. Hij overleed op 18 januari 2008. In het CD boekje is – zoals altijd bij Bongiovanni – een liefdevol essay afgedrukt, maar er worden geen plaatsen en data bij de opnamen vermeld. (Bongiovanni BG 1225-2)
***** De Amerikaanse sopraan Margaret Harshaw maakte haar operadebuut in de Metropolitan Opera van New York op 25 november 1942 als de Zweite Norne in ‘Götterdämmerung’. Pas op 2 januari 1951 maakte zijn haar debuut in de Met als sopraan toen zij inviel als Senta in ‘Der fliegende Holländer’. Zij zong aan de Met ruim 375 voorstellingen in 39 rollen van 25 werken. Haar laatste optreden aan de Met was als Ortrud in ‘Lohengrin’ in 1964 onder leiding van Joseph Rosenstock. Deze opname van ‘Götterdämmerung’ van Richard Wagner (1813 – 1883) is de enige complete opname van Margaret Harshaw als Brünnhilde in het laatste deel van de ‘Der Ring des Nibelungen’ en verschijnt nu voor zover bekend voor het eerst op CD. De impact van haar volle sopraan, haar ruime bereik en haar muzikale instinct maken haar een zeer interessante Brünnhilde. De Duitse tenor Wolfgang Windgassen was de grote Wagner-tenor in de jaren vijftig en zestig in Bayreuth en zong er alle tien Bayreuth-partijen voor heldentenor. Hij zong echter slechts zeven keer in de Met. Hij maakte in de Met zijn debuut op 22 januari 1957 in de Ringcyclus als Siegmund en zong er tot en met 5 maart 1957 de Siegfried-rollen. Er bestaan ruim vijftien opnamen van Windgassen als Siegfried in ‘Götterdämmerung’. Zijn stem is niet zo heroïsch als de Heldentenoren van voor de Tweede Wereldoorlog, maar hij gebruikt zijn stem bekwaam en muzikaal en weet zijn personage neer te zetten. De Duitse bas-bariton Hermann Uhde is te horen in zijn glansrol van Gunther. Uhde zong zo’n 50 voorstelligen aan de Met en was er sensationeel in de titelrol in de Met-première van ‘Wozzeck’. Er bestaan ruim tien opnamen van Uhde als Guther en hij zingt hier een warme en krachtige koning. De Amerikaanse mezzosopraan Jean Madeira is zo’n kwartier te horen in haar glansrol van Waltraute, die zij in de jaren vijftig veel zong naast haar befaamde hoofdrollen. Het scala aan emoties van irritatie tot smeekbede van Waltraute is koren op haar molen. De Oostenrijkse dirigent Fritz Stiedry – in 1933 verliet hij Duitsland, omdat na de machtsovername van Hitler hij als Jood daar geen toekomst had – werkte sinds 1937 in Amerika. Hij dirigeerde vanaf 15 november 1946 aan de Met ruim 300 voorstellingen. Er bestaan vier opnamen van ‘Götterdämmerung’ onder zijn muzikale leiding. Zijn lezing is zoals altijd stijlvol, groots en dramatisch (luister naar de finale) en hij houdt de teugels goed in handen, maar laat ze vieren waar nodig. Er bestaat overigens nog een opname van de complete 1951 ‘Ring’ uit de Met onder leiding van Stiedry met Margaret Harshaw in de rol van Fricka in ‘Das Rheingold’ en Waltraute en de Dritte Norne in ‘Götterdämmerung’ (label Gebhardt). (Walhall WLCD 0366)
***** Er bestaan in totaal tien studio-opnamen van ‘Suor Angelica’, het middelste deel uit de drieluik ‘Il Trittico’ (1918) van Giacomo Puccini (1858 – 1924). De laatste studio-opname dateert zover bekend alweer van 1998 (van dirigent Antonio Pappano op EMI). De jongste uitgave van het werk is vorig jaar opgenomen door het label Orfeo in Keulen. De Letse sopraan Kristīne Opolais is te horen in de titelrol. Zij zingt veel Puccini, waaronder ‘La Bohème’ (Weense Staatsopera), ‘Tosca’ (Covent Garden), ‘Madama Butterfly’ (Berlijnse Staatsopera) en ‘La Rondine’ (Metropolitan Opera). Opolais is een expressieve zangeres met een lyrische stem. Zij ontwijkt elke kitsch en vermijdt het gevaar in het gelukszalige te vallen. Zij klinkt daardoor enigszins onbezorgd en ontroert wellicht juist daardoor. De Duitse mezzosopraan Lioba Braun is betrokken ook al mist zij de hardheid en intensiteit van de meedogenloze prinses. De Letse dirigent Andris Nelsons is één van de briljante, jonge dirigenten van tegenwoordig en bundelt het WDR Sinfonieorchester Köln en het Kinderchor des Theaters Bonn en WDR Rundfunkchor Köln prachtig. Zijn lezing heeft een fraaie intrinsieke spanning. Toch gaat de uitvoering niet subcutaan zitten, mogelijk door de al te cerebrale benadering. De CD wordt nog aangevuld met Puccini’s jeugdwerk ‘Preludio sinfonico’ uit 1882, dat hij componeerde tijdens zijn tweede jaar aan het conservatorium van Milaan. Zijn melodische vindingrijkheid, het volledige gebruik van het orkest en zijn vermogen om op te bouwen tot een hoogtepunt zijn hier al duidelijk waarneembaar. Het CD boekje bevat een essay, waarin Stewart Spencer een relatie legt tussen het verhaal van de opera en de “verlossing in de christelijke goedheid”. (Orfeo C 848 121 A)
***** De opera ‘Sapho’ van Jules Massenet (1842 – 1912) werd voor het eerst opgevoerd in 1897 in Parijs met Emma Calvé in de titelrol van Fanny Legrand. De Nederlandse première was in 1903 in Den Haag. Massenet includeerde voor de revisie van ‘Sapho’ de briljante vierde scène, waarin Gaussin Sapho dwingt om de brieven van haar oude liefdes te verbranden. Deze versie van de opera in vijf akten en zes scènes ging in 1909 in premìere. Er bestaat slechs een handje vol opnamen van ‘Sapho’, waarvan de radio-opname uit 1961 met Géneviève Moizan als Fanny Legrand helaas nog steeds niet op CD is uitgebracht. Her label Malibran heeft nu de (eerste) studio-opname uit 1978 opnieuw in de catalogus gebracht. ‘Sapho’ is een charmant werk, waarmee Massenet – net als Puccini – zijn publiek weet te boeien. Zo zijn er de volksmuziek, de dansen en de mogelijkheden voor de zangers om de stem te laten horen. En Massenet kan emotioneel pakkend componeren, zoals in de laatste akte wanneer de viool huilt. Het success van ‘Sapho’ hangt vooral af van de uitstraling van de sopraan in de titelrol. De Franse sopraan Renée Doria was op deze opname uit 1978 – 30 jaar na haar studio-opname van ‘Les Contes d’Hoffmann’! – inmiddels 57 jaar oud. De stem heeft scherpe randjes, maar stilistisch is zij de perfecte Fanny Legrand. De tenor Ginès Sirera – zo te horen Fransman en zijn timbre doet denken aan de klank van Marcel Reijans – heeft de ideale lyrische stem voor Jean Gaussin. Dirigent Roger Boutry laat alles klinken als Massenet. Welkom terug in de catalogus! Het CD-boekje bevat behalve de trackindeling en de bezetting geen verdere informatie. (Malibran CDRG 199)
***** De nieuwe EMI-box ‘Schubert; Lieder on Record 1898 – 2012’ bevat een verzameling eerdere uitgaven op 17 CDs. Zo werden de eerste 6 CDs met opnamen van 1898 tot 1939 en 1929 tot 1952 in 1997 al op twee boxen in mid-price. Deze oude opnamen opnamen in chronologische volgorde van opname gepresenteerd. Opnamen van dezelfde zangers zijn gegroepeerd, zodat bijvoorbeeld Elena Gerhardt in vier fragmenten te horen in op 27, 45 en 55-jarige leeftijd. De eerste opname is uit 1898 toen Fred Gainsberg vanuit Amerika met Emile Berliners apparatuur naar Maiden Lane in Londen kwam en op 11 oktober de alt Edith Clegg registreerde in een bewerkte uitvoering van “Ave Maria”, passend op een 7-inch formaat. Veel oudere zangers zijn opgenomen, zoals de tenor Gustav Walter in “Am Meer”, wiens carrière begon toen velen die Schubert hadden gekend nog leefden. Verder de Duitse bariton George Henschel, die zichzelf op 79-jarige leeftijd begeleidt in “Der Leiermann” en in hetzelfde lied een onvergelijkbare Ierse bas-bariton Harry Plunket Greene en de magnifieke Russische bas Lev Sibiriakov. Er zijn verschillende versies van “Erlkönig” door een uitstekende Lilli Lehmann uit 1906, een unieke versie van Georges Thill uit 1930 met Henry Etcheverry als de Erlkoning en een jongenssopraan, een opwindende Charles Panzéra uit 1934, een magistrale Alexander Kipnis uit 1936 en een fantastische vertolking door Marta Fuchs uit 1937. Daarnaast twee liederen door de in Auschwitz vermoordde alt Ottilie Metzger en Nederlandse bijdragen van Aatlje Noordewier-Reddingius, Julie Culp en Elly Ameling. De grote afwezigen zijn echter de alt Ernestine Schumann-Heink en de bariton Heinrich Schlusnus. Van de 16 charmante opnamen die Lucia Popp maakte in 1984, zijn op CD11 de onbekendere liederen vertegenwoordigd (en ook haar onovertroffen uitvoering van “Der Wanderer an dem Mond”) en daarnaast zijn er nog vijf indrukwekkende vertolkingen van liederen die Brigitte Fassbaender in de jaren zeventig opnam. Tenslotte zijn de complete liederencycli in de box: ‘Die schöne Müllerin’ door Peter Schreier, ‘Schwanengesang’ door Olaf Bär en ‘Winterreise’ door Thomas Hampson, die op de laatste CD – opgenomen in 2012 – aan de hand van fragmenten met Jon Talansky nog discussieert over de uitvoeringspraktijk van Schubert-liederen. Een zeer charmant, historisch overzicht voor slechts 40 euro! (EMI 3 27575 2)
***** Slechts zelden in de geschiedenis was Wenen zo duidelijke de culturele hoofdstad als tijdens de wisseling van de 19e en de 20e eeuw. Tijdens de keizerlijke Oostenrijks-Hongaarse (Donau) monarchie schitterde kunst en cultuur als nooit tevoren. Dit was ook het Wenen van de schilder Gustav Klimt (1862 – 1918). Nauwelijks is de relatie van Klimt met de muziek van zijn geboortestad beschreven. Klimt had niet direct contact met componisten, maar hun muziek was wel een bron van inspiratie voor hem. Het CD-label Gramola heeft de CD ‘Gustav Klimt and the Music of his Time’ uitgebracht waarop Weense muziek uit de tijd van Klimt is verzameld. Mahler is op de CD vertegenwoordigd als pianist van het vierde deel “Das himmlische Leben” uit zijn Vierde Symfonie van Gustav Mahler. Hij nam een pianorol op in Freiburg / Breisgau op 9 november 1905. Net als zoveel mannen was Klimt stapelgek op Gustav Mahlers vrouw Alma. Verder zingt op de CD Kathleen Ferrier “Um Mitternacht” uit Mahlers ‘Rückert-Lieder’ met het Wiener Philharmoniker onder leiding van Bruno Walter, opgenomen in Wenen op 20 mei 1952. Verder “Mazurka à la Viennoise” van de Oostenrijks-Tjechische componist en pianist Alfred Grünfeld, gespeeld door hemzelf. Grünfeld was de eerste bekende pianist die opnamen maakte en hij nam dit miniatuurtje op in Wenen in 1905. Daarnaast bevat de CD nog een aantal interessante, Weense vioolwerken. Bijvoorbeeld het eenvoudige en elegante “Romanze” van de Hongaars Joodse componist Karl Goldmark, die studeerde, werkte en overleed in het aartsconservatieve Wenen. En het bekende, naïeve jeugdwerkje “Caprice Fantastique” van het Joodse wonderkind Erich Korngold, die geboren werd in de destijds Oostenrijks-Hongaarse stad Brno. En de “Suite” van de Weense, Art Nouveau componist Alexander Zemlinsky, als een hommage aan de wals. De jonge violist Tomas Albertus Irnberger uit Salzburg speelt ze stijlvol, ook al is de opname enigszins gedempt en daardoor glansloos. De ambitie van deze CD om de relatie van Klimt met de Weense muziek van zijn tijd te beschrijven, is helaas gedeeltelijk gelukt. De CD is slechts een verzameling Art Nouveau muziek uit Wenen en ook de essay van Christian Heindl in het CD-boekje schept niet heel veel duidelijkheid over het verband van de muziek met Klimt. (Gramola 98954)
***** ‘Giulio Cesare in Egitto’ is de meest succesvolle opera van Georg Friedrich Händel (1685 – 1759). De opera ging in 1724 in première en Händel reviseerde het werk voor hernemingen in 1725, 1730 en 1732. ‘Giulio Cesare in Egitto’ is een heerlijk werk en bestaat uit louter aria’s, met een beperkt aantal recitatieven, instrumentale stukken en koorwerken. Er zijn bijna 50 opnamen van de opera in de catalogus en daar heeft het label Farao nu een live-productie van 2002 uit de Bayerische Staatsopera van München op CD aan toegevoegd. De Ierse mezzosopraan Ann Murray zingt de titelrol. Zij geeft een goed portret van de strijdlust, moed en verliefdheid van Caesar, ook al heeft zij niet echt het donkere timbre voor de Romeinse generaal Caesar. De sopraan Susan Gritton heeft een mooi lyrisch timbre en virtuoze als Cleopatra, maar zij klinkt nog ietwat braaf. De countertenor Christopher Robson is ruw en op het toneel ongetwijfeld sluw, bedrieglijk en wellustig als Tolomeo, maar op de CD vocaal niet gebalanceerd. De rollen van Sesto (Katarina Karnéus) en Cornelia (Patricia Bardon) zijn daarentegen luxe bezet. Ivor Bolton heeft de muzikale leiding en speelt zelf op klavecimbel in het continuo. Van Bolton op Farao zijn meer uitvoeringen van Bolton uit München uitgebracht, waaronder ‘Xerxes’ uit 1997 met Ann Murray in de titelrol, ‘Ariodante’ uit 2000 met Ann Murray in de titelrol, ‘Alcina’ uit 2005. Bolton maakt indruk door zijn stijlgevoel en besef voor vaart in het drama. Het Bayerisches Staatsorchester speelt onder hem opwindend en vitaal. CD boekje volledige Italiaanse tekst met Duitse vertaling, fraaie foto’s, een synopsis in Duitse en Engels en een essay van Sir Peter Jonas, oud-intendant van de ENO. Overigens is nog altijd de fantastische productie van ‘Giulio Cesare in Egitto’ uit Kopenhagen van 2005 leverbaar op DVD bij Harmonia Mundi met een fenomenale Andreas Scholl in de titelrol. (FARAO Classics B 108090)