***** De Nederlandse bas Robert Holl won in 1971 de eerste prijs op het Internationaal Vocalisten Concours te ’s-Hertogenbosch en een jaar later de eerste prijs op het ARD-Wettbewerb in München. In München werd hij tussen 1973 en 1975 geëngageerd door de Bayerische Staatsoper en studeerde hij ondertussen het liedrepertoire bij Hans Hotter. Hotter introduceerde de Nederlandse bas aan de platenproducent Jürgen Schmidt van Preiser Records in Wenen en daar maakte Holl zijn eerste plaatopnamen. Op de nieuwe dubbel-CD ‘Ein Leben für das Lied’ zijn opnamen van Robert Holl van het label Preiser bijeengebracht. De eerste CD is in zijn geheel gewijd aan liederen van Franz Schubert. Schubert stond van alle componisten het dichtst bij de Nederlandse bas. De CD opent met een bezielde vertolking van “An die Musik” met pianist David Lutz. Op tekst van Schuberts huisgenoot Johann Mayrhofer zingt Holl tevens “Geheimnis”, “Auf der Donau” en “Memnon’ vol leed en verlangen begeleid door pianist Oleg Maisenberg. In die tijd componeerde Scubert ook de drie liederen op Sonetten van Francesco Petrarca, die het centrale deel van de CD vormen. Uit dezelfde tijd stamt eveneens het lied “Nachthymne” op tekst van Novalis, dat de eerste CD besluit. Holl bewerkstelligt met toewijding en zorgvuldigheid een fraaie symbiose tussen klank en tekst en bezigt prachtige mezza voces. Een logisch vervolg van zijn werk als zanger is voor Robert Holl het componeren geweest. De tweede CD bevat 14 eigen composities en vier bewerkingen van volksliederen. De teksten van Holls composities zijn – net als bij Schubert – van Duitse romantici. In de cyclus ‘Frühlingsreise ohne Sonne’ bevinden zich tussen de vijf liederen twee tussenspelen, die het voorgaande lied overdenken. Vanwege deze tussenspelen ontstaat een boog. Rudolf Jansen is hier de toegewijde begeleider op piano, die spreekt wanneer de stem zwijgt. ‘Nachtgesänge I-III’ op teksten van Georg Takl is niet minder bedrukkend, hier opnieuw begeleid door Oleg Maisenberg. In ‘Versunken’ worden de twee liederen ieder voorafgegaan door een pianosolo van anderhalf tot twee minuten, gespeeld door Rudolf Jansen. De liederen schilderen op teksten van Theodor Storm een melancholische en nostalgische atmosfeer, zoals eigenlijk alle liederen op deze uitgave. Ook de besluitende ‘Lieder aus der Wachau’ – volksliederen uit de huidige woonplaats van Holl – vormen hierop geen uitzondering. Holl schreef voor deze zangstukken zelf de pianobegeleiding, hier gespeeld door Midori Ortner. In de composities van Holl komt naast Schubert ook Pfitzner om de hoek kijken. Het CD-boekje bevat helaas niet de data van de opnamen, maar wel interessante essay’s van Clemens Höslinger en Robert Holl zelf, die – net als de liedteksten – alleen in het Duits zonder vertaling zijn afgedrukt.
Preiser Records PR90832 (2CDs)
***** Het talent van Luigi Boccherini (1743-1805) werd na zijn dood overschaduwd door dat van Mozart en Haydn en in de 19e eeuw had de Italiaanse componist zelfs de bijnaam “Haydns echtgenoot”. In de laat 20ste eeuw echter kregen zijn werken weer erkenning in de concertzaal, op CD en in publicaties. Zijn vocale oeuvre is niet enorm, maar bezit allure en grandeur. Voor de CD ‘Arie Da Concerto’ nam de Belgische sopraan Amaryllis Dieltiens met het ensemble Capriola Di Gioia onder leiding van Bart Naessens – tevens echtgenoot van Dieltiens – van 11 tot en met 13 oktober 2016 in het Concertgebouw Brugge zeven concertaria’s van Boccherini op. Boccherini componeerde zijn twaalf concertaria’s tussen 1786 en 1797 en het is onbekend waarvoor zij werden geschreven. Alle aria’s zijn gecomponeerd op teksten van Pietro Metastasio – de beroemdste librettist van de tweede helft van de 18e eeuw – die bekend stond om zijn grondige analyse van de innerlijke strijd van histologische en mythologische helden en heldinnen. De CD opent met de contrastrijke aria “Caro padre” uit het libretto voor ‘Ezio’. Dieltiens vertolkt met lyrische frasering de tweestrijd van Fulvia tussen genegenheid en verbolgenheid en Naessens geeft hieraan dynamische tegenstellingen en sterke nuances. Vervolgens “Care luci, che regnate” uit het libretto van ‘Issipile’, waarin Giasone zijn bedroefde geliefde Issipile troost. De lyrische aria met haar zachte kleuren wordt onderbroken door een levendiger middendeel. In “Se non ti moro” uit ‘Adriano in Siria’ zingt Dieltiens met droeve toon het vaarwel van prins Franaspe aan zijn geliefde Almirena. Vervolgens keert Fulvia terug met “Ah! non son io che parlo”. Het recitatief introduceert de aria met wisselende emoties. Fulvia heeft haar wanhoop en uitzichtloosheid niet meer in bedwang, zich uitend in onstuimig vertoon en ontstemde exclamaties. De treurige aria “Deh respirar lasciatemi” uit ‘Artaserse’ wordt slechts begeleid door strijkers. Hierin overpeinst de titelheld de dood van zijn broer, nadat hij hem liet executeren vanwege diens onheuse verdachtmakingen over de moord op hun vader. In “Tu di saper” uit ‘L’Olimpiade’ bezingt Dieltiens met virtuositeit de liefde, het geluk en de hoop die Aristeia beschijft. De CD besluit met “Se d’un amor tiranno” die niet behoort tot de twaalf concertaria’s, maar een soort duet is tussen sopraan en cello. Op tekst van Artaserses zuster Mandane, die wankelt tussen hunkering naar liefde en verontwaardiging vanwege politieke verwikkelingen, gaan celliste Catherine Jones en Amaryllis Dieltiens de strijd aan in virtuositeit. Boccherini laat zijn lievelingsinstrument cello tot in de bovenste regio’s van zijn kunnen zingen. De sopraan van Amaryllis Dieltiens is licht eerlijk en sierlijk en bezit een hartelijk timbre, kern en flexibiliteit. Het ensemble Capriola Di Gioia tilt de sopraan op en Bart Naessens is attent voor Boccherini’s aandacht voor dynamische details. De teksten van de aria’s krijgen in het CD-boekje geen vertaling.
Evil Penguin Records Classic PRC 0023 (1CD)
***** De Duitse componist Robert Franz (1815-1892) trad in 1843 in de openbaarheid met zijn ‘Zwölf Gesängen für eine Singstimme mit Klavierbegleitung’ opus 1. Uiteindelijk zou hij 279 liederen componeren. Hiervan namen de Ierse tenor Robin Tritschler en de Britse pianist Graham Johnson in februari en december 2015 in de All Saints Church van East Finchley bij Londen 47 liederen op voor de CD ‘Songs by Robert Franz’. Deze liederen zijn gegroepeerd per tekstdichter, waardoor elf secties ontstonden. De CD opent met vijf van de acht liederen die Franz componeerde op teksten van Goethe, ook al is ‘Im Sommer’ eigenlijk van Johann Georg Jacobi. Van de vijftien liederen op teksten van Robert Bruns zingt Tritschler “Liebliche Maid!” en “O säh’ ich auf der Haide dort”, één van de vier teksten van Burns die Franz voor zijn opus 1 gebruikte. Johann Ludwig Tieck in vooral bekend vanwege ‘Die schöne Magelone’ van Brahms en het slaaplied “Slummerlied” van Franz is één van diens langste liederen. Tritschler zingt drie van de 13 liederen van Franz op teksten van Joseph von Eichendorff, de auteur van ‘Liederkreis’ van Schumann. Het hart van de CD wordt echter gevormd door de negen liederen op teksten van Heinrich Heine, die Schumann ook voor zijn ‘Dichterliebe’ gebruikte. De negen liederen zijn in de volgorde van Schumanns cyclus geplaatst, waardoor de luisteraar met bekende teksten op een onbekende toonzetting wordt verrast. Daarna volgen nog liederen op teksten van Lenau, Mörike, Körner, Geibel, Osterwald en Schröer. De liederen van Robert Franz zijn miniatuurtjes, want de meesten duren niet langer dan twee minuten. Ze zijn toegankelijk, onderhoudend, oprecht en diepgevoeld. Ze zijn zing- en speelbaar en bezitten een volksliedachtige zuinigheid. Geen noot is teveel. Het timbre van Robin Tritschler is aangenaam, zijn dictie voortreffelijk en zijn voordracht openhartig. In het zeer verzorgde CD-boekje geeft Graham Johnson bij iedere tekstdichter en ieder lied een uitleg en dat nodigt uit tot luisteren. Een belangrijke bijdrage aan de discografie van Robert Franz.
Hyperion CDA68128 (1CD)
***** De Franse dirigente Laurence Equilbey richtte in 2012 het Insula orchestra op en met dit ensemble maakt zij haar CD-debuut voor het label Erato. Samen met koor accentus namen zij op 15 en 16 september 2016 in de Cathédrale Notre-Dame van de Noord-Franse stad Saint-Omer de ‘Krönungsmesse’ en de ‘Vesperae Solennes de Confessore’ van W.A. Mozart (1756-1791) op. De ‘Mis in C-groot’ werd door Mozart in maart 1779 gecomponeerd in opdracht van de aartsbisschop van Salzburg. Deze stelde dwingende voorwaarden: de mis mocht niet langer duren dan drie kwartier en moest ingetogen, sober en functioneel zijn. Maar Mozart zou Mozart niet zijn als hij zich hieraan volledig zou onderwerpen. De première was waarschijnlijk tijdens Pasen 1779 in de Salzburger Dom. Het werk werd tevens gespeeld tijdens de kroning van Leopold II in 1791 in Praag en van diens opvolger François II in 1792 in Buda, waardoor het sindsdien ‘Krönungsmesse’ werd genoemd. Equilbey geeft met het Insula orchestra op periodische instrumenten een delicate en bezielde interpretatie. Zij vermijdt de pulserende klankvoordracht van Nikolaus Harnoncourt. en benadert de gematigde en kleurrijke lezing van Christopher Hogwood. Luister naar de spanning in het “Gloria”, de bovenaards mysterieuze accenten in het “Credo”, de tederheid van het “Benedictus” – waar ‘Così Fan Tutte’ om de hoek komt kijken – en de sereniteit van het “Agnus Dei” voor sopraan en hobo (met een vooruitblik naar het “Dovo sono” van de Gravin in ‘Le Nozze di Figaro’). De solisten contrasteren als kwartet goed met de kracht van het accentus koor. Een ander werk voor de aartsbisschop van Salzburg was ‘Vesperae Solennes de Confessore’, dat Mozart in 1780 componeerde. Voel het lijden in “Dixit Dominus” en luister naar het sombere “Laudate pueri” en het pastorale “Laudate Dominum”. De lezing van Equilbey is strak, gedetailleerd, energiek en levendig. De dynamische verhoudingen en tempi zijn beheerst en de fraseringen zijn zorgvuldig afgewerkt. Zij laat de muziek zowel fonkelen en schitteren, als ook reflecteren en biedt spiritualiteit, maar bovendien sensualiteit en smetteloze pracht. Solisten, koor en orkest verlenen de muziek een opzienbarende instrumentale en vocale luister. De solisten Franse sopraan Sandrine Piau, de Kroatische mezzo Renata Pokupić, de Duitse tenor Benjamin Bruns en de Duitse bas-bariton Andreas Wolf plooien zich – evenals het koor en orkest – buigzaam naar de interpretatie van Equilbey. Het CD-boekje bevat een musicologisch summier essay en de gezongen teksten. Vreemd genoeg is het boekje los gevoegd bij de cassette en niet ingeplakt of anders vastgemaakt aan de uitgave.
Erato 0190295872533 (1CD)
**** De componist Gordon Getty (1933) staat nummer 212 op de lijst van rijkste Amerikanen dankzij de erfenis van zijn vader, de oliemagnaat J. Paul Getty. Zelf studeerde Gordon Getty muziek aan het Conservatory of Music van San Francisco en componeerde hij inmiddels drie opera’s. Zijn concertopera ‘Plump Jack’ beleefde op 26 juni 1987 zijn première in San Francisco – en werd daarna gespeeld in Los Angeles, Londen en München – en de eenakter ‘Usher House’ zag het levenslicht op 13 juni 2014 bij de Welsh National Opera. Beide opera’s verschenen inmiddels bij het label Pentatone op CD, evenals instrumentaal werk van Getty onder leiding van Sir Neville Mariner. Getty’s derde opera ‘The Canterville Ghost’ ging op 9 mei 2015 in wereldpremière bij de Oper Leipzig en zal in 2018 in een tweeluik met ‘Usher House’ worden gepresenteerd door de L.A. Opera. Een live-opname van de wereldpremière van ‘The Canterville Ghost’ is nu op CD verschenen. ‘The Canterville Ghost’ is een eenakter van net een uur lang en is gebaseerd op het gelijknamige boek van Oscar Wilde uit 1887. Het verhaal gaat over de geest Sir Simon, die de familie Otis als nieuwe bewoners van Canterville Chase wil laten gruwelen, maar daarin niet echt slaagt. Uitsluitend de onschuldige geest van de dochter Virginia Otis kan ervoor zorgen dat hij uiteindelijk mag sterven. Het muzikale idioom van Getty is toegankelijk en economisch. Het is een soort geromantiseerd parlando overgoten met declamatie en melodische fragmenten. Er is geen grote, thematische ontwikkeling of dramatische intensivering. Getty borduurt de tekst van Wilde met veilige muziekeffecten, maar vermijdt het gevoel van herkenning en de muziek doet nergens nieuw aan. Uiteindelijk heeft de opera ‘The Canterville Ghost’ hetzelfde effect als de geest van Sir Simon: er is nergens verbazing of verontrusting. De zangers portretteren de personages prima. De geest Sir Simon wordt vertolkt door bas Matthew Treviño, de bariton Jonathan Michie is de nieuwe eigenaar Hiram Otis, zijn dochter Virginia wordt gezongen door de lyrische sopraan Alexandra Hutton, zijn vrouw Mrs. Otis is de mezzosopraan Jean Broekhuizen, Sir Simons nazaat Canterville is de bariton Anooshah Golesorkhi en tenor Timothy Oliver vertolkt de rol van Virginia’s geliefde Cheshire. Dirigent Matthias Foremny bejegent met het Gewandhausorchester Getty’s opera met fijngevoeligheid, genegenheid en aandacht.
Pentatone PTC 5186 541 (1CD)
**** De Engelse componist Howard Skempton (1947) kreeg in 1991 bekendheid met zijn compositie voor orkest ‘Lento’, dat ook tijdens de BBC Proms werd opgevoerd. Op 4 december 2015 beleefde Skemptons compositie ‘The Rime of the Ancient Mariner’ zijn wereldpremière in Birmingham in een uitvoering van bariton Roderick Williams en de Birmingham Contemporary Music Group (BCMG). Williams en BCMG namen het werk op 25 november 2016 voor het label NMC in de All Saints Church van de Londense wijk Tooting voor CD op. ‘The Rime of the Ancient Mariner’ is gebaseerd op een gedicht van Samuel Taylor Coleridge uit 1800. Het gedicht wordt gezien als een uiting van Coleridges onbehagen over het orthodoxe christendom. De ballade gaat over de oude zeeman die op zee zonder duidelijke reden een albatros neerschiet, door de bemanning wordt gestraft, als enige niet omkomt van de dorst, in de thuishaven absolutie krijgt van een heremiet en vanaf dan rusteloos rond de wereld zwerft om aan iedereen zijn verhaal te vertellen. De compositie van Skempton bestaat uit zeven delen. De ballade-achtige strofes worden geleidelijk versierd en veranderd met een variëteit aan bijzondere klankeffecten en ritmische verschuivingen. De bariton wordt steeds begeleid door één of twee instrumenten uit het zevenkoppige ensemble van pianokwintet met hoorn en contrabas. De instrumentatie is zuinig en er zijn niet al te veel stemmen boven elkaar. Skempton componeert in een muziekstijl die te vergelijken is met de naïeve schilderkunst en zijn idioom grenst aan het minimalisme. Het is melodieus en ontdaan van allerlei versieringen. De CD werd aangevuld met Skemptons compositie ‘Only Sounds Remains’ voor altviool solo en instrumentaal ensemble, die twee dagen na de opname van ‘The Rime of the Ancient Mariner’ werd gemaakt door BCMG in het CBSO Centre van Birmingham. De muziek is – net als in ‘The Rime of the Ancient Mariner’ – ontwapenend en soms verrassend met plechtige en kelige klanken van de altviolist Christopher Yates en strijkers ingebed in gitaar, harp, hout- en koperblazers en percussie. De BCMG bewijst zich als een uitstekende vertegenwoordiger voor de composities van Howard Skempton.
NMC Records D234 (1CD)