januari 2018

 

De jaren tussen 1938 en 1945 vormen een donker hoofdstuk in de geschiedenis van de Wiener Staatsoper en hebben nog altijd niet genoeg aandacht gehad van muziekwetenschappers. Deze pijnlijke tijd van de Wiener Staatsoper wordt in een in drie delen voorziene uitgave behandeld door Manfred Stoy.

Manfred Stoy (1942) groeide op in Wenen, was tussen 1952 en 1954 lid van de Wiener Sängerknaben, studeerde filosofie en werkte als bibliothecaris en universitair docent. Hij bestudeerde een groot aantal tot nu toe onbekende documenten aangaande de Wiener Staatsoper tussen 1938 en 1945. Zo kreeg hij toegang tot diverse archieven en bibliotheken van Oostenrijk en dossiers en administratie van de Wiener Staatsoper. Het eerste deel van zijn bevindingen heeft Stoy nu gepubliceerd in ‘Die Wiener Staatsoper 1938-1945; Band I’.

Stoy beschrijft in dit eerste deel de kroniek van de Wiener Staatsoper tussen 1 januari en 31 augustus 1938. Hij presenteert het bestuur, de administratie, het ondersteunend personeel en de kunstenaars in het kader van de politieke gebeurtenissen. Deze politieke invloed op het operabedrijf wordt voornamelijk geschetst aan de hand van de beslissingen van directeur Erwin Kerber. Onder diens verantwoordelijkheid werden eigenmachtig medewerkers buiten dienst gesteld, zonder rechtsgeldig fundament of overeenkomstig officiële opdracht.

De uitsluiting van Joodse leden van de Staatsoper werd schijnbaar ordelijk gemaakt. Een groot deel van het onderzoek van Stoy betreft deze leden van de Staatsoper, die na de Anschluss van 14 maart 1938 vanwege de “Nürnberger Rassegesetze” werden ontslagen. Twaalf orkestleden, twaalf koorleden en diverse solisten, dirigenten, regisseurs en andere betrokkenen moesten de Staatsoper verlaten. Hun werkzaamheden voor en na de Anschluss komen in het boek uitgebreid aan bod.

Verder wordt een overzicht gegeven over de inzet van de geëngageerde kunstenaars en de voorstellingen rondom de Anschluss. Ondanks de aderlating door het wegvallen van Joodse kunstenaars zorgde de Staatsoper ook na de Anschluss voor een stabiel ensemble dat garant stond voor een hoog niveau.

Het eerste probleem dat zich in ‘Die Wiener Staatsoper 1938-1945; Band I’ aanbiedt, is dat er geen goede richting wordt gegeven aan de enorme hoeveelheid informatie. Het perspectief van de zeer vele details raakt meer dan eens zoek. Zo wordt de hoogte van de pensioenen en schadeloosstellingen van de personen dikwijls uitgebreid genoteerd, maar is zij niet altijd even relevant of interessant. Deze gegevens waren wellicht overzichtelijker geweest in een tabel, overzichtslijst of verwijzing.

Het tweede probleem van het boek wordt gevormd door het feit dat Stoy geen afstand houdt tot de materie. In de eerste plaats uit zich dit in het aangeven van eigen ondervindingen. Zo schrijft Stoy meer dan eens “ich erinnere mich noch…”. Met betrekking tot de beoordeling van het gedrag van de mensen onder dictatoriale omstandigheden vindt Stoy – die zelf in de DDR woonde – dat “iedere historicus die zich met dictaturen bezighoudt, dit dient te hebben ervaren alvorens te oordelen”. Daarnaast zijn de filosofische hoofdstukken “dictatuur en mens” en “dictatuur en kunstenaar” overbodige, persoonlijke intermezzi.

In de tweede plaats maakt Stoy een aantal pijnlijke relativeringen. Van de Wiener Philharmoniker behoorden 26 leden vóór 1938 tot de NSDAP, maar dit feit schijnt volgens de auteur “geen uitwerking gehad te hebben op het muziekbedrijf”. Directeur Kerber ondertekende met “Heil Hitler”, maar dit zegt volgens Stoy niets. Namelijk “zulke groetvoorbeelden bestonden ook in het voormalige Oostblok, zonder dat dat als marxistisch-leninistisch kon worden bestempeld”. Verder had voor de schrijver de aderlating bij de zangers van de Wiener Staatsoper als uitwerking dat er een opkomst van jonge kunstenaars was, waardoor het operabedrijf ononderbroken kon doorgaan. Ook dient men volgens Stoy zich te realiseren dat de in die tijd werkende kunstenaars de door de dictatuur onderdrukte mensen hielpen om de alledaagse belasting te vergeten. Zulke toevoegingen zijn onnodige temperingen en vergoelijkingen, die het feitelijke beeld vertroebelen.

Op sommige plaatsen klinkt het boek onvolledig. Zo werd Luise Helletsgruber “beurlaubt”, maar een reden hiervoor wordt nergens gegeven. De biografie van de danser Richard Pretzelmeier vermeldt dat hij in 1940 is vermoord in Hartheim. Hartheim was een euthanasiecentrum bij Linz en Pretzelmeier had angstpsychosen, maar verdere details hieromtrent geeft de auteur helaas niet. Het boek bevat fraaie foto’s van de kunstenaars vaak met handtekening, maar vreemd genoeg geen foto van hoofdrolspeler Erwin Kerber. Stoy schrijft in het hoofdstuk over audities overigens niets over de Nederlandse heldentenor Gustaaf de Loor, die na de Anschluss volgens het Weense dagblad ‘Das deutsche Echo’ aan de slag probeerde te komen bij de Wiener Staatsoper (Algemeen Handelsblad; 11-7-1938).

Stoy toont zich daarentegen een uitstekende operakenner. Er is slechts een aantal foutjes. Zo noemt hij Herbert Janssen Joods, maar dat was hij niet, is Riccardo/Gustavo in ‘Un Ballo in Maschera’ geen hertog, maar een graaf en gouverneur/koning en zong Jarmila Novotná niet vanaf 1957 in de Met, maar al vanaf 1940. Verder is er maar een klein aantal typefoutjes, zoals Riccardo Stracciani en Risé Stevens. Bovendien wordt dirigent Hugo Balzer abusievelijk als de vertolker van Tristan naast de Isolde van Erna Schlüter genoemd.

Argelozer is het beeld dat Stoy geeft over de sopraan Lotte Lehmann. Volgens hem zou zij hebben afgezien van een door Göring voorgestelde titel en loonsverhoging en piekerde zij er niet over om genegenheidsaanschrijvingen richting Göring te maken. Stoy is waarschijnlijk niet bekend met het boek ‘Never Sang For Hitler’ van Michael Kater.

Dit eerste deel van ‘Die Wiener Staatsoper 1938-1945’ biedt niettemin voor muziekwetenschappers een bron aan bijzonderheden, die hier voor het eerst wordt aangeboden. Al deze informatie zal gebruikt kunnen worden voor verdere analyse, interpretatie en onderzoek.

Der Apfel Verlag, Wenen
2017, €50.00
ISBN: 978-3-85450-351-4
410 blz, Hardcover