***
© Thilo Beu
Bonn, 11 november 2022

Theater Bonn brengt zeldzame ‘Asrael’ in onbeduidende enscenering

De opera’s van de Italiaanse componist Alberto Franchetti worden nog maar zelden uitgevoerd. Enerzijds raakten zijn composities uit de mode door het opkomende verismo, anderzijds viel de Joodse componist in ongenade toen het Italiaanse fascisme in 1938 de Duitse rassenwetten overnam. Het Theater Bonn brengt nu in de serie ‘Fokus ’33’ Franchetti’s opera ‘Asrael’ terug in de schijnwerpers.

Alberto Franchetti (1860-1942) had een band met Duitsland. Hij nam na zijn studie in Turijn en Venetië compositielessen in München en Dresden en de invloed van Richard Wagner weerspiegelde zich in zijn werken. De eerste van zijn dertien opera’s – waarvan drie onvoltooid – was ‘Asrael’. Daarvoor had de librettist Ferdinando Fontana – die ook de tekst voor Puccini’s ‘Le Villi’ al had geschreven en ‘Edgar’ nog zou schrijven – zijn libretto in vier akten gebaseerd op een oude, Vlaamse legende. De wereldpremière van ‘Asrael’ vond plaats op 11 februari 1888 in het operahuis van Reggio Emilia waar Alberto’s vader de leiding had. Dit debuut was een sensationeel succes met 38 terugroepingen en drie encores. Producties volgden in onder andere de Scala van Milaan, de Met in New York en Boedapest – onder leiding van Mahler – totdat het na het opkomende verismo en uiteindelijk het fascisme gedaan was met de populariteit van Franchetti’s opera’s en zijn persoon op zich.

Hernemingen van zijn opera’s na de Tweede Wereldoorlog waren zeldzaam. ‘Cristoforo Colombo’ werd concertante in 1991 in Frankfurt en scenisch in 1996 in Kiel uitgevoerd. Met ‘Germania’ was in 2006 in de Deutsche Oper van Berlijn voor de laatste keer een werk van hem te bewonderen. Het Theater Bonn brengt nu ‘Asrael’ in de serie ‘Fokus ’33’, die sinds 2013 een podium biedt aan werken uit het eerste derde deel van de 20ste eeuw en daarna hun weg niet meer hebben gevonden. Voor de productie van ‘Asrael’ werden de muzikale partijen vervaardigd aan de hand van autografen van de opera in de Staatsbibliotheken van Berlijn en München.

Voor de opvoering van ‘Asrael’ in Bonn blijkt de zaal voor driekwart gevuld. Na een prelude verschijnt de engel Asrael – de verkouden Britse tenor Peter Auty met Ansage – die in de aria “Notte infinita’ zijn situatie in de hel beschrijft. Asrael werd door Lucifero gevangen nadat hij geprobeerd had de duivel tegen te houden toen deze streed tegen God. De opkomst van Lucifero – de mooie bas van de Rus Pavel Kudinov – wordt aangekondigd door het hellevuur van slagwerk en koperblazers en Asrael sluit met de duivel een pact: Hij mag een jaar naar de aarde om zijn geliefde engel Nefta te zoeken. Na Asraels aria vol blijdschap wordt met harpen en trompetten paradijselijk de hemel ingeluid en zingt het koor “L’ora di soave di Maria”. Nefta – de Russisch-Koerdische sopraan Svetlana Kasyan – verschijnt en krijgt van Maria toestemming om Asrael op aarde te zoeken in de aria “Madre d’amor” onder begeleiding van hemelse houtblazers en harpen. Zij mag hem echter niet haar identiteit openbaren.

In de enscenering van de Amerikaanse regisseur Christopher Alden (1949) wordt helaas geen verschil gemaakt tussen hel en hemel en ook in de tweede akte is er geen andere setting voor de aarde. Asrael zingt zijn aria “Dolce è posar” terwijl hij zwerft door het bos begeleid door herderlijke houtblazers en hoorns. Hij treft prinses Lidoria – de Amerikaanse mezzo Tamara Gura -, de zigeunerin Loretta – de Georgische mezzo Khatuna Mikaberidze – en de als Suor Clotilda verklede Nefta, die haar geliefde in de grote finale herkent. De regie doet hier jammer genoeg niets om het verhaal te verduidelijken.

In de derde akte wacht Loretta in de aria “Scesa è la notte” – het vocale hoogtepunt van de uitvoering – op Asrael en krijgt tips van Lidoria om hem de naam van zijn geliefde te ontfutselen. Na een liefdesduet tussen Loretta en Asrael onthult hij de naam van Nefta, waarna Loretta – in deze enscenering – in woede symbolisch een schilderij verbrandt en Nefta toesnelt om Asrael te redden. Na een prachtig voorspel opent de vierde akte met een nonnenkoor en waant Asrael zich verloren. Maar na een gezamenlijk “Ave Maria” maakt Nefta zich aan hem bekend en keren de beide engelen terug naar de hemel.

Men verheugt zich erop om zo’n bijzondere opera als ‘Asrael’ eindelijk eens te kunnen horen in een operahuis. Des te teleurstellender is het dan om het werk dan te moeten aanschouwen in een zo middelmatige en onbeduidende enscenering als van de regisseur Christopher Alden. Het decor van Charles Edwards toont zoals gezegd geen verschil tussen hemel, aarde en hel en het lichtontwerp van Jorge Delgadillo biedt geen bijzondere atmosfeer. De kostuums van Sue Willmington bezitten weinig esthetiek, maar laten (uiteraard!) veel ruimte voor mannelijk bloot. De biografische aanduidingen in de enscenering zijn alleen te begrijpen als je iets weer over het leven van de componist.

Met het koor kan de regisseur niet veel. Een modale regisseur vindt een operakoor vaak lastig en Alden heeft het Chor en Extrachor des Theater Bonn weggestopt in het auditorium. Dit heeft desastreuze gevolgen voor de muzikale balans en het orkest is dan soms ook nauwelijks te horen. Toch biedt ‘Asrael’ muzikaal veel schitterends. De muziek is dicht bij Boito en Wagner en er zijn sporen van Mascagni avant Mascagni. Dikwijls bezeilt het melodieus rond, maar orkestraal en vocaal is er volop te genieten. Het Beethoven Orchester Bonn onder leiding van de Duitse dirigent Hermes Helfricht (1992) – sinds 2018 Erste Kapellmeister in Bonn – maakt de luisteraar deelgenoot van het genot, ook al storen kunstgrepen als orkestleden in het auditorium en op het podium.

De opvoering duurt drie uur inclusief één pauze. Het initiatief én het fraaie programmaboek van 250 pagina’s met volledig libretto plus Duitse vertaling verdient alle lof.