14-12-2017

De Duitse alt Gisela Litz werd op 14 december 1922 geboren.

Gisela Litz studeerde zang in Hamburg en debuteerde in 1946 in het Staatstheater van Wiesbaden. In 1952 ging zij naar de Staatsoper van Hamburg, waar zij tot 1967 een succesvolle carrière beleefde. Daar werkte zij mee aan wereldpremières van ‘Die Heirat’ van Martinů op 13 maart 1954 en ‘Der grüne Kakadu’ van Mohaupt in 1958. Met het gezelschap van de Hamburger Staatsoper gasteerde zij tijdens het Edinburgh Festival als Magdalene in ‘Die Meistersinger von Nürnberg’ en de 3. Knabe in ‘Die Zauberflöte’ in 1952 en als Bostana in ‘Der Barbier von Bagdad van Cornelius en de Moeder in ‘Mavra’ van Stravinsky in 1956.

Tijdens de Bayreuther Festspiele debuteerde Gisela Litz in 1953 als 2. Knappe en 6. Blumenmädchen in ‘Parsifal’, Floßhilde in ‘Das Rheingold, Siegrune in ‘Die Walküre’ en Floßhilde in ‘Götterdämmerung’. In 1954 was zij met alle vijf rollen terug in Bayreuth.

Op 26 november 1960 gaf Gisela Litz haar enige optreden in de Wiener Staatsoper met Octavian in ‘Der Rosenkavalier’. Haar enige rol in het Teatro alla Scala van Milaan was Gräfin Geschwitz in ‘Lulu’ van Berg, waarmee zij er op 11 februari 1963 debuteerde in een gastoptreden van het ensemble van Hamburg en die zij daar vier maal zong.

Gastoptredens brachten haar naar het festival van Aix-en-Provence (in 1952 als Cherubino in ‘Le Nozze di Figaro’), de Staatsoper München (1959-1962), de Koninklijke Opera van Kopenhagen (1960), het Teatro Verdi van Triëst (1962 als Octavian), het Teatro dell’Opera van Rome (1962 als Komponist in ‘Ariadne auf Naxos’), het Teatro Colón van Buenos Aires (1965 als Gräfin Geschwitz in de Zuid-Amerikaanse première van ‘Lulu’), het Teatro San Carlos van Lissabon (1964 als Octavian) en de Munt Opera van Brussel (1962 met de Staatsoper Hamburg als Gräfin Geschwitz en als Margret in ‘Wozzeck’ van Berg).

Andere rollen van haar repertoire waren Achilles in ‘Deidamia’ van Händel, Dorabella in ‘Così Fan Tutte’, Clairon in ‘Capriccio’ van R. Strauss, Olga in ‘Jevgeni Onjegin’ en Begbick in ‘Aufstieg und Fall der Stadt Mahagonny’ van Weill.

Gisela Litz was vanaf 1969 docente aan de Musikhochschule van Hamburg.

Haar stem is vastgelegd op opnamen door labels als Urania (‘Aufstieg und Fall der Stadt Mahagonny’), Melodram (‘Capriccio’), Electrola (Hänsel in ‘Hänsel und Gretel’, Cherubino in ‘Le Nozze di Figaro’, ‘Der Waffenschmied’ en ‘Die Opernprobe’ van Lortzing, ‘Die lustigen Weiber von Windsor’ van Nicolai en ‘Boccaccio’ van Von Suppé), Ariola-Eurodisc (‘Jevgeni Onjegin’, 1952), Philips (hoogtepunten ‘Carmen’) en DGG (Hänsel in ‘Hänsel und Gretel’).

Kijk op YouTube