1.

De opera ‘La Cenerentola, ossia La bontà in trionfo’ van Gioachino Rossini (1792-1868) beleefde zijn wereldpremière op 25 januari 1817 in het Teatro Valle van Rome. Honderdvijftig jaren later werd ‘La Cenerentola’ door het Edinburgh Festival ‘La Cenerentola’ tussen 23 augustus en 9 september 1971 geproduceerd in samenwerking met het festival Florence Maggio Musicale. Van beide festivalopvoeringen bestaan er live-opnamen. Tussen de vijf voorstellingen in Edinburgh door maakte het label Deutsche Grammophon op de rustdagen een studio-opname van ‘La Cenerentola’ met dezelfde bezetting van de opvoeringen.

Alberto Zedda had voor deze productie ‘La Cenerentola’ ontdaan van alle vervuiling, die in de loop van de tijd in het werk was geslopen en creëerde een nieuwe editie, die standaard werd voor de jaren daarna. Voor de finale van de eerste scène van de eerste akte werd het recitatief en de aria “La del ciel nell’arcano profondo” gebruikt die Rossini voor de herneming in 1820 in het Teatro Apollo van Rome schreef. Deze in plaats van Alidoro’s aria “Vasto teatro è il mondo”, die de componist Luca Agolini bij de wereldpremière voor Rossini had gecomponeerd. Ook Agolini’s recitatief en aria van Clorinda in de tweede akte werd door Zedda geschrapt.

De Spaanse mezzosopraan Teresa Berganza is ongeëvenaard als Cenerentola. Zij maakte haar debuut in de titelrol op 7 oktober 1958 in Napels, vertolkte de rol onder andere in de Opéra de Paris, de Wiener Staatsoper, Carnegie Hall en de Scala en er bestaan nog zes live-opnamen van Berganza als Angelina, Cenerentola’s echte naam. Zij zingt de partij natuurlijk en verstaanbaar en elke versiering is strak, ook al is de hoogte nogal breed. Haar Assepoester is sympathiek, elegant en oprecht en heeft geen concurrentie. De Peruaanse tenor Luigi Alva heeft de ideale klank voor de prins Ramiro, die op zoek is naar een bruid. Zijn tenor is mooi egaal en zijn hoogte sterk en de coloraturen zijn hier strakker dan in zijn jonge jaren, maar nog altijd niet vanzelfsprekend.

De drie lage mannenpartijen zijn met Italianen optimaal bezet. De bas Paolo Montarsolo is vader Don Magnifico, Cenerentola’s stiefvader. Montarsolo zong 182 verschillende partijen in met name het buffo-repertoire en zijn glansrollen waren naast Magnifico nog Rossini’s Mustafà en Don Basilio. Hij was het voorbeeld van een acterende zanger, die zich onderdompelde in zijn rol met de grootste aandacht voor details en bekend was om zijn enorme persoonlijkheid, zijn aanwezigheid op het toneel en zijn heldere dictie. Zijn Magnifico heeft onbegrensde mogelijkheden en kleuren (zie ook 4.). De bariton Renato Capecchi zingt Dandini – de lakei van prins Don Ramiro – in buffostijl, geestig, levendig en met veel cupo. De bas Ugo Trama zingt de filosoof en Ramiro’s vroegere leraar Alidoro overweldigend en is in “Là del ciel nell’arcano profondo” fantastisch opbeurend en bemoedigend.

Dit was de eerste opera-registratie van de Italiaanse dirigent Claudio Abbado en hij dirigeert het London Symphony Orchestra met enorme bezieling en autoriteit. Daarnaast geeft hij de zangers uitstekend ruimte waardoor hun personages tot leven komen. Zijn lezing is afwisselend hilarisch geestig en ontroerend romantisch. Eén van de grote geluidsregistraties uit de klassieke opnamegeschiedenis!
Deutsche Grammophon 000768302 (2CDs)

2.

Deze radio-opname van ‘La Cenerentola’ werd door de Westdeutsche Rundfunk op 1 augustus 1980 in Keulen gemaakt. Ook hier werd de editie van Zedda gebruikt en de opname werd door CBS op LP en door Sony op CD uitgebracht.

Cenerentola was de glansrol van de Italiaanse mezzosopraan Lucia Valentini-Terrani. Zij maakte met de rol haar professionele operadebuut in Brescia, zong de partij in de Scala op 4 februari 1974 – een maand na haar Scala-debuut als Isabella – en zorgde in september 1976 voor een sensatie toen de Scala in Washington ‘La Cenerentola’ opvoerde. Valentini-Terrani was een prachtige Assepoester; bescheiden, sympathiek, fluweel van toon en virtuoos. Lucia Valentini-Terrani overleed in 1998 op 51-jarige leeftijd aan de gevolgen van leukemie. De Mexicaanse tenor Francisco Araiza was hier 29 jaar en een vurige en frisse prins Ramiro. Zijn flexibele stem, staccato coloraturen, zekere en volle hoge Cs, fraaie legatolijnen en fraseringen en zoete toon zijn uniek en maken hem de beste Ramiro op CD. Hij zou de partij van Ramiro in juni 1987 nogmaals – en nog vuriger – opnemen in Londen onder leiding van een saaie Neville Marriner en naast een vocaal onrustige Agnes Baltsa.

Ook hier drie Italianen in de lage mannenpartijen. De bas Enzo Dara is de beste Don Magnifico op CD. Zijn buffo en strakke coloraturen zijn onnavolgbaar. Dara zou de partij in 1992 opnieuw in de studio opnemen (zie 3.). De bas-bariton Dominico Trimarchi is een vocaal sullige Dandini. Hij ondersteunt de noten lichamelijk niet sterk waardoor de tonen zwabberen en de coloraturen zijn kelig. De hier 27-jarige bariton Alessandro Corbelli is een prima Alidoro.

De Italiaanse dirigent Gabriele Ferro leidt het Cappella Coloniensis met een passende melange van lichtheid en enthousiaste levendigheid. De periodische instrumenten geven een atmosfeer van stijlvolle authenticiteit.
Sony Classical ‎19075811282 (2CDs)

3.

Een compleet Italiaans team stond in juli 1992 in het Teatro Comunale van Bologna voor een Decca-registratie van ‘La Cenerentola’ in de editie van Alberto Zedda/Philip Gossett. De opname kwam niet in de buurt van de twee bovengenoemde uitgaven.

De registratie was geconcentreerd rond de nieuwe ster aan het operafirmament Cecilia Bartoli. De Italiaanse had op haar 22ste in juni 1988 voor hetzelfde label op dezelfde plaats ‘Il Barbiere di Siviglia’ opgenomen en was sindsdien de nieuwe Rossini-mezzo. Maar vanaf die opname zou Bartoli stemschoonheid inwisselen voor expressie en haar Cenerentola verraadt al drie verschillende registers en bleke tonen. Men krijgt niet de indruk dat zij Assepoester is, maar imiteert. Haar coloraturen zijn “gehinnikt” en haar “Non più mesta” is als een gillende keukenmeid  (dus toch Assepoester?) die de trein moet halen. Maar hele volksstammen kwijlen erbij…

Maar gelukkig zijn daar nog de heren. William Matteuzzi combineerde net als Francisco Araiza virtuoze techniek met volume en kracht. Hij is een charmante, expressieve, kleurrijke, lyrische en stijlvolle Ramiro. De coloraturen en hoogte – luister naar zijn hoge D in zijn aria – zijn adembenemend. Matteuzzi’s heldere geluid en stralende fraseringen zijn prachtig. Opnieuw Enzo Dara is twaalf jaren na Ferro (zie 2.) nog altijd ’s werelds meest vermakelijke buffo stiefvader Magnifico. In “Sia qualunque delle figlie” brengt hij nog meer variaties en kleuren aan. Alessandro Corbelli vertolkt deze keer Dandini (zie 2.) – hij zingt tegenwoordig ook Magnifico – en contrasteert goed met de Alidoro van de hier 28-jarige Michele Pertusi, die de filosoof gezag geeft. Tijdens de recitatieven is er creatief continuospel van pianoforte, cello en contrabas, maar Riccardo Chailly dirigeert helaas vooral snel. De testcase “Zitti, zitti” is te gehaast en het Orchestra del Teatro Comunale di Bologna klinkt afwezig, vooral gonzend en niet sprankelend.
Decca 00028947834564 (2CDs)

4.

Vittorio Gui had in 1933 het eerste Italiaanse operafestival Maggio Musicale Fiorentino opgericht en met het koor en orkest van het festival nam het label Decca in juli en augustus 1963 ‘La Cenerentola’ op in het Teatro della Pergola van Florence. De muzikale leiding was in handen van de dirigent Oliviero De Fabritiis en ook de bezetting was compleet Italiaans.

Giulietta Simionato was een belangrijke naoorlogse Cenerentola. Er bestond al een RAI radio-opname met Simionato in een fors gecoupeerde ‘La Cenerentola’ uit Turijn 1949 en in Florence zong de 53-jarige mezzosopraan drie jaren voor haar toneelafscheid de partij nogmaals in de studio. Op het operatoneel had Simionato uitstraling, maar hier klinkt haar Assepoester te oud. De stem is niet heel glansrijk en de coloraturen klinken kortademig. De hier 28-jarige tenore di grazia Ugo Benelli vertolkt een sierlijke Don Ramiro en zijn aria “Sì, ritrovarla io giuro” zingt hij integraal.

Paolo Montarsolo – acht jaren voor de DG-opname – is hier al een voortreffelijke Don Magnifico. Dandini wordt gezongen door de bariton Sesto Bruscantini, van wie er ruim zes opnamen in de rol bestaan, waaronder maar liefst drie studio-opnamen (zie ook 5.). Bruscantini is een heerlijke parlando acrobaat – “quel eloquenza sublime” – en geeft prachtig portret aan de lakei. De bas Giovanni Foiani zingt hier Alidoro en is in de finale van de eerste scène van de eerste akte te horen met “Vasto teatro è il mondo”, Alidoro’s aria die Agolini voor de wereldpremière componeerde. Oliviero De Fabritiis geeft met het Orchestra del Maggio Musicale Fiorentino een uitvoering vol warmte, spanning, concentratie en expressie. Er is een uitstekende balans tussen orkest en stemmen en iedere noot wordt gespeeld met besmettelijk genot.
Decca Grand Opera 433 030-2 (2CDs)

5.

His Master’s Voice maakte tussen 18 september 1953 en 24 februari 1954 een studio-opname in mono van een fors gereduceerde ‘La Cenerentola’ in de Abbey Road Studio’s van Londen. De registratie vond plaats in het kader van een productie tijdens het Glyndebourne Festival, die vanaf 20 juni 1952 werd gespeeld in de regie van Carl Ebert. De muzikale leiding was in handen van de Italiaanse dirigent Vittorio Gui, die in 1951 in Glyndebourne Fritz Busch als muzikaal directeur had opgevolgd.

De bezetting van de opname is identiek aan die van de Glyndebourne-productie en zangers hebben de Spaanse, Engelse en Italiaanse nationaliteit. Deze ‘La Cenerentola’ is ook de enige opera-registratie van de Spaanse mezzosopraan Marina de Gabarain. Zij is pyrotechnisch niet de beste Cenerentola en haar hoogte is niet sterk, maar zij heeft een egale stem, een prettig timbre en zet een sympathieke en bescheiden Assepoester neer. De Spaanse tenor Juan Oncina is een fantastische Ramiro. Hij trad tussen 1952 en 1961 veel op in Glyndebourne als Rossini-tenor en nam in 1956 met het gezelschap en Gui voor EMI zijn grote succesrol in ‘Le Comte d’Ory’ op naast Cora Canne-Meijer. Zijn vertolking van Ramiro blinkt uit door helderheid, egale stem, vanzelfsprekende frasering en strakke en toch vloeiende versieringen. Helaas is zijn aria “Sì, ritrovarla io giuro” gehalveerd.

De bas Ian Wallace is ook al zo’n fantastische Magnifico. Luister naar zijn schitterende “Miei rampolli femminini”, waarin hij op hilarische wijze het gekwetter van zijn dochters nabootst! Helaas is zijn cavatina “Sia qualunque delle figlie” uit de tweede akte geschrapt. Sesto Bruscantini is hier te horen in de eerste van drie studio-opnamen als een schitterende Dandini. De bas Hervey Alan is donker en resonerend, passend voor de aimabele filosoof Alidoro. Jammer genoeg is zijn aria uit finale van de eerste scène van akte – zowel Agolini’s voorstel als Rossini’s alternatief (zie 1.) – geschrapt. Clorinda is luxueus bezet door een heerlijk pinnige Alda Noni.

Vittorio Gui bezielt het Glyndebourne Festival Orchestra en het Glyndebourne Chorus tot een stralende, nauwkeurige en levendige uitvoering. Luister naar de ritmische versnelling in “Zitto, zitto” aan het einde van de eerste akte. Ongeëvenaard! De recitatieven worden door Bryan Balkwill begeleid op klavecimbel en er zijn diverse coupures in de recitatieven.
Warner Classics 5099902884622 (2CDs)