*****
© DNOA
‘s-Gravenhage, 15 januari 2020

DNOA geeft succesvolle Nederlandse première ‘Little Women’

Het succesboek ‘Little Women’ is niet alleen verfilmd (Oscarnominatie 2020), maar tevens bewerkt tot een opera door de Amerikaanse componist Mark Adamo. Zijn debuutopera is door de Dutch National Opera Academy uitgekozen als geschikt werk met passende rollen voor hun zangers/studenten. Een trefzeker besluit voor een succesvolle voorstelling; de opera-academie in optima forma!

De Amerikaanse componist Mark Adamo (1962) had voor zijn eerste opera ‘Little Women’ zijn eigen libretto gebaseerd – zoals zoveel hedendaagse, Amerikaanse componisten doen – op een bestseller, het gelijknamige boek van Louisa May Alcott uit 1868. De opera was zo succesvol dat hij na zijn wereldpremière op 13 maart 1998 in Houston in de eerste twintig jaren reeds ruim zestig producties beleefde. Al in 1999 vond de Europese première plaats in Brugge en nu wordt de opera voor het eerst in Nederland opgevoerd door de Dutch National Opera Academy (DNOA).

DNOA is een masterstudie opera van het Conservatorium van Amsterdam en het Koninklijk Conservatorium Den Haag en biedt zangtalent een tweejarige opera-opleiding. De afgelopen jaren is de bezetting van het DNOA-management meerdere malen gewijzigd en was de academie een speeltuin voor productieteams. Het ontbrak aan repertoirekennis en clichématige opera’s werden aangeboden in quasi-intellectuele ensceneringen ter meerdere eer en glorie van het managementteam. Maar DNOA is middels deze ‘Little Women’ terug in de tijd van haar oude successen van ‘Dialogues des Carmélites’, ‘Albert Herring’ en ‘Die stumme Serenade’.

De Nederlandse regisseur Daniel van Klaveren biedt de zangers van de academie een voorkomende en bereidwillige enscenering van ‘Little Women’ en laat door middel van een uitstekende personenregie het verhaal voor zich spreken. Het relaas over de vier onafscheidelijk zussen Meg, Jo, Beth en Amy March, die in New England opgroeien ten tijde van de Amerikaanse Burgeroorlog, is verplaatst naar de jaren na de Tweede Wereldoorlog (kledingontwerp Maartje Prins). Het decor (ontwerp Morgana Machado Marques) is een diagonaal geopende, ongelijkzijdige kubus als zolderkamer van de zusters en presenteert een akoestisch aangename ruimte en intieme setting voor de huiselijke en vertrouwelijke taferelen. Hier denkt Jo terug aan haar jeugd. Haar kindertijd is als een sprookje, maar de tijd staat niet stil en de veranderingen in haar familie ziet zij met lede ogen aan.

Zoals gezegd staat of valt een opera-opleiding met repertoirekennis van het artistieke team, zoals in de tijd van de Opera Studio van Jan Bouws tussen 1966 en 1986. Als gezocht wordt naar een geschikte opera met rollen, die passen bij de op dat moment op te leiden zangers, dan biedt dat borg voor een geslaagde productie. ‘Little Women’ biedt precies die ruimte aan maar liefst tien solisten en alle zangers van de academie zijn hier roldekkend ingezet.

De Belgische Linsey Coppens vertolkt Jo met aangename, stabiele en verstaanbare mezzosopraan en geeft uitstekend portret aan de reactionaire opstelling van de literaire zus. De Ierse tenor Peter O’Reilly toont als Jo’s kameraad Laurie een veelbelovend talent met authentiek tenoraal timbre, muzikaliteit en vocaal en theatraal bereik, ook al was zijn kopregister bij de première niet in optimale vorm. Ook de Cypriotische bariton Emre Özarabaci als vader Gideon heeft een prachtige, eerlijke en begaafde stem, maar hij mag zijn vocale en dramatische speelveld nog gerust vergroten.

Er zijn twee Nederlandse bijdragen. De countertenor Gerben van der Werf als Jo’s docent en geliefde Friedrich Bhaer heeft een fraai egaal geluid en hij zong zijn aria “Do You Know the Land” in de tweede scène van de tweede akte beeldschoon. De mezzosopraan Lucie van Ree is moeder Alma met mooie, ronde klank.

De zieke, componerende zus Beth wordt schitterend vertolkt door de Italiaanse sopraan Franscesca Pusceddu. Overtuigend brengt zij haar aria “Have peace, Jo” in de derde scène van de tweede akte, waarin zij Jo voorbereidt op de naderende dood. De schilderende zus Amy is de sopraan Kris Ng uit Hong Kong, die in de aria “Joy beyond measure, Mother” van de tweede akte haar mooie hoogte laat horen.

Er zijn drie gastzangers aangetrokken voor de overige rollen. De Japanse mezzosopraan Maria Koshiishi zingt de lastige partij van de oordelende en strenge tante Cecilia vol overtuiging. De Portugese mezzo Carolina Luis is een sympathieke Meg – tijdens de wereldpremière vertolkt door Joyce DiDonato – en haar oudere geliefde John Brooke wordt door de Koreaan Woojin Kim gezongen met kernachtige bas-bariton. Tinka Pypker, Idil Kutay, Emilia Juvonon en Laura Ginström geven als dameskwartet welluidend en harmonisch commentaar.

Het 20-koppige, instrumentale ensemble – waarvan de Nederlanders op één hand te tellen zijn – staat onder leiding van de Belgische dirigent Karel Deseure (1983), die eerder bij DNOA de muzikale leiding had over een onsamenhangende ‘The Rape of Lucretia’. Zij geven een geconcentreerde lezing van de partituur die uitblinkt door de optimale sublimatie en welhaast vanzelfsprekendheid van musicalachtige melodieën en atonaliteit.