***** CD van de MaandDirigent Fritz Busch werd op 7 maart 1933 voor het begin van een opvoering van ‘Rigoletto’ in Dresden door SA-mannen van het podium gebruld vanwege zijn oppositie tegen de nazi-regering en moest zijn functie van Generalmusikdirektor aan de Semperoper opgeven. Een jaar later werd hij muzikaal directeur van het Glyndebourne Festival en bleef daar totdat de Tweede Wereldoorlog uitbrak. In Glyndebourne had Busch eveneens de muzikale leiding over de eerste opnamen van de integrale Mozart-Da Ponte opera’s in de mobiele studio van His Master’s Voice in het Glyndebourne Theatre. EMI bracht de opnamen van ‘Don Giovanni’ en Così Fan Tutte’ al uit op CD, maar ‘Le Nozze di Figaro’ werd slechts door Naxos uitgegeven. Warner Classics heeft nu de complete opnamen van de Mozart-Da Ponte opera’s van Busch uitgebracht op een box met negen CDs ‘Mozart; Fritz Busch at Glyndebourne’. CD1 en CD2 bevatten de opname van ‘Le Nozze di Figaro’. De eerste uitvoering van ‘Le Nozze di Figaro’ in Gyndebourne was op 28 mei 1934 en de bezetting van die openingsproductie stond op 6 juni 1934 en 24 en 28 juni 1935 voor de microfoon. Warner Classics vermeldt de namen van Morgan Jones als Curzio en Fergus Dunlop als Antonio, die op de CD-uitgave van Naxos uit 2002 niet genoemd werden. De secco recitatieven zijn geschrapt en tevens ontbreken het koor “Giovani lieti” van de eerste akte en de aria’s van Barbarina, Marcellina en Basilio van de vierde akte. Voor de bespreking van de opname zie de discografie van ‘Le Nozze di Figaro’. ‘Così Fan Tutte’ was op 30 mei 1934 voor het eerst in Glyndebourne gespeeld. Deze opera werd tussen 25 en 28 juni 1935 opgenomen en is te beluisteren op CD3 en CD4. De begeleiding van de recitatieven is nog niet met klavecimbel, maar met piano. Behalve de gebruikelijke coupures – zoals het duet “Al fato da legge” van Ferrando en Guglielmo in de eerste akte en de aria “Ah, lo veggio” van Ferrando in de tweede akte – zijn uit de tweede akte ook nog diens cavatina “Tradito, schernito” en Dorabella’s “E’amore un ladroncello” geschrapt. Voor de bespreking van de opname zie de discografie van ‘Così Fan Tutte’. CD 5, CD6 en CD7 bevatten de opname van ‘Don Giovanni’. Met deze opera werd op 29 mei 1936 het derde seizoen van Glyndebourne geopend en aan het einde van het seizoen nam men ‘Don Giovanni’ tussen 29 juni en 5 juli 1936 in Gyndebourne zonder coupures voor de plaat op. De begeleiding van de recitatieven is ook hier met piano. Luister bovendien naar de windeffecten in de finale II bij de opkomst van Il Commendatore! Voor de bespreking van de opname zie de discografie van ‘Don Giovanni’. Fritz Busch geeft in de opera’s een uitstekende balans tussen het vuur en de ironie en zorgvuldig stemt hij de serieuze en geestige elementen van de handeling op elkaar af. Hij geeft bovendien de muziek van Mozart een buitengewone ongekunsteldheid, ongedwongenheid en luciditeit. Busch keerde in 1950 terug naar Glyndebourne als chefdirigent. Op CD8 staan de opnamen van hoogtepunten uit ‘Così Fan Tutte’, die hij op 12, 14 en 15 juni 1950 te Glyndebourne maakte voor HMV. De Joegoslavische-Weense sopraan Sena Jurinac is geen rotsvaste Fiordiligi – in de Wiener Staatsoper zong zij Dorabella – en de Amerikaanse mezzo Blanche Thebom is een elegante Dorabella. De Weelse tenor Richard Lewis zong hier Ferrando aan het begin van een grote loopbaan. Zijn zoete en toch pittige voordracht maken het des te jammer dat zijn aria’s niet zijn opgenomen. Erich Kunz biedt een geestige en fraai gezongen Guglielmo en Mario Borriello als Alfonso paste prima in het ensemble. De Italiaanse coloratuursopraan Alda Noni zong in 1950 in Glyndebourne de rol van Despina, maar haar twee aria’s zijn hier helaas weggelaten. Wel kan men luisteren naar interessante repetitieopnamen, waar Thebom in “Prenderò” kraakt op “Io già decisi” en Jurinac zelf haar repetitie van “Per pietà” “schweinisch!” noemt! De laatste CD9 bevat hoogtepunten uit ‘Idomeneo’, die Busch op 2 en 3 juli 1951 in de Abbey Road Studio van Londen opnam. De opnamen zijn gefocust op Richard Lewis in de titelrol en Sena Jurinac als Ilia en voor deze opnamen verving Dorothy McNeil Birgit Nilsson als Elettra en Alexander Young Léopold Simoneau als Idamante. Gelukkig is de integrale live-opname van de Glyndebourne ‘Idomeneo’ met Nilsson en Simoneau van 14 juli 1951 bewaard gebleven (label Urania). Als toetje nog een opname van 30 juni 1936 uit de tweede akte van ‘Die Zauberflöte’ met producer en acteur Carl Ebert als Der Sprecher in 26 seconden “Grosser Sarastro!”. Kortom, een absolute must voor elke operaliefhebber!
Warner Classics 0190295801748 (9CDs)

***** Er wordt beweerd dat de Britse componist Donald Swann (1923-1994) gedurende zijn carrière ongeveer 2000 liederen schreef. Die loopbaan begon met liedjes op teksten van Michael Flanders, waarmee Swann tussen 1948 en 1967 overal ter wereld optrad. In januari en april 2015 en januari 2016 namen vier Britse zangers begeleid door pianist Christopher Glynn 46 liederen van Swann in Potton Hall te Suffolk op voor de dubbel-CD ‘Songs by Donald Swann’. De CD opent met ‘A Collection of Songs’ op teksten van John Betjeman met wie Swann na de Tweede Wereldoorlog – nog voor zijn jaren met Flanders – in Oxford bevriend was. Het laatste lied hieruit “A Subaltern’s Love Song” opent met acht gesproken regels en krijgt daarna van Swann een prachtige, bijna erotische melodie à la Rachmaninov. Bariton Roderick Williams zingt het zinderend en toegenegen. Later in zijn leven ontwikkelde Swann een voorkeur voor Victoriaanse dichters. Zo componeerde hij in de laatste drie maanden van zijn leven het contrastrijke ‘Five Colourisations of Emily Dickinson’. Luister naar “I died for beauty” bijna zonder pianobegeleiding. Dame Felicity Lott zingt het op onnavolgbaar schimmige wijze. Na de periode met Flanders onderzocht Swann diverse stijlen. Het jazzy “Stopping by woods” – hier heerlijk zwoel gezongen door de mezzosopraan Kathryn Rudge – is hiervan een fraai voorbeeld. Tenor John Mark Ainsley kruipt onder je huid in “Dark rose of my heart” uit 1948 en besluit CD1 met de geestige dans “The harlot’s house” op tekst van Oscar Wilde. De tweede CD opent met ‘Six Songs to Poems by William Blake’, eveneens uit de laatste drie maanden van Swanns leven. Roderick Williams laat even Britten om de hoek kijken in de tonale miniatuurtjes met uitheemse invloeden. Swanns Russische oorsprong vertaalde zich in het gebruik van Russische teksten. Luister naar opnieuw John Mark Ainsley in de romance “I loved you” uit eind jaren veertig; de eerste helft van het lied op de Russische tekst van Pushkin en de tweede helft in de Engelse vertaling daarvan. Tsjaikovsky had het niet beter kunnen doen! Kathryn Rudge zingt vier liederen met Engelse vertalingen van de Duitse dichters Rilke, Heine en Hesse. En uiteraard mag ook het populaire “The youth of the heart” niet ontbreken, meer ironisch dan melancholisch gezongen door Roderick Williams. De tweede CD besluit met het duet “Bilbo’s last song”, dat Swann later toevoegde aan zijn liederencyclus ‘The Road Goes Ever On’ van Tolkien. Swann kreeg de tekst van de secretaresse van Tolkien bij diens begrafenis. Roderick Williams en Felicity Lott zingen de zwevende melodie van het lied begeleid door bouzouki-achtige tremoli van de piano. Pianist Christopher Glynn begeleidt het repertoire van Swann schitterend met goed oor voor kleur en finesses en hij speelt de technische uitdagingen uitstekend. Glynn schreef tevens een Engelstalig essay – zonder vertaling – in het CD-boekje. Hierin behandelt hij de liederen in chronologische volgorde, maar op de CD wordt deze opeenvolging helaas niet aangehouden. Een heerlijke verzameling verborgen juweeltjes!
Hyperion CDA68172 (2CDs)

**** In november 2016 verscheen op het label Signum Records deel 1 van de ‘The Complete Songs of Fauré’ en nu negen maanden later is deel 2 uitgebracht. De CD bevat 29 liederen van Gabriel Fauré (1845-1924), die tussen 2013 en 2015 door negen verschillende zangers werden opgenomen in de All Saints’ Church in East Finchley bij Londen. Verantwoordelijk voor het project is de Schotse pianist Malcolm Martineau, die voor Signum Records al eerder opnamen maakte van de complete liederen van Poulenc. De Nederlandse bariton Thomas Oliemans is op deze nieuwe Fauré-uitgave in zes liederen te horen. Zijn twee kleine tenorsoli van ‘Shylock’ uit 1889 zijn prachtig. Schitterend ook de ‘Trois Mélodies’ opus 85 uit 1902. Het zijn veeleisende liederen, waarin Oliemans als zanger weinig hulp ontvangt van de moeilijke pianobegeleiding, uitstekend gespeeld door Malcolm Martineau. En Oliemans is in goed gezelschap, omringd door een Amerikaanse, vijf Engelse en twee Schotse zangers. Luister naar de twee schitterende duetten uit opus 10 “Tarentelle” en “Puisqu’ici-bas toute âme” – oorspronkelijk geschreven voor de dochters van Pauline Viardot – hier gezongen door de Schotse sopranen Janis Kelly en Lorna Anderson. Helaas zijn de liederen in volgorde omgedraaid. Lorna Anderson vertolkt één van de meest prachtige liederen van Fauré “Le Secret” werkelijk ontroerend. De Amerikaanse bariton John Crest zingt de vroege liederen “Rêve d’amour” en “Hymne” met hun nog golvende vocale lijnen en duidelijk georganiseerde harmonieën. De Engelse tenor Ben Johnson brengt “Aubade” charmant en de Engelse mezzosopraan Ann Murray is te horen in het interessante “Vocalise”. De Engelse bas-bariton Nigel Cliffe zingt “Bacarolle” met een sonore laagte, maar onduidelijke uitspraak. Met “Le plus doux chemin” keerde Fauré terug naar de eenvoud en suggestie van zijn vroege periode, hier met naïveté gezongen door de Engelse countertenor Iestyn Davies. De Engelse mezzosopraan Sarah Connolly zingt ten slotte de tien bekende liederen van de cyclus ‘La Chanson d’Eve’ uit 1906 met het blijmoedige eerste gedeelte en het afsluitende, lijdende “Crépuscule” en “O mort, poussière d’étoiles”. De liederen zijn op dit tweede deel van de reeks juister op opusnummer gerangschikt dan op het eerste deel, waardoor de ontwikkeling van Fauré beter hoorbaar wordt. Het CD-boekje bevat een uitstekend essay van Roger Nichols over het repertoire plus biografieën van de artiesten en de liedteksten met Engelse vertaling.
Signum Classics SIGCD472 (1CD)

*** De Joodse componist Leo Fall (1873-1925) heeft de Tweede Wereldoorlog niet mee hoeven maken, maar zijn twee jongere broers – ook componisten – Richard en Siegfried werden door de Nazi’s vermoord. Leo Fall had in 1907 met zijn operettes ‘Der fidele Bauer’ en ‘Die Dollarprinzessin’ zijn doorbraak als componist beleefd en werd met latere werken als ‘Die Rose von Stambul’ wereldberoemd. Het CD-label CPO bracht eerder al vier werken van Leo Fall uit op CD – ‘Der fidele Bauer’ (2011), ‘Madame Pompadour’ (2014), ‘Paroli’ (2015) en ‘Die Kaiserin’ (2015) – en deze reeks wordt nu voortgezet met een opname van de eenakter ‘Brüderlein Fein’, die al tussen 12 en 16 maart 2012 werd gemaakt in de Köln Philharmonie. ‘Brüderlein Fein’ is een “Altwiener Singspiel” in vijf scènes van net drie kwartier op tekst van Julius Wilhelm. Fall zou de operette op één zomeravond geschreven hebben. De wereldpremière op 1 december in het Weense cabaret ‘Der Hölle’ was een groot succes en het werk werd er ruim 100 keer opgevoerd. In het middelpunt van het verhaal staat de componist en kapelmeester Joseph Drechsler, die met zijn echtgenote Tony zijn 40ste trouwdag viert. Plotseling komt uit een speeldoosje het lied “Brüderlein fein” uit ‘Bauer als Millionär’ van Ferdinand Raimund, dat Drechsler herinnert aan zijn jeugd als Kapellmeister van het Leopoldstädter Theater. Dan klopt “De Jeugd” aan en schenkt het echtpaar als cadeau één uur van zijn gelukkige jeugd opnieuw te beleven. Nog één maal ervaren Joseph en Tony het slot van hun huwelijksfeest. De drie zangers op de nieuwe opname hebben allen banden met Oostenrijk en dat is bruikbaar voor het Weense dialect in het werk. Hun timbres passen bij de personages op leeftijd en niet altijd is dat even zuiver. De 63-jarige Salzburger tenor Michael Roider zong bij de Wiener Volksoper en Wiener Staatsoper en is hier te horen als de 68-jarige kapelmeester Joseph. Zijn vrouw Tony wordt vertolkt door de Duitse sopraan Anke Krabbe – al vele jaren in lyrische rollen bij de Deutsche Oper am Rhein – wier stem soms glans tekort komt. De Duitse alt Andrea Bönig was in de jaren negentig ensemblelid van de Wiener Staatsoper en rond 2005 van de Wiener Volksoper en zingt hier de huishoudster Gertrud/Der Jugend. De Duitse dirigent Axel Kober is sinds 2009/2010 Generalmusikdirektor van de Deutsche Oper am Rhein en had ook de muzikale leiding van de opname van ‘Paroli’. Hij zet met het energiek spelende WDR Funkhausorchester Köln hier en daar flink aan, maar beteugelt en overweldigt. Het CD-boekje bevat een essay – in Duits en Engelse vertaling – van Stefan Frey plus de biografieën van de uitvoerenden, maar het libretto ontbreekt. Op het label Cantus Classics worden overigens twee fraaie radio-opnamen van ‘Brüderlein Fein’ aangeboden uit 1956 en 1961. het zijn belangrijke opnamen van composities van Leo Fall, die door de Nazi’s in vergetelheid raakte.
CPO 777 796-2 (1CD)

*** De Canadese sopraan Layla Claire en pianiste Marie-Eve Scarfone namen in oktober 2016 in de Salle Françoys-Bernier van de Muziekacademie Domaine Forget van de Canadese gemeente Saint-Irénée de CD ‘Songbird’ op. Claire was ten tijde van de opnamen 7½ maanden zwanger en had al gezongen in Glyndebourne (Contessa in ‘Le Nozze di Figaro’ en Donna Anna in ‘Don Giovanni’), de Metropolitan Opera (Anne Trulove in ‘The Rake’s Progress’) en de Salzburger Festspiele (Donna Elvira in ‘Don Giovanni’). Voor haar debuut-CD wijdde zij zich aan twintig liederen die haar na aan het hart lagen. Het zijn veelal liederen uit de tweede helft van de 19e eeuw in het Frans, Duits en Engels. De CD opent met het miniatuurtje “Viens, les gazons sont verts” van Charles Gounod en daarna zingt zij uit ‘Italienisches Liederbuch’ van Hugo Wolf “O wär dein Haus” en “Ich hab in Penna einen Liebsten”. Interessant ook het lied “Epheu” uit de bundel ‘Mädchenblumen’ van de toen 24-jarige Richard Strauss. In het jeugdwerkje “Les Papillons” van Ernest Chausson laat Claire de liaisons op “vallons et” en “j’irais à” weg. Een vreemde eend in de bijt is tussendoor “Spring” uit zes ‘Elizabethan Songs’ van Dominick Argento uit 1957 (publicatie 1970). Nog twee verfrissende liederen tussen al het romantische repertoire zijn “St. Ita’s Vision” uit ‘Hermit Songs’ van Samuel Barber en “Music for a while” uit ‘Orpheus Britannicus’ van Henry Purcell uit 1692. “Le Secret” van Gabriel Fauré had meer dynamische variatie mogen krijgen en bevat veel haaltjes. De CD besluit met “Seascape” uit ‘On This Island’ van Benjamin Britten uit 1937. Layla Claire heeft een mooie en ronde lyrische sopraan en is een communicatieve zangeres en Marie-Eve Scarfone begeleidt met fluwelen tast. Het CD-boekje geeft geen informatie bij de liederen en bevat de liedteksten zonder vertalingen.
Atma Classique ACD2 2754 (1CD)