***
© Pedro Malinowski
Gelsenkirchen, 4 juli 2025

‘Die Dreigroschenoper’ in Gelsenkirchen: “We proberen iets nieuws”

“Es muss etwas Neues geschehen” – “Er moet iets nieuws gebeuren” – is de centrale zin in ‘Die Dreigroschenoper’. Het Musiktheater im Revier te Gelsenkirchen interpreteert deze zin voor de nieuwe productie van ‘Die Dreigroschenoper’ als “we proberen iets nieuws”.

De Duitse regisseur Markus Bothe (1970) legt voor zijn enscenering van ‘Die Dreigroschenoper’ (Berlijn, 1928) voor het Musiktheater im Revier (MiR) te Gelsenkirchen de nadruk vooral op het vervreemdingseffect van het werk en niet op de kapitalisme- en sociale kritiek van Brecht. 

Voor deze productie van het theaterwerk van componist Kurt Weill (1900-1950) en schrijver Bertolt Brecht (1898-1956) is het decor van ontwerper Robert Schweer leeg, het speelvlak een schaakbord met luiken waaruit de personages zo nu en dan opkomen en afgaan. 

De acht vertolkers hanteren ieder een pop en gaandeweg versmelten personage en pop steeds meer met elkaar. Dikwijls is er ook nog interactie tussen personage en zijn eigen pop. Maar hoe fraai ook gespeeld, uiteindelijk blijft dit spel slechts decoratief. En de vlieger “we proberen iets nieuws uit” gaat niet op, want poppenspelen in toneel en opera zag men de afgelopen decennia reeds diverse malen.

“We proberen iets nieuws” uit zich ook in de bezetting, waarin naast drie zangers en twee acteurs er drie poppenspelers rollen vertolken. De Duitse acteur Klaus Brömmelmeier is het sterkst als de bedelaarskoning Peachum, de enige van het ensemble in de ware “Dreigroschen”-traditie. Zijn dochter Polly wordt gespeeld door actrice Fayola Tabea Schönrock. Wegens ziekte werd haar rol grotendeels gezongen door Bele Kumberger, wier sopraan voor haar eigen partij van Jenny eigenlijk te lyrisch is. Kumberger gaf verder een sterk staaltje Brecht-Weill-Songbook hier in haar laatste optreden bij het MiR. Zij vertrekt na tien jaar in Gelsenkirchen naar Kiel en bij het applaus was er dan ook even een droevig moment. Tiger Brown wordt door de tenor Sebastian Schiller – sinds 2016 bij MiR – sympathiek, maar niet rauw neergezet.

“We proberen iets nieuws” manifesteert zich ook in drie travestierollen. Mogelijk wilde men onderzoeken of machtsmisbruik afhankelijk is van geslacht, maar dat komt niet naar voren. De partij van Celia Peachum wordt door de tenor Martin Homrich (sinds 2017 ensemblelid bij het MiR) uitgelaten gezongen, terwijl het grove van de gefrustreerde Frau wordt gemist. Macheath (hier in zwart leer gekleed, zoals ook Brecht zelf droeg) wordt door de poppenspeelster Gloria Ibert-Thieme vertolkt, maar zij kan de partij vocaal helaas niet dragen. De poppenspeler Daniel Jeroma zet Lucy tuttig neer, maar mist de scherpe, explosieve ton waar Weill om vraagt in het viswijvenduet. Ten slotte worden Filch, Matthias en Smith geestig vertolkt door de poppenspeler Maximilian Teschemacher.

“We proberen iets nieuws” dacht ook de Duitse dirigent Lutz Rademacher (1969) en speelt met het kamermuziekensemble van de Neue Philharmonie Westfalen (als een salon-orkest, verhoogd podium achter het toneel) Weills muziek als amusementsmuziek zonder het schurende aspect te benadrukken.

Het grote pluspunt van de productie is dat met de muziek van ‘Die Dreigroschenoper” niet heel veel “nieuws” wordt geprobeerd. Coupletten zijn geknipt uit “Die Moritat von Mackie Messer” (ieder strophe gezongen door een ander persoon), “Seeräuber-Jenny” (volgens de oorspronkelijke versie in de eerste akte gebracht), Jenny’s “Salomon-Song” en Macheaths Ballade (op teksten van François Villon) van de derde akte.

Het derde couplet van “Die Ballade von der sexuellen Hörigkeit” is verplaatst (een vaker uitgevoerde verandering) naar het begin van de derde akte. Lucy’s “Kampf um das Eigentum” wordt van het einde van de tweede akte naar voren gehaald en door Spelunken-Jenny gezongen. Vreemd genoeg valt de pauze vóór de finale II, waardoor men de finalevraag “Wovon lebt der Mensch?” niet ter overdenking meekrijgt voor tijdens die pauze…

Brechts “Er moet iets nieuws gebeuren” vraagt een engagement, een verlangen naar verandering en een breuk met de bestaande orde, zo mogelijk een weerspiegeling op kritiek op het kapitalisme en de maatschappij. In de productie van het MiR is er slechts het vermaak met travestie en personenverwisselingen, die weinig toevoegen behalve dat het verstoort. Daarnaast vergen de Brecht-Weill partijen meer dan poppenspelers kunnen leveren en werkt het M/V omdraaien van zangpartijen in ‘Die Dreigroschenoper’ vocaal hier helaas niet.