*****
© Jonathan Berger
Luik, 5 december 2021

Vocale tornado zet Luiks operahuis in vuur en vlam

“Puccini In Love” was de titel van het concert en refereert uiteraard naar de recente CD met dezelfde naam van het liefdeskoppel Roberto Alagna en Aleksandra Kurzak. En op twee uitzonderingen na was het inderdaad allemaal Puccini wat de klok sloeg.

De onlogische volgorde van de fragmenten scheen het overenthousiaste publiek niet te deren. Het startschot werd gegeven met het duet uit de eerste akte van ‘Tosca’. Hoed af voor datgene wat de Frans-Italiaanse tenor Roberto Alagna hier na zijn lange carrière te berde bracht. De stem is volumineus, fris en heeft squillo. Zijn ontwapenende houding was joviaal naar het publiek toe dat op zijn beurt reageerde met duimpjes omhoog, wuivende handen en zich niet geneerde voor het geven van repliek. Dit was Luik en haar stemliefhebbers op zijn best.

Hetzelfde gold voor zijn echtgenote sinds 2015, de Poolse sopraan Alexandra Kurzak, met een even volumineuze stem – en wat een adembeheersing! – als haar partner. Ook zij smeet zich volledig met in het eerste deel van het concert een zwarte, deels doorschijnende en nogal gewaagde jurk. Tosca is ten slotte een diva. Ze had evenveel succes als de tenor. Na dit duet volgde dan de prelude tot de derde akte waarna Alagna nog eens zijn métier toonde in “Recondita armonia” en Kurzak een doorvoelde “Vissi d’arte” bracht. Dan volgde het intermezzo en het duet “Tu, tu, amore tu” uit ‘Manon Lescaut’.

Deel twee begon met het duet uit ‘Madama Butterfly’. Vestimentair had Kurzak ondertussen een nogal strak zittende glitterjurk aangedaan. In alles wat beiden zongen werd er ook stevig geacteerd en leefden ze zich volledig in de rol in. Alagna ging niet mee met de hoge C en zong de geschreven hoge A versie “vien sei mia”. Vervolgens speelde het orkest de prelude tot de derde akte waarop Kurzak zich waagde aan de killer-aria “Tu? Tu? Piccolo iddio!” met een schitterend topregister. Zonder twijfel de grootste zangeres uit Polen sinds Teresa Żylis -Gara.

Nadien nam Alagna een “rustpauze” met de zelden gehoorde aria “Parigi! E la città dei desideri” uit ‘La Rondine’ die Puccini in 1920 aan de opera toevoegde. De enige commerciële opname van ‘La Rondine’ die deze aria bevat is die van Alagna zelf onder Pappano.

Het orkest speelde dan “La tregenda” (de dans van de heksen) uit ‘Le Villi’ en kreeg daarvoor een even grote ovatie als het zangersduo. Terecht trouwens. Hier was duidelijk gerepeteerd. Wat een genot om deze muziek met zo’n ritmisch gemak en sfeer te horen spelen, tutti’s helder, strijkers zijdeachtig en zangerig wanneer nodig. Ook in de andere orkestrale interludes was het orkest opperbest. Pluim voor de Catalaanse dirigent David Giménez Carreras, de neef van.

Tot slot zong het paar het korte duet uit ‘La Bohème’ waar Alagna ook hier niet ging voor de vertrouwde gezamenlijke topnoot – schitterend afgeleverd door Kurzak – maar voor de lagere come scritto optie. De volledig uitverkochte zaal barstte los en kreeg waar ze recht op had.

Kurzak startte de bisnummers met een doorleefde “O mio babbino caro” uit ‘Gianni Schicchi’, dan volgde Alagna met een teder “E lucevan le stelle” uit ‘Tosca’. Het publiek liet niet af en Kurzak gaf met een vingertje aan dat er nog één bis zou volgen. En dat werd verrassend genoeg “Lippen schweigen” uit ‘Die lustige Witwe’ van Franz Lehár. Alagna begon in het Frans en Kurzak gaf repliek in het…. Pools. In het wals-gedeelte neuriede het connaisseurspubliek zelfs gedeeltelijk mee. Het niet aflatende applaus leidde toch nog tot een Corsicaans wiegeliedje dat Alagna a capella zong. Een memorabele avond kwam zo tot een einde. Een even gelukkig zangersduo ijlde zich dan zonder verwijl naar de Thalys richting ‘La città dei desideri’.