Union Jack
English translation

juli 2015

 

Leo Blech was één van de belangrijkste Berlijnse dirigenten van de eerste helft twintigste eeuw. Hij moest vluchten voor de Nazi’s en keerde in 1949 terug naar Berlijn. Daar overleed hij op 25 augustus 1958 en werd hij begraven met een eregraf voor in eerste instantie vijftig jaren op het Friedhof Heerstraße. Maar in 2013 oordeelden de Berlijnse autoriteiten dat een “voortdurend, openbaar aandenken aan Leo Blech in de 21ste eeuw niet mag worden verwacht”, waarna begin 2013 zijn grafsteen werd afgezaagd en een andere overledene bij de stoffelijke resten van Blech en diens vrouw werd bijgezet. Protesten van muziekliefhebbers haalden niets uit. Een aantal muziekpublicisten besloot daarop om Leo Blech met de publicatie ‘Leo Blech; Komponist – Kapellmeister – Generalmusikdirektor’ een nieuw gedenkteken te geven.

Leo Blech werd als zoon van een Joodse koopman op 21 april 1871 in Aachen geboren. Na een jaar studie aan de Musikhochschule van Berlijn werd hij in 1893 Kapellmeister in zijn geboortestad en studeerde hij verder bij Engelbert Humperdinck om in 1899 gedurende zeven jaren te werken als Kapellmeister bij de Deutsche Oper in Praag. Vanaf 1906 drukte Blech zijn stempel op de Königliche Oper van Berlijn – het latere Berliner Staatsoper Unter den Linden – totdat de Nazi’s de macht in handen kregen.

Blech emigreerde in 1938 naar Riga en vluchtte drie jaren later door naar Stockholm. In 1949 keerde hij terug naar Berlijn voor een laatste periode als Generalmusikdirektor bij het Theater des Westens, waarnaartoe de Charlottenburger Oper onder de naam Städtischen Oper het toneel had verplaatst.

Het boekje ‘Leo Blech; Komponist – Kapellmeister – Generalmusikdirektor’ met een afmeting van 11,6 x 15,4 cm is deel 173 in de serie ‘Jüdische Miniaturen’ en schetst een interessant beeld van de dirigent. Blech was onderdeel van de glansrijke periode van de Königliche Oper naast artistiek leider Erich Kleiber, intendant Heinz Tietjen en de gastdirigenten Wilhelm Furtwängler en Bruno Walter. Blech dirigeerde zo’n 3500 uitvoeringen, waaronder de wereldpremières van ‘Tiefland’ van D’Albert en diverse Duitse, Tsjechische en Zweedse premières van opera’s. ‘Carmen’ was één van zijn favoriete opera’s, die hij zo’n 700 maal dirigeerde. Blechs helderheid, precisie en elegantie, zijn unieke kunst om Duitse, Italiaanse en Franse opera’s te dirigeren en zijn fragiele, lichtvoetige, frisse en levendige interpretaties waren indrukwekkend.

Het boekje schetst ook het beeld van een strenge dirigent. Velen sidderden voor zijn ironie, sarcasme en “Pünktlichkeit”. Zo beschreef Birgit Nilsson hem als “woedende dompteur” toen hij zijn woede op haar richtte omdat zij een kwartnoot had gemist in de aria van Agathe in ‘Der Freischütz’. Nog jarenlang herhaalde zij dit verhaal wat ertoe leidde dat Blechs schoonzoon dirigent Herbert Sandberg uiteindelijk met Nilsson brak. “Niet bij mij!” pleegde Leo Blech te zeggen, als op het toneel iets gebeurde, dat niet in de gedachte van de muziek was die hij dirigeerde.

Het boekje geeft een overzicht over de carrière van Blech, een beschrijving van zijn eigen composities (Mengelberg en Strauss dirigeerden wereldpremières van zijn werken) en een beeld van zijn tijd in Stockholm. Ook zijn er transcripties van interviews met Blech en het is fascinerend om Blechs eigen woorden te lezen. Hierdoor wordt echter wel informatie herhaald die ook al in het eerste deel van het boekje aan bod kwam. Overigens staat op pagina 64 dat Blech graag uitnodigingen voor interviews beantwoordde, terwijl pagina 50 vermeldt dat hij zich niet graag tot interviews liet overhalen. Verder geeft het boekje een indruk van de discografie van Blech. De dirigent benutte de grammofoonplaat als medium vanaf 1916 en zijn discografie bestaat uit zo’n 1200 opnamen van opera-aria’s, symfonieën, balletmuziek en ouvertures. Het boekje besluit met enkele anekdotes van tijdgenoten. Zo’n twintig bijzondere foto’s illustreren het verhaal fraai.

‘Leo Blech; Komponist – Kapellmeister – Generalmusikdirektor’ geeft een uitstekende indruk van de persoon Blech, zijn werk en zijn nalatenschap. Hopelijk draagt de publicatie bij aan het eerherstel van de musicus, die in belangrijke mate een stempel heeft gedrukt op de roem van de Berliner Staatsoper en het operahuis internationale aanzien gaf. Wat het boekje overigens niet vermeldt is dat in het graf van Blech nu ook de Germanist Peter Wapnewski ligt. Wapnewski was in 1938/1939 lid van de NSDAP en meldde zich in 1941 “kriegsfreiwillig“, dus uit persoonlijke motivatie voor de dienstplicht bij de Nazi’s.

Hentrich & Hentrich Verlag, Berlijn
2015; €9,90
ISBN: 978-3-95565-091-9
108 blz, Paperback