De operette ‘Eine Nacht In Venedig’ van Johan Strauss jr. beleefde haar wereldpremière op 3 oktober 1883 in Berlijn, maar was geen groot succes. De Weense componist bewerkte het werk daarna snel voor de Weense première zes dagen later en daar werd de operette bejubeld. Vanaf het interbellum zou echter vooral de bewerking van ‘Eine Nacht in Venedig’ uit 1923 worden gespeeld. Deze versie was door de componist Erich Korngold gemaakt voor een productie in 1923 in het Theater an der Wien met de tenor Richard Tauber als de Herzog.

Als in ‘Eine Nacht in Venedig’ de vrouwenverleider Guido, de Hertog van Urbino, besluit om Barbara – de echtgenote van senator Delaqua en mooiste vrouw van Venetië – op het gemaskerde bal te verleiden, besluit de senator haar niet mee te nemen naar het bal, maar met een gondel weg te sturen. Caramello – de barbier van de Hertog – verneemt dit en neemt de plaats van de gondelier Francesco in. Barbara heeft ondertussen een geheime romance met haar neef Enrico en laat haar plaats in de gondel innemen door het vissersmeisje Annina – de vriendin van Caramello – vermomd als Barbara. Als dan nog senator Delaqua aan Barbara’s dienstmeisje Ciboletta – de vriendin van de macaronichef Pappacoda – vraagt zich met hem naar het bal te begeven en voor te doen als Barbara, is de verwarring compleet. Ineens is niemand meer wie er werkelijk voor hem of haar staat en begint een onvergetelijke nacht vol vermommingen, identiteitsverwisselingen en liefdesverwarringen tussen de twee klassen en de seksen.

1.

Deze studio-opname van ‘Eine Nacht in Venedig’ werd tussen 10 en 16 september 1967 in de Bürgerbräu van München gemaakt. Men gebruikte de Korngold-versie uit 1923 en houdt zich redelijk aan die volgorde. De opname bevat bondige dialogen, die waren geschreven door de dirigent Franz Allers en die niet door alle zangers zelf werden ingesproken.

De Zweedse tenor Nicolai Gedda stond dertien jaar na zijn eerste opname voor EMI (zie 5.) opnieuw in de studio voor zijn rol van de Herzog. Hij zingt in de eerste akte zijn Auftrittslied “Sei mir gegrüsst” (door Korngold uit ‘Simplicius’ gehaald) en in de tweede akte het lied “Treu sein” (waarvoor Korngold Annina’s “Was mir der Zufall gab” bewerkte, dat aldus kwam te vervallen). Gedda – en niet Caramello ! – zingt de Lagunen-Walzer in de derde akte ! De Duitse soubrette Rita Streich is hier – veertien jaren na haar eerste opname (zie 4.) en tegen het einde van haar indrukwekkende carrière – nog altijd de beste Annina op CD.

De Amerikaanse tenor Cesare Curzi – hij overleed begin 2023 – zou zes jaren later de rol van Pappacoda in de filmversie zingen (zie Bonus 2.) en is hier een prima buffo Caramello. Hij is zelf te horen in het Gondellied in de finale I (dat nogal eens door de Herzog wordt gekaapt, zie 2. en 5.). Met de Duitse bariton Hans Günther Grimm is de tenor-buffo-partij van Pappacoda enigszins stijf, ernstig en zwaar bezet. De Duitse operettezangers Christine Görner (*1930) is een kostelijke Ciboletta. De Duitse alt Gisela Litz – ook zij overleed in 2023 – is aan het begin van de tweede akte een resolute en onbevreesde Agricola, die de echtgenotes van de senatoren naar het Palazzo van de Herzog leidt.

De spreekrol van Barbara’s neef Enrico krijgt hier een zangpartij. Voor Hermann Prey zijn ingevoegd “Italiens heißem Sonnenland” uit ‘Casanova’ in de eerste akte en “Der Karneval heut die Stunde regiert” uit ‘Karneval in Rom’ in de derde akte. Ook de Duitse sopraan Anneliese Rothenberger is extra aan de bezetting toegevoegd. Als senator Testaccio’s echtgenote Constantina – eveneens oorspronkelijk een spreekrol – zingt zij aan het begin van de tweede akte met de Herzog “Ich hab’ dich lieb” en later in de tweede akte als gast op het bal “Sul mare Lucia”, beide fragmenten uit ‘Casanova’.

Franz Allers leidt het Symphonie-Orchester Graunke, dat in 1945 door Kurt Graunke was opgericht en sinds 1990 het Münchner Symphoniker heet, elegant, met schwung en heerlijk bezeten. De eerste keuze op CD!
EMI 5 66200-2 (1CD) / 95′

2.

Deze studio-opname van ‘Eine Nacht in Venedig’ is met name interessant, omdat uitgegaan wordt van de oorspronkelijke 1883-versie. Zij in 1951 werd gemaakt naar aanleiding van een productie van de Bregenzer Festspiele. Er zijn geen dialogen, waardoor de concentratie uitgaat naar de muziek, ook al hadden gesproken teksten – mits niet te wijdlopig – geestig kunnen zijn en het verhaal kunnen verhelderen.

De Weense tenor Karl Friedrich is de beste Herzog op CD. Tussen 1937 en 1968 vertolkte hij ontelbare belangrijke optredens in de Wiener Staatsoper, waaronder Radamès, Don José, Turiddu, Florestan, Pinkerton en Cavaradossi. Friedrich heeft een ouderwets Tauber-geluid, ideaal voor operette ook al zong hij slechts sporadisch operette in de Wiener Staatsoper. In de tweede akte is hij ook nog te horen in Korngolds “Treu sein”. Helaas wordt hier het Gondellied door de Herzog vertolkt – hoe mooi Friedrich het ook zingt – en niet door Caramello. Het is voor het verhaal spannender als Caramello met zijn vriendin Ciboletta – zij vermomd als Barbara – in de gondel zit in plaats van (zoals hier) met de Herzog.

De Hongaarse sopraan Esther Réthy was hier pas 38 jaar, maar had al een indrukwekkende carrière achter zich, haar hoogtepunt tijdens de Tweede Wereldoorlog in de Wiener Staatsoper. Na de Tweede Wereldoorlog werd zij een veelgeprezen zangeres in operettes. Zij zong Annina tussen 1948 en 1954 126 keer in de Wiener Staatsoper, tientallen malen onder leiding van haar echtgenoot en dirigent Anton Paulik. Haar Annina is innemend, ook al is de hoogte enigszins schril. Interessant is het Réthy te horen in het lied “Was mir der Zufall gab” van de tweede akte en het Spottlied van de derde akte, beide dus uit de 1883-versie.

De Duits-Oostenrijkse tenor Kurt Preger zong tussen 1931 en zijn overlijden in 1960 bij de Wiener Volksoper en is hier Caramello. Na de Anschluss toerde de Joodse Preger met de Franz Hirsch Operettengruppe door Nederland en België en na het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog dook hij eerst onder in Nederland, waarna hij vluchtte naar Zwitserland. Preger heeft een heerlijk open en breed operettetimbre en hij zingt zelf Caramello’s Lagunen-Walzer in de derde akte.

De onbekende tenor Hugo Meyer Gamsbacher is een prima buffo voor Pappacoda en de Oostenrijkse sopraan Ruthilde Boesch – tientallen jaren ensemblelid van de Wiener Staatsoper in 387 voorstellingen met 38 rollen – is een ideale soubrette voor Ciboletta. Boesch was later de lerares van onder anderen Edita Gruberová en was de moeder van de bariton Christian Boesch en grootmoeder van de bas-bariton Florian Boesch. Senator Bartolomeo Delacqua is luxueus bezet met de 62-jarige, Oostenrijkse bariton  Alfred Jerger, de eerste Mandryka in ‘Arabella’. In de finale I is hij te horen in “Komm’ nur liebes Kind”.

De Oostenrijkse dirigent en echtgenoot van Esther Réthy Anton Paulik was een echte operettedirigent. Tussen 1921 en 1938 was hij actief aan het Theater an der Wien en de Wiener Staatsoper en vanaf 1938 tot zijn overlijden in 1975 dirigeerde hij het operetterepertoire aan de Wiener Volksoper. Met de Wiener Symphoniker geeft hij een bevlogen uitvoering in de geest van Johan Strauss jr. De fragmenten zijn af en toe flink ingekort. Het intro en het duet “So sind wir endlich denn allein” zijn uit de tweede akte geschrapt. In de derde akte is de Kaiserwalzer op. 437 uit 1889 toegevoegd. Een belangrijke opname voor de 1883-versie !
Koch Schwann 312722 (1CD) / 76′

3.

Een aantal bekende zangers kwam op 22 januari 1938 in Berlijn bijeen voor een radio-uitvoering van ‘Eine Nacht in Venedig’ met publiek. De bezetting was vol Duitse nazi’s, waarvan velen ensemblelid van de Berliner Staatsoper waren. Het resultaat is echter een bruisende komedie in woord en zang. Ook hier werd uitgegaan van de 1883-versie – uiteraard niet de versie van de Joodse Korngold – en de dialogen zijn zeer uitvoerig, maar hilarisch gebracht.

De Duitse tenor Marcel Wittrisch – hij nam in de jaren 30 de Hitler-Hymne “Gott sei mit unser’m Führer” op – zingt de partij van Caramello op onvergelijkbare wijze. Zijn frisse, gouden toon, lyrische fraseringen en stralende hoogte zijn ideaal. Luister naar het Gondellied met heerlijke glissandi ! Interessant is het dat in de tweede akte door Wittrisch (en niet de Herzog) “Treu sein” van de Joodse Korngold wordt gezongen, maar met een andere tekst! En na groot applaus van het publiek bisseert Wittrisch het lied.

De Duitse sopraan Carla Spletter was tussen 1935 en 1945 ensemblelid van de Berliner Staatsoper en is een charmante Annina. Haar lied “Was mir der Zufall gab” van de tweede akte is helaas geschrapt, maar in de derde akte zingt zij wel het Spottlied “Ein Herzog, reich und mächtig”. Carla Spetter zong in juli 1953 de titelrol in de Nederlandse première van ‘Lulu’ en overleed drie maanden later op 41-jarige leeftijd aan kanker. De hoge bariton Karl Schmitt-Walter zou in de Tweede Wereldoorlog diverse Wehrmachts- und Frontkonzerte geven en naast Zarah Leander in de antisemitische nazi-film ‘Der Weg ins Freie’ spelen. Hij vertolkt de Herzog in schitterende operettestijl ook al zingt hij – uiteraard – niet Korngolds liederen.

De buffo-tenor Erich Zimmermann is de meest geestige pastachef Pappacoda op CD en de operettezangeres Rosl Seegers is een lekker spichtige Ciboletta. De hier 52-jarige Duitse alt Margarethe Arndt-Ober – vanaf 1931 lid van de NSDAP (Mitgliedsnummer 855.882) en de Kampfbund für deutsche Kultur – had voor de Tweede Wereldoorlog een grote carrière en is een wellustige Agricola. Ook de drie senatoren – de acteurs Otto Sauter-Sarto als Delaqua, Carl-Heinz Carell als Barbaruccio en Richard Senius als Testaccio – zijn stuk voor stuk pronkstukken en het is interessant dat hun komische kritiek op onbekwame politici werd geaccepteerd door de nazi’s.

De dirigent Heinrich Steiner was vanaf 1930 lid van de NSDAP (Mitgliedsnummer 359.750) en werkte van 1936 tot 1939 als eerste kapelmeester bij de Berliner Rundfunk. Met het Orchester der Reichsenders Berlin geeft hij een theatrale uitvoering vol humor. Ondanks het slechte geluid en ondanks dubieuze medewerkers een interessante opname.
Naxos Historical 8.110027-8 (2CDs) / 119′

4.

De Nordwestdeutsche Rundfunk te Keulen – het huidige WDR – maakte tussen 30 november en 2 december 1953 opnamen van ‘Eine Nacht in Venedig’ voor een radio-uitzending. Ook hier is de Korngold-versie van 1923 gebruikt in een radiobewerking van Kurt Feltz. Er is een verteller en voor de uitgebreide dialogen zijn acteurs geëngageerd voor bijna alle rollen.

Er is geen ouverture, maar in plaats daarvan opent de uitvoering met het Gondellied gezongen door de Duitse tenor Rudolf Schock, die de Herzog vertolkt. Vervolgens hoort men het kwartet “Alle maskiert”, dat uit de eerste akte naar voren is gehaald. Ook het Auftrittslied van de Herzog “Sei mir gegrüsst” is naar voren gehaald en wordt vóór het duet van Annina en Caramello gebracht. Schock heeft de volle tenor en juiste houding van avonturier voor de vrouwenverleider, maar zou de partij in 1960 nog verleidelijker zingen (zie Bonus 1.) Rita Streich bezat hier al de ideale charme, vocale aantrekkelijkheid en uitstekende verstaanbaarheid voor het vissersmeisje Annina. Haar Auftrittslied “Frutti di mare” zingt zij vóór het duet van Ciboletta en Pappacoda “S’ist wahr”.

Haar verloofde Caramello is de Duitse lyrische tenor en populaire operettezanger Franz Fehringer, die diverse opnamen maakte met dirigent Franz Marszalek. Hij heeft het bruisende Draufgängertum voor de barbier en differentieert goed met Schock. In deze uitvoering zingt Fehringer zelf in de finale I het Gondellied van Caramello.

De jonge Oostenrijkse zanger en autodidact Peter Alexander is een verrassend verfrissende pastachef Pappacoda. Hier aan het begin van zijn carrière bezit hij niets van de maniertjes die de buffozangers doorgaans aan de partij geven. De Italiaanse sopraan Hedda Heusser (*1921, zij zou nog leven!) is een frêle Ciboletta. Zij en Alexander zijn de enige zangers die hun eigen spreekteksten zeggen.

De Duitse dirigent Franz Marszalek was tussen 1949 en 1965 dirigent van het Kölner Rundfunkorchester en werd beschouwd als een “wandelende operette-encyclopedie”. Hij legde met het Kölner Rundfunkorchester accenten op het gebied van operette en lichte muziek bij de WDR en cultiveerde werken van Künneke, Fall en Goetze. Aan deze ‘Eine Nacht in Venedig’ geeft hij dynamiek en bedrijvigheid.

De tweede akte opent met “Treu sein” van de Herzog en het entr’acte, de introductie en ook de scène met de senatorsvrouwen zijn helaas weggelaten. Ook in de derde akte is gerommeld; Zij opent zonder de introductie “Karnaval ruft Euch zum Ball” en helaas zonder “Die Tauben von San Marco”, maar met de Lagunen-Walzer. Het slot van de finale III is slechts een korte herhaling van “Alle maskiert”. Ondanks de warboel een opname waar muzikaal toch veel te genieten is.
Membran 223984 (2CDs) / 84’

5.

Deze studio-opname van ‘Eine Nacht in Venedig’ werd tussen 25 en 31 mei 1954 in Kingsway Hall te Londen gemaakt. Basis voor de opname is opnieuw de Korngold-versie uit 1923, maar ook hierin is geknoeid.

De Duitse sopraan Elisabeth Schwarzkopf is helaas geen overtuigende Annina. Zij klinkt te deftig en is meer een Feldmarschallin die zich voordoet als vissersmeisje. In de tweede akte zingt zij overigens de aria “Was mir der Zufall gab” uit de oorspronkelijke versie van 1883 ! Korngold bewerkte zoals gezegd deze aria tot de aria van de Herzog “Treu sein” en dit lied is op deze opname weggelaten. Nicolai Gedda was hier nog lichter dan 13 jaar later (zie 1.), maar heeft al wel de Schmaltz voor de Herzog von Urbino. Hij zingt dus niet het “Treu sein”, maar in de eerste akte wel zijn Auftrittslied “Sei mir gegrüsst”. Ook zingt Gedda het Gondellied, dat eigenlijk gezongen dient te worden door Caramello.

Voor Caramello is de Weense bariton Erich Kunz bezet waar een tenor meer op zijn plaats zou zijn geweest. Kunz transponeert het “Hoch Caramello!” bij zijn entree in de eerste akte en maakt daarmee niet de octaafsprongen die het springerige karakter van de barbier karakteriseren. Kunz zou in 1973 voor de filmversie (zie Bonus 2.) de rol van Delaqua vertolken. De Duitse tenor Peter Klein is een prima buffo Pappacoda en de Oostenrijkse sopraan Emmy Loose is de beste Ciboletta op CD. De Roemeense dirigent Otto Ackermann vat met het Philharmonia Orchestra uitstekend de Weense frasering en schwung. De dialogen zijn bondig.
Naxos 8111254 (2CDs) / 79’

Bonus:

1.

Hoogtepunten van ‘Eine Nacht in Venedig’ werden tussen 30 juni en 1 september 1960 in het Gemeindehaus van Berlijn voor de grammofoonplaat opgenomen. Uitgang was ook hier de Korngold-versie van 1923 en al met al legde men zo’n driekwartier muziek vast.

Er is een cast van Duitse zangers. Rudolf Schock is hier als de Herzog von Urbino nog verleidelijker dan zeven jaar eerder (zie 4.). Hij zingt zowel “Treu sein” als “Sei mir gegrüsst”. Lisa Otto doet als Annina nauwelijks onder voor Rita Streich in lieflijkheid, charme en verstaanbaarheid. Een andere pluspunt van deze opname is de Caramello van Fritz Wunderlich. Vocaal en muzikaal is zijn barbier om te genieten. Zijn Gondellied zingt hij bevlogen, maar de opname is hier te ruimtelijk. De partijen van Pappacoda (Karl-Ernst Mercker) en Ciboletta (Ursula Schirrmacher) zijn grotendeels weggelaten en alleen nog in de ensembles te horen. Ook het “Venedigs Frauen” van Agricola is helaas geschrapt.

Dirigent Fried Walter werkte na de Tweede Wereldoorlog eerst als correpetitor en concertpianist aan de Berlijnse Staatsoper in het zogenoemde Admiralspalast. Van 1947 tot 1972 was hij dirigent, arrangeur, producent en artistiek directeur van de Rundfunk Im Amerikanischen Sektor Berlijn (RIAS). Met de Berliner Symphoniker en het Günther-Arndt-Chor geeft hij een enigszins stugge lezing in vergelijking met bovengenoemde operettegrootheden Ackermann, Allers, Marszalek en Paulik.
EMI 724382639121 (1CD)

2.

De Unitel Film- und Fernsehproduktionsgesellschaft maakte in april 1973 een Duitse TV-speelfilm van ‘Eine Nacht in Venedig’. De operette werd in twee akten bewerkt door Janne Furch – zij overleed in 1992 slechts twee maanden na haar echtgenote van Franz Allers (zie 1.) – en Vratislav Kleger. Wellicht is als uitgang de 1954-versie van Walter Felsenstein genomen, die het werk eveneens in twee akten verdeelde en de ouverture wegliet. De regie was in handen van Václav Kašlík en de decors van Gerd Krauss en Herbert Strabel met spiegels, telescopen en panelen zijn fraai. Het draaiboek van Furch en Kleger gooit de muzikale volgorde nog eens lekker door elkaar.

De Nederlandse tenor Anton de Ridder zong in de jaren 50 en 60 al in Duitsland en maakte pas in 1968 zijn debuut bij DNO in ‘Die Fledermaus’. Hier vertolkt hij de Herzog met slank, gracieus timbre, verleidelijk en genuanceerd en is uitstekend verstaanbaarheid. Hij zingt zowel “Sei mir gegrüsst” als “Treu sein”. Een ander hoogtepunt van deze film is de wulpse vertolking van Agricola door de legendarische Bulgaarse sopraan Ljuba Welitsch. Alleen al vanwege haar hilarisch ondeugende inval in de badkamer van de Herzog is deze film de moeite waard!

De Hongaarse sopraan Sylvia Geszty is een charmante Annina – ook al niet altijd verstaanbaar – en de Roemeense tenor Jon Piso (*1927) is een draufgängerische Caramello. Cesare Curzi – drie jaren eerder in de partij van Caramello bij Allers (zie 1.) – is een schitterende pastachef Pappacoda en zingt zijn “Takke, takke” al in de eerste akte als een soort introductie. De rol van Ciboletta is met de Amerikaanse sopraan Julia Migenes (*1949) – de eerste Hodel in ‘Fiddler on the Roof’ – luxe bezet. Erich Kunz – in 1954 Caramello bij Ackermann (zie 5.) – is hier de senator Delacqua en zingt in de eerste akte in een trio met Testaccio en Barbaruccio “Die Tauben von San Marco”. Zijn echtgenote Barbara wordt gespeeld door de Duitse mezzo Trudeliese Schmidt.

De in München geboren Kurt Eichhorn dirigeerde vanaf 1945 de Münchner Philharmoniker, tussen 1956 en 1967 als chefdirigent de Bayerische Staatsoper en tussen 1967 en 1975 als chefdirigent het Münchner Rundfunkorchester. Met dit orkest en het Chor des Bayerischen Rundfunks geeft hij een sfeervolle lezing. De filmversie met dialogen is 96 miunten lang en de CD-uitgave van Philips biedt ruim 50 minuten muziek.
DG 073 4435 (1DVD) / Philips 420 659-2 (1CD)