1.

Het Amerikaanse grammofoonplatenlabel RCA maakte in juli 1967 in de RCA Italian Studios van Rome een integrale opname van de opera ‘Ernani’ (Venetië, 9 maart 1844) van Giuseppe Verdi (1813-1901). Dirigent Thomas Schippers en de zangers kenden de partituur en partijen al van hun opvoeringen in de seizoenen 1962/63 en 1964/65 in de Metropolitan Opera van New York.

De titelpartij wordt vertolkt door de Italiaanse tenor Carlo Bergonzi (1924-2014). Hij zong Ernani – alternerend met Franco Corelli – tussen 1962 en 1970 in de Met onder leiding van Schippers als opvolger van Mario Del Monaco, die de rol in het seizoen 1956/57 in alle acht voorstellingen in de Met had gezongen. Bergonzi is een nobele Don Giovanni van Aragón en sympathieke rebel met een prima tekstuitbeelding. Hij zingt altijd slank en veilig, maar daardoor tevens enigszins eenkleurig en niet altijd zo opwindend als Corelli en Del Monaco.

De Amerikaanse sopraan Leontyne Price (1927) zingt Elvira, gevangen tussen haar liefde voor Ernani en de twee andere aanbidders, koning Carlo V van Spanje en haar oom Don Ruy Gomez de Silva. Price zong de partij tussen 1962 en 1965 in alle twaalf uitvoeringen in de Met. Zij is een opwindende Elvira en haar brede middenregister, fluwelen timbre en stralende hoogte maken haar uiterst geschikt voor de spintopartij.

De Italiaanse bariton Mario Sereni (1928-2015) was de grote Carlo V in die jaren. Hij vertolkte de rol vier keer in de Met onder Schippers (zie Bonus 2) en had de partij ook in 1958 voor de Rai-microfoon in Rome gezongen (zie 4). Hij is een Karel de Vijfde die vocaal gezag afdwingt, maar ook prachtig lyrisch kan zijn zoals in “Vieni meco, sol di rose” in de tweede akte en in de finale III.

De Italiaanse bas Ezio Flagello (1931-2009) is met Vaghi (zie 2) de beste Silva op CD. Zijn donkere, rijke stem en fantastisch volle hoogte maken hem uitstekend voor Silva, de rol die hij in 1971 twee maal onder leiding van Schippers in de Met zou zingen. En gelukkig brengt hij de hele cabaletta. Deze cabaletta had Verdi geschreven voor de bas Ignazio Marini voor een herneming van ‘Oberto’ in 1841 in Barcelona. Het fragment was door Marini in de herfst van 1844 in de Scala aan ‘Ernani’ toegevoegd (met of zonder Verdi’s goedkeuring) en is sindsdien traditie geworden.

De Amerikaan Thomas Schippers (1930-1977) dirigeerde ‘Ernani’ tussen 1962 en 1971 maar liefst 18 keer in de Met.* Hij was een echte zangersdirigent en had een uitstekend gevoel voor de vroege Verdi. Hij geeft met het RCA Italiana Opera Orchestra een charmante en gevoelvolle lezing. Het orkest was in het begin van de jaren zestig door RCA opgericht als vervanging voor het RCA Victor Symphony Orchestra toen RCA om economische redenen de meeste opnamesessies van de Red Seal naar Europa verplaatste. Het orkest bestond grotendeels uit leden van het Orchestra del Teatro dell’Opera van Rome en was alleen buiten het operaseizoen beschikbaar voor de opnamesessies van RCA Victor. Deze regeling stelde RCA Victor in staat om een ​​orkest beschikbaar te hebben voor opnames zonder de kosten van een fulltime ensemble. Schippers’ carrière eindigde overigens vroegtijdig toen hij op 16 december 1977 op 47-jarige leeftijd in New York stierf aan longkanker.
RCA GD 86503 (2CDs)

* Maurizio Modugno – Thomas Schippers; Apollo e Dioniso, Eros e Thanatos (Varese: Zecchini Editore, 2009)

2.

Ook in Rome was ‘Ernani’ op 25 juni 1950 al uitgevoerd door de Radiotelevisione Italiana (Rai).* In 1950 en 1951 werden radio-uitvoeringen van 19 opera’s van Verdi gegeven in het kader van de 50ste sterfdag van de Italiaanse componist.

De tenor Gino Penno (1920-1998) zong voor de Rai-microfoon de titelrol van Don Giovanni van Aragón alias de rebel Ernani. Penno had in 1947 zijn Scala-debuut gemaakt en Ernani in maart 1950 al in Trieste gezongen. Hij heeft een passend brede heldenklank voor de partij en hij weet ook fraai dynamische nuances aan te brengen. Penno kreeg in maart 1956 tijdens de derde voorstelling van ‘Il Trovatore’ in de Metropolitan Opera van New York stemproblemen, waarna de Met zijn contract beëindigde. Niet lang daarna stopte Penno met zingen en werd advocaat.

De sopraan Caterina Mancini (1924-2011) was hier Elvira. Zij zong tijdens de Rai-uitvoeringen in maar liefst zes opera’s en is een Elvira die niet met zich laat sollen. Haar spintostem is schitterend breed en haar fraseringen zijn prachtig, ook al klinkt de hoogte soms dun. Ook de carrière van Mancini duurde slechts zo’n tien jaren.

De bariton Giuseppe Taddei (1916-2010) is de beste Carlo op CD. Hij studeerde in Rome, waar hij al in 1936 zijn debuut had gemaakt. Hij zingt met bijtende klank een dominante koning Karel de Vijfde. Taddei zou pas in 1985 op 69-jarige leeftijd zijn debuut maken in de Metropolitan Opera van New York als Falstaff.

De bas Giacomo Vaghi (1901-1978) vertolkt Silva. Samen met Ezio Pinza en Tancredi Pasero was hij één van de belangrijkste bassen van zijn generatie. In 1928 was Vaghi toegetreden tot het ensemble van het Teatro dell’Opera van Rome en bleef er tot 1939 de eerste bas. Zijn Silva heeft de waardigheid van de hertog en zijn bas bezit volle resonansen in de hoogte.

Fernando Previtali (1907-1985) was tussen 1936 en 1953 artistiek directeur van het het Orchestra Sinfonica Di Roma Della Radio-Televiosione Italiana en dirigeerde in die hoedanigheid een aantal uitvoeringen in deze Verdi cyclus. Zijn lezing van ‘Ernani’ getuigt van affiniteit en inzicht. Hij geeft een brede, gedragen uitvoering met een boeiende, theatrale sfeer. De meeste da capo’s werden helaas geschrapt. Previtali zou ‘Ernani’ onder andere nog dirigeren in 1958 voor de Rai Rome met Del Monaco (zie 4), in 1960 in Napels met Mario Del Monaco (CD-label Melodram) en in 1964 in Buenos Aires met Flaviano Labò (Premiere Opera Italy).
Warner Fonit 8573 82650-2 (2CDs)

* Giorgio Gualerzi & Carlo Marinelli Roscioni – 50 anni di opera lirica alla Rai 1931-1980 (Torino: Edizioni Rai Radiotelevisione Italiana, 1981)

3.

Deze radio-opname van ’Ernani’ werd op 25 maart 1969 voor de Milanese Rai-microfoon gemaakt.* Het ensemble is internationaal en het is de snelste ‘Ernani’.

De Italiaanse tenor Bruno Prevedi (1928-1988) had in 1958 zijn operadebuut gemaakt als bariton en dit was zijn eerste optreden voor de Rai. Hij is een stijlvolle, slanke, stralende en sympathieke Ernani, maar zonder het brede heldengeluid van Penno, Del Monaco of Corelli. In de finale IV heeft hij even een ongelukje op “Fu scherno della sorte”. Prevedi zou nog vijf jaar voor de Rai optreden en overleed veertien jaar later op 59-jarige leeftijd aan kanker.

De Spaanse sopraan Montserrat Caballé (1933-2018) zingt de partij van Elvira, hier vier jaar na haar internationale doorbraak. Het gepeperde timbre en haar pianissimi maken haar Elvira zowel pinnig als innemend. Zij bekroont de finale II met een hoge C en is in de finale IV ronduit ontroerend.

De Engelse bariton Peter Glossop (1928-2008) is een verrassend sterke Carlo. Met egale, kernachtige bas-bariton en Italianità is hij geloofwaardig in zijn autoriteit, maar minder gedifferentieerd dan Sereni en Taddei. Aan het einde van zijn cavatina “Oh, de’ verd’anni miei” in de derde akte voegt hij nog een hoge As toe.

De hier 55-jarige Bulgaarse bas Boris Christoff (1914-1993) zingt met een indrukwekkend grotachtig, korrelig timbre, passend bij de leeftijd van de kwaadaardige Silva.

De Italiaanse dirigent Gianandrea Gavazzeni (1909-1996) rent door de partituur alsof hij de trein moet halen en terwijl ook nog alle da capo’s zijn geschrapt, is men in iets meer dan anderhalf uur al klaar. Gavazzeni zou ‘Ernani’ in 1972 in Catania nog met Bergonzi en Leyla Gencer dirigeren (CD-label Living Stage).
Opera d’Oro 7051 (2CDs)

* Giorgio Gualerzi & Carlo Marinelli Roscioni – 50 anni di opera lirica alla Rai 1931-1980 (Torino: Edizioni Rai Radiotelevisione Italiana, 1981)

4.

De derde radio-opname van de Rai in de lijst. Op 25 december 1958 – niet zoals de Myto CD-uitgave vermeldt 16 september 1958 –  stond de Rai-microfoon opnieuw in Rome.* Aantrekkingskracht van deze uitvoering is natuurlijk de Italiaanse tenor Mario Del Monaco (1915-1982), die twee jaren eerder op 23 november 1956 zijn roldebuut als Ernani had gemaakt in de Met onder leiding van dirigent Dimitri Mitropoulos. Del Monaco was met Franco Corelli de grote Ernani. Zijn trompetachtige timbre, zijn heroïsche en krachtige voordracht en dramatische intensiteit portretteren een zelfverzekerde rebel. Behalve in de Met zong Del Monaco de rol ook nog in Florence, Napels en Venetië. **

De teleurstelling van deze Rai-uitvoering is helaas de Braziliaanse sopraan Constantina Araújo (1922-1966) als Elvira. Zij was in 1950 naar Italië gekomen en zong er met haar lyrische sopraan al snel spintopartijen. Als Elvira is haar vibrato te snel en haar hoogte te slank en dikwijls onzuiver. In 1966 overleed Constantina Araújo in haar geboorteplaats op 43-jarige leeftijd aan een longembolie, terwijl ze herstelde van een operatie.

De Italiaanse bariton Mario Sereni zingt hier de partij vocaal en interpretatief nog niet zo overtuigend als negen jaren later (zie 1). De Italiaanse bas Cesare Siepi (1923-2010) is een wat wollige Silva met zijn bekende huig “r”, maar met een diep en sonoor timbre en de bezadigdheid van de ouderdom (zie ook Bonus 2). Hij zingt hier in Rome de cabaletta zonder da capo. En opnieuw Fernando Previtali met het Orchestra Sinfonica Di Roma Della RAI in een op en top Italiaans theatrale uitvoering.
Myto MCD 00149 (2CDs)

* Giorgio Gualerzi & Carlo Marinelli Roscioni – 50 anni di opera lirica alla Rai 1931-1980 (Torino: Edizioni Rai Radiotelevisione Italiana, 1981)

** André Segond & Daniel Sébille – Mario Del Monaco ou un ténor de légende (Lyon: Éditions Jacques-Marie Laffont et Associés, 1981)

5.

Deze studio-opname van ‘Ernani’ werd in mei 1987 door Decca gemaakt in de Walthamstow Town Hall in het oosten van Londen. De registratie vangt de zangers niet op hun hoogtepunt. Het is daarentegen een opname zonder coupures.

De hier 51-jarige, Italiaanse tenor Luciano Pavarotti zingt de titelpartij, 26 jaar na zijn professionele operadebuut als Rodolfo. De stem is hier al minder gelijkmatig dan in zijn jonge jaren. De “a” is heel breed en de hoogte klinkt minder open. In het terzet “Tu se’ Ernani” in de eerste akte gaat hij met de sopraanpartij mee naar de hoge C. Interessant bovendien de finale III waar – in plaats van het slotduet Silva/Ernani – Pavarotti de aria “Odi il voto, o grande Iddio” opnam, die Verdi voor Nicola Ivanoff had geschreven voor een herneming van ‘Ernani’ eind 1844 in Parma.

De Australische sopraan Joan Sutherland zingt hier Elvira op haar 60ste, 35 jaar na haar Clothilde naast Callas’ Norma. En dat laat zich horen. De glans van de stem is weg, haar uitspraak zoals altijd onverstaanbaar en de extra versieringen in haar cabaletta volstrekt onnodig. De Italiaanse bariton Leo Nucci had ook al een carrière van 20 jaren achter zich. Hij was één van die zangers die live altijd meer indruk maakte dan op de plaat. Ook hij zingt aan het slot van zijn cavatina in de derde akte een hoge As. De Georgische bas Paata Burchuladze was hier 32 jaar en een prima Silva.

De echtgenoot van Sutherland Richard Bonynge dirigeert het Orchestra of Welsh National Opera met adequate tempi, zweept de grote delen op en differentieert goed tussen de conflicten en de ingenomen momenten.
Decca 475 7008 (2CDs)

BONUS:

1.

De festival Maggio Musicale Fiorentino gaf in juni 1957 vier uitvoeringen van ’Ernani’.* Van de première op 14 juni 1957 is een opname bewaard gebleven. Opnieuw is Mario Del Monaco te horen als een heldhaftige bandiet Ernani, hier zelfs gedifferentieerder nog dan een jaar later voor de Rai-microfoon.

De Italiaanse sopraan Anita Cerquetti (1931-2014) was pas 25 jaar toen zij hier Elvira zong. Zij had op haar 20ste haar operadebuut gemaakt in de titelrol van ‘Aida’ in Spoleto. Het ronde en stralende geluid van haar spintosopraan – het timbre lijkt op dat van Jennie Veeninga – is ideaal voor Elvira. Luister hoe enthousiast het publiek op haar reageert. De carrière van Cerquetti duurde nog geen tien jaren. Zij gaf in 1959 geen optredens naar eigen zeggen vanwege de dood van haar vader én van één van haar mentoren. Haar laatste optreden was op 31 oktober 1960 tijdens een uitvoering van ‘Nabucco’ in het Concertgebouw van Amsterdam.

Ook de Italiaanse bariton Ettore Bastianini (1922-1967) had een moeilijke carrière. Zijn kernachtige Verdi-bariton en viriele klank zijn volmaakt voor Carlo. Aan het einde van “Oh, de’ verd’anni miei” is er echter spanning op de stem. Bij Bastianini werd in 1962 keelkanker vastgesteld en hij overleed vijf jaren later op 44-jarige leeftijd. En opnieuw Boris Christoff, frisser dan twaalf jaren later tijdens zijn Rai-optreden (zie 3), maar hier zingt hij de cabaletta in de eerste akte helaas niet.

Dimitri Mitropoulos had in het seizoen 1956/57 in de Met alle acht voorstellingen van ‘Ernani’ gedirigeerd telkens met Mario Del Monaco en Zinka Milanov, waarvan de uitvoering van 29 december 1956 uitgezonden werd op de radio (CD-label Andromeda). Mitropoulos benadrukt de tragedie in ‘Ernani’ en trekt het in de richting van ‘Macbeth’. Zijn lezing is zoals altijd vol theatrale spanning.
Myto 2MCD 981.179 (2CDs)

* William R. Trotter – Priest of music; The life of Dimitri Mitropoulos (Portland: Amadeus Press, 1995)

2.

De opvolger van Mitropoulos voor de herneming van de Met-productie van ‘Ernani’ in de drie seizoenen 1962/63, 1964/65 en 1970/71 was de Amerikaanse dirigent Thomas Schippers.* In 1965 werden in de Met vijf voorstellingen van ‘Ernani’ gegeven, waarvan de Italiaanse tenor Franco Corelli in vier uitvoeringen optrad. De première ging naar Arturo Sergi, maar Corelli zong op 10 april 1965 de middagvoorstelling, die op de radio werd uitgezonden.

Het roldebuut van Corelli als Ernani was op 25 februari 1959 in de Scala geweest. Ook had hij in juni 1959 de derde akte van ‘Ernani’ in de Scala gezongen tijdens een galaconcert ter ere van de Franse president Charles de Gaulle. Tevens had Corelli al in het seizoen 1962/63 in de Met met Bergonzi in de rol gealterneerd. Corelli is de meest extroverte Ernani, een flamboyante rebel en hartstochtelijk aanbidder. En met een “stem als een orgel”, zoals Deutekom over hem zei, is hij vocaal vurig als altijd. Net als Pavarotti gaat hij in het terzet “Tu se’ Ernani” in de eerste akte met de sopraanpartij mee naar de hoge C.

Leontyne Price en Corelli hadden in 1961 samen hun Met-debuut gemaakt in ‘Il Trovatore’ en vormden een befaamd duo. Price vertolkte, zoals gezegd, Elvira in alle Met-voorstellingen in het seizoen 1962/63 en in 1965. Hier zingt zij – twee jaar voor de studio-opname, eveneens onder Schippers – de partij met enorme Draufgängertum. De cabaletta zong alleen Deutekom nog beter.

Opnieuw ook Mario Sereni zoals bij de studio-opname en in de Rai 1958. Hij geeft een uitstekend portret van de koning, maar is vocaal enigszins onrustig in de cavatina “Oh, dei verd’ anni miei” van de derde akte. Sereni voegde hier aan het slot ook nooit een extra hoge As toe, terwijl de stuggere Cornell Macneil twee jaren eerder in de Met dat wel had gedaan.

Ook Cesare Siepi was weer van de partij, zoals in de Rai 1958. Hij vertolkt de oude hertog met passende bedaardheid en kalmte. De cabaletta – zonder da capo – zingt hij wel, terwijl Jerome Hines haar twee jaren eerder in de Met wegliet. Siepi krijgt bij zijn opkomst ter verwelkoming hartelijk applaus van het publiek, maar na de cabaletta weigert hij het applaus en zingt door.

Terwijl Mitropoulos de tragedie ‘Ernani’ benadrukte, legt Thomas Schippers de klemtoon meer op het romantische en elegante van de opera. Vanwege de coupures duurt deze live-voorstelling twintig minuten korter dan de studio-opname van Thomas Schippers. Echter, een opvoering met sfeer!
Myto Devotion MDCD 0001 (2CDs)

* Maurizio Modugno – Thomas Schippers; Apollo e Dioniso, Eros e Thanatos (Varese: Zecchini Editore, 2009)