**
© DNO
Amsterdam, 12 oktober 2017

Travestieshow ‘Eliogabalo’ in homoclub DNO

MUZIKAAL

1. Is men trouw aan de muziek of zijn er veranderingen? ***

– De opera ‘Eliogabalo’ (1667) van Francesco Cavalli (1602-1676) opende het seizoen 2016/2017 van de Opéra de Paris in het Palais Garnier. Deze co-productie wordt nu een jaar later door De Nationale Opera (DNO) uitgevoerd in het Muziektheater. ‘Eliogabalo’ werd ruim drie eeuwen niet gespeeld, totdat de opera werd opgevoerd in 1999 in Cavalli’s geboorteplaats Crema, in 2004 in De Munt Brussel, in 2007 tijdens het Aspen Music Festival, in 2009 bij de Grange Park Opera in Northington, in 2011 in Dortmund, in 2013 bij de Gotham Chamber Opera in een Manhattan nachtclub en in 2016 in Le Grand Théâtre de Calais. En ook DNO loopt nu achter deze hype aan.

2. Zijn de zangers rollendekkend? **

– De titelrol wordt gezongen door de Argentijnse countertenor Franco Fagioli. Met je ogen dicht hoor je het zusje van Celicia Bartoli. Zijn trillers en heftige, dynamische amplituden zijn uitstekend, maar de afgelopen jaren is er steeds meer een Knödel in zijn stem gekropen, is de toon niet meer ontspannen en is hij onverstaanbaar geworden. Hij produceert een gekunsteld geluid en het is vermoeiend om een hele avond naar hem te luisteren. De overige stemmen zijn voldoende voor het barokrepertoire.

3. Is de dirigent betrokken bij het podium? **

– Cappella Mediterranea onder leiding van Cavalli-specialist Leonardo García Alarcón speelt eenvormig en kleurloos. In deze tijd mag men meer verfijning verwachten in het barokrepertoire.

4. Vormen de (koor- en) orkestleden onderling en samen een eenheid? **

– De leden van het Koor van DNO klinken nog onwennig in dit keurslijf.

DRAMATURGISCH

5. Komt de enscenering overeen met het libretto? ***

– Thomas Jolly (Rouen, 1982) maakt met ‘Eliogabalo’ zijn operadebuut. Hij benadrukt in de enscenering de seks- en gendercontroverse rondom de Romeinse keizer Heliogabalus. Jolly volgt het libretto en kleedt het verhaal slechts aan met kostuums en belichting.

6. Wordt er een verhaal verteld? **

– Jolly verheldert het verhaal helaas niet met een goede personenregie. Zij is beperkt tot poseren – nu eens nichterig, dan weer stoer – en op en neer lopen over trappen.

7. Hoe is de esthetiek en functionaliteit van de vormgeving? *

– Jolly situeert ‘Eliogabalo’ in een travestieshow van een Romeinse homoclub. Het smakeloze decor met bouwdozen is donker en kil. De kostuums zijn stijf en eenkleurig en keizer Eliogabalo heeft af en toe meer weg van een hoerenmadam of het vrijheidsbeeld. De belichting is sfeerloos en een wirwar van schijnwerpers – die zo nu en dan nutteloos in de zaal schijnen – zouden in de Arena niet hebben misstaan. Spectaculair evenwel is het poedelen van Eliogabalo in een bad met goud in de derde akte.

8. Hoe is de integratie regie-muziek? **

– Jolly ageert niet tegen de muziek, maar hij maakt scenisch geen onderscheid in de verschillende muzikale onderdelen. Kortom, Thomas Jolly is geen operaregisseur.

ALGEMEEN

9. Is de productie artistiek innovatief? **

– De enscenering bezit het kitsch-gehalte dat men nog zag in de jaren tachtig.

10. Is de productie onderscheidend of spraakmakend? **

– De opvoering is niet opwindend en de vier uren worden beleefd als langdurig. De voorstelling was misschien in de intiemere ambiance van de Stadsschouwburg van Amsterdam beter tot haar recht gekomen dan in het Muziektheater.

11. Is er Nederlandse betrokkenheid bij de productie (zangers, regisseur, ontwerpers, dirigent)? *

– De Nederlandse betrokkenheid bij deze productie is nul.

12. Hoe is het bezoekersaantal in verhouding tot de zaalcapaciteit? ***

– De première van ‘Eliogabalo’ was niet uitverkocht en na de tweede pauze waren veel bezoekers vertrokken. ‘Eliogabalo’ mag dan ook na deze productie weer terug in de kast voor de komende 300 jaren.