Voor de Nederlandse sopraan Grethe de Vink waren programma’s met 20e-eeuwse muziek vanzelfsprekend. Eerder dan enig andere Nederlandse zanger of zangeres heeft zij dit gebied verkend en Nederlandse premières van 20e-eeuwse werken gegeven. In twee delen het baanbrekende werk van Grethe de Vink in een overzicht van haar belangrijkste repertoire en een aantal van haar meest interessante optredens.

Grethe de Vink werd op 8 juni 1934 als Gretha Jacoba de Vink in Groningen geboren. Zij was een dochter van Jelmer Vink (Groningen, 24 april 1898 – Groningen, 7 oktober 1957) en Eelkje Weening (Groningen, 28 augustus 1903 – Zuidlaren, 29 maart 1994), die op 17 april 1928 in Groningen waren getrouwd.

1965

Grethe de Vink presenteerde in de jaren zestig met Dolf Bosch, Herma Versnel en Yvonne Metselaar het weekoverzicht in het zaterdagprogramma van de Regionale Omroep Noord en Oost (RONO), de voorloper van Radio Noord. Tevens was Grethe de Vink zangeres bij een gymnasium-bandje, voordat zij ging studeren aan het Stedelijk Conservatorium van Groningen bij Jos Burcksen en Lies Clemens Schröner (Nieuwsblad van het Noorden; 2-6-1967).

1966

Voor het eerst werd in de pers melding gemaakt van de sopraan Grethe de Vink in het kader van een feestconcert in de Harmonie te Groningen, dat het Stedelijk Conservatorium van Groningen gaf uit dank voor de rijkserkenning die het werd toegekend. Grethe de Vink trad daarin op 1 maart 1966 op:

“De grote verrassing van het concert lag echter in het vocale vlak dankzij de sopraan Grethe de Vink, die haar mooie, veelbelovende stem liet horen in een aria van Gluck en in de aria van Michaëla uit de derde acte van Bizets „Carmen”. Hoogstens valt er nog wat te corrigeren aan sommige Franse medeklinkers, maar verder was het een schitterende prestatie” (Nieuwsblad van het Noorden; 2-3-1966)

1967

Grethe de Vink was op 1 juni 1967 de eerste zangeres die het openbare eindexamen tot het behalen van het einddiploma solospel aan het Groninger Conservatorium deed:

“En dat cum laude. Haar talent werd zo hoog gewaardeerd, dat ze nog 2 jaar mag gaan studeren voor de Prix d’Excellence, een laatste scholing van de zeer begaafden. Maar na een zangstudie, die goed is voor 7 jaar hard werken, zegt Grethe in een huis vol bloemen: „Maar ik ga eerst maar es wat zingen” […] Een carrière die – evenals de studie – een disciplinair leven eist (niet roken, vroeg slapen, niet of weinig drinken en veel rust.) Bovendien zijn er zaken, die het vinden van werk bemoeilijken. Grethe’s man, farmaceut Hans Poutsma, noemt: „Ze zeggen wel, dat Amsterdam geplaveid is met sopranen, de concurrentie is zwaar”. En Grethe kent het probleem van de contacten met het Westen, waar wel gereageerd wil worden met: „Oh, is er in Groningen ook een conservatorium?” […] Het centrum van haar activiteit is het huisje van het St. Antoniusgasthuis aan de Rademarkt, waarin ze graag leest en haar eigen garderobe maakt, sieraden ontwerpt en kookt en van waaruit ze les geeft en recitals en met de hond wandelt. Haar levendigheid is, zo lijkt het, alleen te combineren met haar disciplinaire leven door haar nuchterheid.” […] Ik ga nu naar dirigenten en anderen. Ik ga aan het werk. Maar ik ga me niet verkopen om aan werk te komen, daar ben ik misschien te veel Groningse voor” (Nieuwsblad van het Noorden; 2-6-1967).

Aan een solistenconcert door afgestudeerde leerlingen van het Conservatorium zong Grethe de Vink op 22 juni 1967 de cyclus ‘Shéhérazade’ voor sopraan en orkest van Maurice Ravel begeleid door het Noordelijk Filharmonisch Orkest:

“Grethe de Vink zong gaaf, overtuigend naar werking van stem en tekstbegrip. De stem wellicht enigermate gevoilleerd, wat het hier trouwens uitstekend doet. Grethe de Vink heeft een rijksbeurs ontvangen voor voortgezette studie te Salzburg en te Parijs (bij de welhaast legendarische Pierre Bernac), in Groningen ontving zij haar opleiding van Lies Clemens Schröner en Jos Burcksen” (Nieuwsblad van het Noorden; 23-6-1967).

In het 20ste-eeuwse repertoire presenteerde Grethe de Vink zich op 15 juli 1967 tijdens een concert met pianist Dick Leutscher in Galerie Waalkens te Finsterwolde. Daar zong zij de ‘Zwei Lieder op. 14’ van Arnold Schönberg en de ‘Fünf Lieder zu Gedichten von Stefan George op. 4’ van Anton Webern:

“Even fraai en indrukwekkend was de bijdrage van Grethe de Vink en Dick Leutscher. De mooie stem van de sopraan bleek in deze liederen met intelligentie, tekstgevoeligheid en intieme nuancering aangewend te worden” (Nieuwsblad van het Noorden; 17-7-1967).

Aansluitend volgde Grethe de Vink in de zomer van 1967 cursussen bij Paul Shilhawsky en Viorica Krauss-Ursuleac te Salzburg.

Op 20 oktober was Grethe de Vink terug in Nederland en zong zij de sopraanpartij in een uitvoering van Bachs ‘Hohe Messe’ bij de Groningse Bachvereniging in de Harmonie te Groningen. Overige solisten waren de alt Aafje Heynis, de tenor Arjan Blanken en de bas Max van Egmond en het Noordelijk Filharmonisch Orkest stond onder leiding van dirigent Johan van der Meer (Nieuwsblad van het Noorden; 20-10-1967).

1968

Een rijksbeurs stelde Grethe de Vink in staat om in 1968 voor enkele maanden in Parijs te studeren bij Pierre Bernac en Jeanine Micheau. Aan het einde van de periode werd Grethe de Vink door Bernac uitgekozen voor een concert op de Franse radio. Haar gezinsleven – getrouwd, twee zonen – liet zich echter niet verenigen met een internationale zangcarrière.

Van 17 tot en met 20 september 1968 werd in Groningen het ‘Cum Laude Concours’ voor cum laude geslaagde leerlingen (solistendiploma) van Nederlandse conservatoria gehouden. Het geheel stond onder auspiciën van het Noordelijk Filharmonisch Orkest onder leiding van Charles de Wolff. Grethe de Vink nam deel met de ‘Sieben frühe Lieder’ van Alban Berg en ‘Shéhérazade’ van Maurice Ravel en was één van de vier finalisten. Tijdens het finaleconcert op 20 september 1968 won zij de aanmoedigingsprijs:

“In Ravel’s „Shéhérazade” leek Grethe de Vink deze keer helaas minder op dreef dan bij een eerdere uitvoering; zij kan deze partij zingen met meer raffinement en nuance in expressie, met meer gevarieerde kleur ook in piano gezongen lagere registers” (Nieuwsblad van het Noorden; 21-9-1968).

Op 18 oktober 1968 gaf de Groningse Bachvereniging haar jaarlijkse uitvoering van Bachs ‘Hohe Messe’. Medewerkenden aan dit concert in de Harmonie te Groningen waren naast Grethe de Vink de alt Marianne Dieleman, de tenor Chris van Woerkom en de bas Herman Schey:

“Grethe de Vink zong mooi, ondanks enkele hoge intonaties en wat overheersing in de duetten” (Nieuwsblad van het Noorden; 19-10-1968)

In de kleine zaal van De Doelen te Rotterdam gaf Grethe de Vink op 21 november 1968 met Dick Leutscher een recital. Zij zong hier de Nederlandse première van ‘Poèmes pour Mi’ van Olivier Messiaen en verder stonden op het programma de ‘Drei Lieder der Ophelia, op. 67’ en de ‘Fünf Kleine Lieder, op. 69’ van Richard Strauss:

“Het programma, dat de sopraanzangeres Grethe de Vink voor haar optreden in het solistenconcert van donderdagavond in de Kleine Zaal van de Doelen had gekozen, (liedren van R. Strauss en de Poèmes pour Mi van Messiaen) stelt zeer hoge eisen aan vocale techniek en artistieke inventie. Dit laatste vooral ook t.a.v. de cyclus van Messiaen, die hier een Nederlandse première beleefde, hetgeen dan weer betekende, dat de zangeres nauwelijks of in het geheel niet kon ontlenen aan grote voorbeelden. En toch was het in deze cyclus, dat de zangeres haar kwaliteiten in de meest positieve zin heeft onthuld. Haar dramatische en lyrische uitdrukkingsvormen kwamen hier zeer genuanceerd tot uiting en daarbij kon zij de attractie van haar fraaie en heldere stem en het vermogen om de zuiver getroffen toon klankvol en welluidend te houden onder de aandacht van het auditorium brengen” (Het Vrije Volk; 22-11-1968)

“genoeg overtuigingskracht om deze hypergevoelvlle klanken zonder reserve te presenteren’ […] een knappe prestatie […] hoe intelligent Grethe de Vink dergelijke flitsende miniaturen weet voor te dragen” (Rotterdams Nieuwsblad)

“op superieur muzikaal-technisch niveau […] een specialistische kennis van zaken, waardoor men het werk op zijn best gepresenteerd kreeg” (Nieuwe Rotterdamse Courant)

1969

Grethe de Vink gaf met Dick Leutscher op 28 januari 1969 in Groningen de wereldpremière van de ‘Beatles Songs’ van Louis Andriessen. De vier liedjes van The Beatles – “Yesterday”, “You’ve got to hide your love away”, “Michelle” en “Ticket to ride” – waren door de Nederlandse avant garde-componist bewerkt voor sopraan en piano. Verder vertolkte Grethe de Vink tijdens dit recital de Nederlandse première van de cyclus ‘Słopiewnie, op. 46-bis’ van de Poolse componist Karol Szymanowski:

“Vanuit zijn intrigerende voorkeur voor stijlcitaten, waarin een gezond pop-element een belangrijke rol speelt, zette Louis Andriessen vier van de bekendste songs van de Beatles voor sopraan en piano, in de stijlen van zo om en nabij Fauré, een zestiende eeuwse Engelse virginalist, Ravel en Vivaldi-Bach. Het verzoek om herhaling, dat van het geestdriftige publiek uitging, was het juiste antwoord op dit voortreffelijke recital” (Nieuwsblad van het Noorden; 29-1-1969)

1970

Grethe de Vink moest in 1970 haar deelname aan de eerste ‘Prix d’Excellence’ van het Groninger Conservatorium wegens ziekte afzeggen (Nieuwsblad van het Noorden; 29-10-1970).

1971

De ‘Prix d’Excellence’ – de Prijs van Uitnemendheid – was de hoogste graad, die men aan een Conservatorium kon behalen en niet iedereen werd tot het afleggen van dit tentamen toegelaten. Grethe de Vink legde zaterdagmiddag 27 maart 1971 om 15.00 uur in het openbaar voor 100 bezoekers met succes het examen voor de ‘Prix d’Excellence’ af.

Het concert vond plaats in de zaal van de muziekschool in de St. Jansstraat te Groningen. Grethe de Vink zong hier begeleid door Dick Leutscher liederen van Albert Roussel en de ‘Fünf Lieder zu Gedichten von Stefan George, op. 4’ van Anton Webern, de zes-delige cyclus ‘Chants de Terre et de Ciel’ van Olivier Messiaen, de ‘Sieben frühe Lieder’ van Alban Berg en de acht-delige cyclus ‘Zeitungsausschnitte, op. 11’ van Hanns Eisler.

De jury bestaande uit Willem Goedhart, directeur van het Gronings Conservatorium, Annie Hermes, Coby RiemersmaHans Kox, Jos Burcksen, Wouter Paap en Frans van der Ven kende haar met algemene stemmen de fel begeerde prijs toe:

“In de verheugend goed bezette zaal van de Muziekschool heeft Grethe de Vink de laatste vuurproef doorstaan, die het Conservatorium haar te bieden had: het tentamen voor de Prix d’Excellence. De mededeling aan het eind van directeur Willem Goedhart, dat de jury haar die fel begeerde prijs met algemene stemmen toekende, werd begroet met een minutenlang applaus en er waren zeer veel bloemen voor de stralende sopraan. Behalve misschien in de liederen van Roussel – charmant gezongen niettemin – was er van de zonder twijfel aanwezige spanning of nervositeit niets hoorbaar geweest. We hoorden een volwassen recital van hoog niveau. Voor mij waren hoogtepunten het dramatische Minuit pile et face, waarin een extatisch doodsverlangen beklemmend manifest wordt, en het religieus vervoerde Résurrection, beide uit de cyclus Chants de terre et de ciel van Olivier Messiaen. Maar ook de romantische Frühe Lieder van Alban Berg en de kostbare miniaturen van Webern waren belevenissen. De gedeeltelijk kinderlijke, gedeeltelijk scherp satirische „Zeitungsausschnitte” van de hier miskende Hanns Eisler waren een verrassend eind, waarin de satire nog iets rauwer gekund had” (Nieuwsblad van het Noorden; 29-3-1971)

Haar debuut in Amsterdam maakte Grethe de Vink op 22 november 1971 tijdens een recital met Dick Leutscher in kamermuziekcentrum De Suite met werken van Roussel, Szymanowski, Schönberg, Webern, Eisler en Robert Heppener:

“Een knap evenwicht tussen intellect en spontaneïteit, tekenend trouwens voor het recital in zijn totaliteit” (Het Parool; 23-11-1971)

Op 9 en 10 december 1971 zong Grethe de Vink de sopraanpartij in het ‘Weihnachtsoratorium’ van J.S. Bach bij de Chr. Oratorium Vereniging Groningen. In de Harmonie werd zij begeleid door het Noordelijk Filharmonisch Orkest en werd de altpartij gezongen door Aafje Heynis:

“Bij de vokale solisten leek het geluid van Grethe de Vink nog weer te hebben gewonnen aan expressieve mogelijkheden” (Nieuwsblad van het Noorden; 11-12-1971)

Op 19 december 1971 gaven Grethe de Vink en Dick Leutscher een recital bij de Groningsche Muziekvereeniging. Op het programma stonden de ‘Vier Lieder op. 2’ van  Arnold Schönberg, de ‘Four songs on poems by Ezra Pound’ van de Nederlandse componist Robert Heppener en zes liederen van Richard Strauss:

“De stem van Grethe de Vink is niet zonder meer „mooi”, er bestaat duidelijk een diepergaande dimensie, die van tekstbegrip in de eerste plaats blijk geeft, maar deze stem heeft ook een puur vocaal geachte speciale glans. Grethe de Vink zingt namelijk niet alleen maar „mooi”, zij kan vanuit het tekstbegrip redelijk rauw, hard, zelfs kwasi jazzy zingen. Bovendien kan zij dramatiseren, ze lijkt behoefte te nebben aan de in wezen romantische expressie van de in hoofdzaak dodecafonische muziek van Robert Heppener die in de „Four Songs” van deze componist heel erg goed overkwam […] sloten de extatische liederen van Arnold Schönberg heel goed aan bij de teksten van Von Arnim die Richard Strauss gecomponeerd heeft. Daarin viel veel gesublimeerde operette te onderkennen, maar gezegd moet worden dat Grethe de Vink de verrukte melancholie van een lied als „Allerseelen” en de pure operette van „Schlechtes Wetter” goed dramatisch overbracht” (Nieuwsblad van het Noorden; 20-12-1971)

1972

Grethe de Vink zong op 15 maart 1972 de ‘Improvisations sur Mallarmé’ van Pierre Boulez bij het Noordelijk Filharmonisch Orkest:

“deze subtiele compositie waarvan de herhaalde uitvoering duidelijk maakte dat Grethe de Vink haar bruisende muzikaliteit oprecht in dienst kan stellen van moderne muziek. Zij zong heel precies, zonder belcanto-achtige opmaak, ze zong het heel goed” (Nieuwsblad van het Noorden; 16-3-1972)

Grethe de Vink trad rond die tijd tevens toe als zangdocente aan het Stedelijk Conservatorium Groningen (Nieuwsblad van het Noorden; 22-4-1972).

In de Kleine Zaal van het Amsterdamse Concertgebouw zong Grethe de Vink op 28 oktober 1972 de ‘Sechs Lieder für hohe Singstimme, Klarinette, Bassklarinette, Violine und Violoncello op. 14’ van Webern en de ‘Serenade op.24’ van Schönberg met de bas-bariton Lieuwe Visser:

“Grethe Vink en Lieuwe Visser, stuk voor stuk diep doorgedrongen in deze materie en geesteswereld, heel overtuigend ten uitvoer gebracht” (De Telegraaf; 30-10-1972)

Op 12 november 1972 gaven Grethe de Vink en Dick Leutscher in het Groninger Museum een recital met liederen van onder anderen Friedrich Nietzsche:

“Grethe de Vink trof opnieuw door de beeldende, kleurende mogelijkheden van haar fraaie stem” (Nieuwsblad van het Noorden; 13-11-1972)

In de Waalse Kerk te Amsterdam werd Grethe de Vink op 21 november 1972 begeleid door Ton Koopman op orgel en Tom Bollen op piano in werken van onder anderen Couperin, Bach, Roussel en Berg (Het Parool; 17-11-1972).

Op 8 december 1972 zong Grethe de Vink in Groningen de sopraanpartij in ‘Messiah’ van Händel naast Aafje Heynis en John Bröcheler:

“Grethe de Vink doseerde haar prachtige stem met beleid en zonder overdaad” (Nieuwsblad van het Noorden; 1-12-1972)

Grethe de Vink stond opnieuw naast Aafje Heynis op 17 december 1972 in het ‘Weihnachtsoratorium’ te Leeuwarden (Leeuwarder Courant; 13-12-1972).

1973

Grethe de Vink zong op 8 april 1973 de sopraanpartij in de ‘Johannes-Passion’ van Bach naast onder anderen Robert Holl, Marianne Dieleman en Chris van Woerkom in de Nikolaïkerk te Appingedam:

“Grethe de Vink zong schitterend (met versiering)” (Nieuwsblad van het Noorden; 9-4-1973)

Op 23 september gaven Grethe de Vink en Dick Leutscher een concert in de RONO-studio te Groningen met de ‘Vier Lieder op. 2’ van Schönberg, vier liederen van Brahms, de ‘Sechs Lieder, op. 2’ van Hanns Eisler, twee liederen uit de ‘Airs chantés’ en twee uit ‘Fiançailles pour Rire’ van Francis Poulenc (Nieuwsblad van het Noorden; 24-9-1973).

In het Stedelijk Museum van Amsterdam gaven Grethe de Vink en Dick Leutscher op 29 september 1973 een optreden tijdens de Kunst-10-Daagse met opnieuw de ‘Sechs Lieder, op. 2’ van Hanns Eisler en de cyclus ‘Poèmes pour Mi’ van Olivier Messiaen (Het Parool; 21-9-1973).

Grethe de Vink werd door Reinbert de Leeuw op piano begeleid tijdens het programma ‘Het Muzikale Eind der Tijden’ van de Utrechtse Kring. Daarin brachten zij op 23 oktober 1973 de ‘Sechs Lieder, op. 14’ van Anton Webern (De Volkskrant; 25-10-1973).

1974

Grethe de Vink gaf op 16 januari 1974 de wereldpremière van ‘1999, Quatre Prophéties De Nostradamus’ voor sopraan en orkest van de Nederlandse componist Willem Frederik Bon. De uitvoering werd gegeven ter opluistering van de opening van de nieuwe concertzaal De Oosterpoort te Groningen. Het Radio Philharmonisch Orkest stond onder leiding van de componist Willem Frederik Bon zelf:

“Grethe de Vink ging het obligate karakter van haar veeleisende partij – met uitersten in ligging – nergens te buiten: als enig vokaal element was die partij voldoende solistisch zonder het ensemble als geheel achter zich te laten of te overtroeven en Grethe de Vink zong bovendien erg mooi en expressief” (Nieuwsblad van het Noorden; 17-1-1974)

Grethe de Vink zou de compositie daarna nog diverse malen op de concertpodia ten gehore geven. Een KRO-opname van het werk werd door het label Deutsche Grammophon uitgebracht op de LP ‘Een Half Dozijn Nederlanders’:

Op 23 maart 1974 zong Grethe de Vink de sopraanpartij in de ‘Johannes-Passion’ in Surhuisterveen naast onder anderen de alt Hebe Dijkstra en de bas Hermann Schey (Leeuwarder Courant; 15-3-1974).

Op 30 maart 1974 trad Grethe de Vink op in de sopraanpartij van de ‘Matthäus-Passion’ in de Nicolaikerk te Appingedam naast onder anderen Bernard Kruysen:

“Het verworven evenwicht van de traditie was ook terug te vinden bij de beste vocale solisten, met voorop de sopraan Grethe de Vink. Bij alle dramatische scholing van haar stem wist zij toch een objectiverende weergave op te brengen met een glanzende strakheid van toon, licht en niettemin verrassend van reikwijdte” (Nieuwsblad van het Noorden; 1-4-1974)

Op 18 april 1974 werkte Grethe de Vink mee aan een uitvoering van ‘Aventures et Nouvelles Aventures’ van György Ligeti in Diligentia te Den Haag onder leiding van Reinbert de Leeuw:

“Alle hulde voor Grethe de Vink, Lucia Kerstens en Lieuwe Visser” (NRC Handelsblad; 19-4-1974)

Het ensemble zou de werken daarna nog diverse malen in verschillende steden in Nederland ten gehore geven.

Grethe de Vink zong op 28 april 1974 in de Nederlandse première van de cantate voor sopraan, viool en orkest ‘Der neue Orpheus’ van Kurt Weill in de Oosterpoort te Groningen. Het Noordelijk Filharmonisch Orkest stond hier onder leiding van de Hongaarse dirigent Zsolt Déaky:

“Grethe de Vink, die hier met een grote en grootse expressieve inzet juist volstrekt op haar plaats en in haar element was in uitersten van stem en voordracht” (Nieuwsblad van het Noorden; 29-4-1974)

Tijdens het jubileumconcert van het Groningsch Mannenkoor ter gelegenheid van het 60-jarig bestaan op 7 september trad Grethe de Vink 1974 naast Caroline van Hemert en Robert Holl op:

“Grethe de Vink was als sopraansoliste echter helemaal in haar element en nam, wat het volume betreft, geen enkel risico dat zij niet zou doorkomen. Later trok zij een heel ander laatje open van haar veelzijdig talent toen zij in de Juwelen-aria uit de Faust een juweeltje van een operavoordracht liet horen en zien. Het Bloemenduet van Puccini werd een van de hoogtepunten van de avond, mede doordat we nu ook Caroline van Hemert op volle kwaliteit konden horen” (Nieuwsblad van het Noorden; 9-9-1974)

1975

Haar debuut in het Londen maakte Grethe de Vink op 22 januari 1975 in het Royal Festival Hall. Met haar vaste pianist Dick Leutscher vertolkte zij vijf liederen op Chinese teksten van Albert Roussel, de ‘Poèmes pour Mi’ van Messiaen, de ‘Drei Lieder der Ophelia, op. 67’ van Richard Strauss, de zes liederen op. 2 van Hanns Eisler en de ‘Four songs on poems by Ezra Pound’ van Robert Heppener:

“De reacties van het verwende Londense publiek waren verrassend voor het Groninger duo. „De Engelsen zijn niet zo’n enthousiast volk, maar we moesten wel zes keer op en af,” vertelt Dick Leutscher.

De recensies in de Londense bladen waren zeer positief. De muziekcriticus van The Times was zelfs opgetogen en schreef dat het recital een staaltje van briljant niveau was. De keuze van het programma (twintigste eeuwse liederen van Roussel. Messiaen, Richard Strauss, Hanns Eisler en de Nederlander Robert Heppener) noemde hij een zeldzaam initiatief. De recensent van The Times was bijzonder onder de indruk van Grethe de Vinks vertolking van de ‘Four Songs on Poems by Ezra Pound’ (1970) van Heppener. In het algemeen prees hij haar absolute overtuigingskracht en intrigerende nauwgezetheid. „Hoe eerder we Miss de Vink weer kunnen horen, hoe liever, en bij voorkeur met haar vakkundige begeleider Dick Leutscher,” aldus The Times.

The Daily Telegraph bewonderde eveneens het gedurfde programma van de twee Groningers en was vooral enthousiast over de uitvoering van de Six Songs opus 2 (1922) van Hanns Eisler, „weergegeven met grote klankcontrasten en met een exact gevoel voor de structurele gerichtheid van het werk en voor de levendige stemmingswisselingen”.

Na afloop heeft de culturele attaché de beide musici een souper aangeboden in zijn ambtswoning. Verder heeft het duo nog een opname gemaakt bij de BBC” (Nieuwsblad van het Noorden; 3-2-1975).

Grethe de Vink zong op 8 april 1975 de sopraanpartijen in het ‘Gloria’ van Francis Poulenc en het ‘Chanson Perpétuelle’ voor sopraan en orkest van Ernest Chausson in de Oosterpoort te Groningen bij de Katholieke Oratorium Vereniging. Het was tevens het eindexamen koordirectie van Chris Fictoor:

“Grethe de Vink zong daarin een sublieme solo: strak en niet te dramatisch van interpretatie, maar vocaal tot In het hoogste register heel mild van klank en met een goed gedoseerde extatische inslag. In het veel lager, bijna in het mezzo-register liggende lied van Chausson op een tekst van Charles Gros viel, naast de warmte van dat lage register, de even directe als delicate voordracht op: Zonder omhaal, maar ook zonder dramatische overdrijving” (Nieuwsblad van het Noorden; 9-4-1975)

1976

Haar debuut in Wenen gaf Grethe de Vink op 23 januari 1976 met een uitvoering van ‘Der neue Orpheus’ van Kurt Weill. Het was een studioconcert met publiek, waarvan een radio-opname werd gemaakt. Het symfonie-orkest, dat haar daarbij begeleidde, werd gedirigeerd door Zsolt Déaky (Nieuwsblad van het Noorden; 26-1-1976).

Op 9 april 1976 zong Grethe de Vink de sopraanpartij in ‘Ein deutsches Requiem’ van Brahms naast John Bröcheler in de Orangerie van Roermond. Het Limburgs Symphonie Orkest stond onder leiding van Jan Hupperts (Limburgsch Dagblad; 1-4-1976).

Op 13 april 1976 zong Grethe de Vink de sopraanpartij in de ‘Matthäus-Passion’ in de Marturiakerk te Assen bij de Chr. Oratorium Vereniging Assen. Overige solisten waren onder anderen Simon van de Geest en Marco Bakker en het Noordelijk Philharmonisch Orkest stond onder leiding van dirigent Wim Stoppelenburg (Trouw; 1-4-1976).

Grethe de Vink werkte in de herfst van 1976 mee aan drie concerten van het Groninger Kamermuziekgezelschap. Op 31 oktober 1976 zong zij er in de kleine zaal van de Ooosterpoort in ‘Auf dem Strom’ van Franz Schubert voor sopraan, hoorn en piano, ‘Come raggio di sol’ van Alphons Diepenbrock voor sopraan en blaaskwintet en ‘Wandersprüche’ van Othmar Schoeck voor sopraan, klarinet, hoorn, piano en slagwerk:

“Grethe de Vink buitte de mogelijkheden van deze „terugblik” – door de ogen van de 20-ste eeuw op de vroege romantiek van Eichendorff – ook in voordracht goed uit” (Nieuwsblad van het Noorden; 1-11-1976).

Tijdens het tweede concert van het Groninger Kamermuziekgezelschap op zondag 14 november zong zij in de Oosterpoort in de ‘Zeven Romances op gedichten van Alexander Blok, op. 127’ voor sopraan, viool, cello en piano van Dimitri Sjostakowitsj, die de componist in 1967 had geschreven in het kader van de vijftigste verjaardag van de Russische oktober-revolutie:

“Grethe de Vink zong even mooi als expressief” (Nieuwsblad van het Noorden; 15-11-1976)

Op 28 november 1976 gaf het Groninger Kamermuziekgezelschap zijn derde en laatste concert in de serie. Grethe de Vink zong hier ‘Le Jeune Pâtre Breton, op.13’ voor sopraan, piano en hoorn van Hector Berlioz, ‘Chant Breton, op. 31’ voor sopraan, hobo en piano van Edouard Lalo, ‘Serenade’ voor sopraan, viool en piano van Charles Gounod en ‘L’Invitation au Voyage’ voor sopraan, fagot en piano van Emmanuel Chabrier:

“Lieflijke liederen, net iets anders dan anders door toevoeging van een extra instrument, werden met goed gedoseerde argeloosheid door Grethe de Vink gezongen” (Nieuwsblad van het Noorden; 29-11-1976)