***** CD van de MaandDe Nederlandse sopraan Eva-Maria Westbroek zette in december 2015 een intense Santuzza neer in de opera ‘Cavalleria Rusticana’ (1890) van Pietro Mascagni (1863-1945) in het Royal Opera House Covent Garden te Londen. Deze productie omvatte als tweeluik tevens de opera ‘Pagliacci’ (1892) van Ruggero Leoncavallo (1857-1919) en is nu op DVD verschenen. Regisseur Damiano Michieletto maakte een conventionele en naturalistische enscenering, waarin hij beide opera’s integreert. ‘Cavalleria Rusticana’ speelt zich af in de bakkerij van Mamma Lucia, waar Silvio en Nedda uit ‘Pagliacci’ elkaar al stiekem ontmoeten, terwijl Nedda de affiches ophangt voor ‘Pagliacci’. En in ‘Pagliacci’ verzoenen zich Mamma Lucia en Santuzza tijdens het intermezzo. De vereniging van beide opera’s is een beproefd concept, maar het wordt door Michieletto smaakvol gedaan zonder symptomen van gekunstelde déjà-vu. Er zijn aangrijpende momenten zoals het moment waarop de Maagd Maria tijdens de paasprocessie tot leven komt en de – naar later blijkt – zwangere Santuzza vervloekt. Eva-Maria Westbroek was hier nog verder gegroeid in de rol van Santuzza na haar vertolkingen van de dramatische partij eerder in 2015 in de Metropolitan Opera van New York. In ‘Cavalleria Rusticana’ – én in ‘Pagliacci’ – blinkt zij uit door ware emoties. Haar verdriet, woede en wanhoop zijn vocaal en scenisch immens intens. De enige andere uitvoerende die haar niveau haalt is de 74-jarige, Italiaanse Elena Zilio als Mamma Lucia. Hartstochtelijk gezongen en gespeeld, met een voorbeeldige dictie voelt zij zich met name thuis in haar borststem en verrast zij de luisteraar een enkele maal met een noot in het middenregister. Hun scène van Mamma Lucia en Santuzza na “Voi lo sapete” was hartverscheurend. Aleksandrs Antonenko heeft als Turiddu robuste tonen, maar ook een geknepen laagte. Verder Dmitri Platanias als een krachtige en charismatische Alfio en Martina Belli als een wulpse Lola. ‘Pagliacci’ detoneert enigszins wanneer Michieletto de verhaallijnen – van het spel in spel, van wat backstage en op het toneel gebeurt – laat vervagen, waardoor het verhaal onduidelijker wordt. Carmen Giannattasio is hier een charmante en breekbare Nedda, opnieuw Aleksandrs Antonenko nu als Canio en Dmitri Platanias nu als Tonio. Prima bijrollen waren er van de Dionysios Sourbis als Silvio en Benjamin Hulett als Beppe. Het Royal Opera Chorus en kinderkoor vullen de drama’s met zorgvuldige zang en geconcentreerd spel. Dirigent Antonio Pappano speelt in dit repertoire een thuiswedstrijd en leidt het Orchestra of the Royal Opera House met een ongeremde en weelderige lezing door de zegerijke voorstelling.
Opus Arte OABD7200D (1DVD)

***** Karlrobert Kreiten (1916-1943) was een Duitse pianist met Nederlands staatsburgerschap. Zijn vader was de Nederlandse componist Theo Kreiten en zijn moeder de mezzosopraan Emmy Kreiten-Barido. Tussen 1929 en 1934 studeerde Karlrobert Kreiten aan de Hochschule für Musik in Keulen. Hij won in 1933 in Wenen een zilveren ereplakette tijdens het Internationale Pianoconcours en in de herfst van dat jaar in Berlijn de Große Mendelssohn-Preis. Daarna was de loopbaan van Kreiten succesvol tot hij in 1943 in een privésituatie kritiek uitte op de Nazi’s en zijn moeders jeugdvriendin Ellen Ott-Monecke en de sopraan Tiny Debüser hem aangaven bij de autoriteiten. Op 3 mei 1943 werd Kreiten in Heidelberg aan het begin van een concert door de Gestapo gearresteerd. Na vier maanden vond de rechtszaak plaats en op 3 september 1943 werd hij ter dood veroordeeld. Meerdere genadeverzoeken – van onder anderen Wilhelm Furtwängler – haalden niets uit en op 7 september 1943 werd Karlrobert Kreiten opgehangen. In 1983 stond Emmy Kreiten-Barido toe dat privé-opnamen van haar zoon op LP werden uitgebracht en in 2016 werden in het Stadtmuseum van Düsseldorf nog meer unieke registraties van de pianist gevonden. Ter gelegenheid van de 100ste geboortedag van Kreiten zijn deze opnamen nu verschenen op de CD ‘Historical Recordings’. De oudste registraties werden eind 1933 gemaakt in het instituut van Alfred Hessel te Düsseldorf. Waarschijnlijk waren deze twee opnamen bedoeld als promotiemateriaal. In de ‘Toccata’ van Ravel (track 23) en de ‘Prélude in bes-klein’ van Chopin (24) hoor je al de fantastische techniek van Kreiten. Op 25 september 1934 nam hij in het instituut de ‘Sonatine in E-groot’ van zijn vader Theo Kreiten op (13-16). In oktober 1934 was de pianist weer voor de microfoon voor opnieuw Chopins ‘Prélude in bes-klein’ (5) en toonde hij zijn gevoeligheid in de opnamen van diens ‘Prélude in Bes-groot’ (4) en de ‘Nocturne in cis-klein’ (19). Aan het einde van de Nocturne is bovendien nog de stem van Kreiten te horen. Weer een maand later in november 1934 nam Kreiten van Brahms ‘Variationen über ein Thema von Paganini’ (1) en het ‘Intermezzo in As-groot’ (2) op, die hij vaak speelde tijdens recitals. Deutsche Grammophon ontdekte Kreiten en op 21 oktober 1935 nam hij voor dat label in Berlijn de uitdagende ‘Toccata’ van Othmar Schoeck op (7). In die maand was de pianist ook opnieuw bij Hessel in Düsseldorf en nam nogmaals de twee Préludes van Chopin op (21, 22). Na zijn studie in Wenen bij Hedwig Rosenthal-Kanner kwam Kreiten in 1937/38 terug bij Hessel in Düsseldorf voor opnamen van werken van de plaatselijke componist Robert Forkardt, die compositielessen kreeg bij Kreitens vader (6, 8-11). Het bravura-werk ‘An der schönen blauen Donau’ van Johann Strauss II in een arrangement van zijn vader was waarschijnlijk de laatste opname van Karlrobert Kreiten (18). De CD onthult Kreitens muzikaliteit, zijn gevoeligheid en de vanzelfsprekendheid van zijn fraseringen. ‘Historical Recordings’ is een document van een onvoltooide belofte en een monument voor Karlrobert Kreiten!
Avi-music 8553155 (1CD)

***** Vincenzo Bellini (1801-1835) componeerde zijn eerste opera ‘Adelson e Salvini’ toen hij nog studeerde aan het conservatorium van Napels. De opera schreef hij voor studenten van het conservatorium en ging op 12 februari 1825 in première. Bellini probeerde in de jaren daarna nog diverse herzieningen van het werk te maken, maar de opera verbleef in de schaduw en werd gedurende zijn leven na 1825 nooit meer opgevoerd. Pas in 1985 beleefde ‘Adelson e Salvini’ in het Teatro Metropolitan van Bellini’s geboortestad Catania zijn eerste professionele, scenische uitvoering. Het was het label Opera Rara dat begin mei 2016 in de BBC Maida Vale Studios van Londen ‘Adelson e Salvini’ voor het eerst voor de CD opnam. De opnamen vonden een week voor de semi-concertante opvoering van de opera op 11 mei 2016 plaats in de Barbican te Londen. De registratie werd gemaakt aan de hand van een diverse documenten. Bellini’s handgeschreven partituur voor de première bevond zich incompleet in het Museo Civico Belliniano van Bellini’s geboortestad Catania, de door Bellini uitgeschreven orkestpartijen waren in het Fondo Mascarello van de bibliotheek van het Milanese conservatorium en tenslotte werd de tweede versie van Bellini gebruikt ter completering van nog drie fragmenten. Het libretto van ‘Adelson e Salvini’ is van Andrea Leone Tottola en gebaseerd op het verhaal ‘Épreuves du Sentiment’ van François-Thomas-Marie de Baculard d’Arnaud uit 1772. De opera speelt zich af in Ierland in de 17e eeuw. Lord Adelson ondervindt problemen met zijn aangestelde, Italiaanse schilder Salvini, die verliefd is geworden op Adelson’s verloofde Nelly. Haar oom Struley is echter van plan om – onduidelijke redenen – zijn nicht met behulp van zijn dienaar Geronio te ontvoeren. Uiteindelijk raakt het verhaal zeer gecompliceerd en zorgen opwinding, wanhoop, geweld en dood voor een Gothische en donkere atmosfeer met komische ondertonen. De muzikale uitwerking van de oudere componist Rossini – toen de heersend muzikale figuur in Napels – op ‘Adelson e Salvini’ is evident, maar opvallend al aanwezig is Bellini’s melancholie, warmte, tederheid, hartstocht, spontaniteit en muzikale uitdrukkingskracht. De invloed van de opéra comique – aangezien Napels tussen 1806 en 1815 onder Frans bewind stond – uit zich in gesproken dialogen. Voor de rollen bezette Opera Rara vier lage mannenstemmen, één tenor en drie lage vrouwenstemmen. Simone Alberghini heeft helaas niet de autoriteit voor Lord Adelson en de coloraturen zijn niet erg gefocust. Enea Scala zingt Salvini met geknepen hoogte, maar de talrijke hoge Cs heeft hij in huis. Daniela Barcellona, is een ontroerende, maar vocaal onevenwichtige Nelly, de rol tijdens de wereldpremière gezongen door een 14-jarige jongen. De buffobas Maurizio Moraro is geestig in de prominente rol van Salvini’s dienaar Bonifacio met Napolitaans accent. Rodion Pogossov als Struley en David Soar als zijn handlanger Geronio vervallen niet in een burleske interpretatie. Kathryn Rudge toont zich een groot talent als Fanny en zou aan het einde van de frasen nog meer op haar adem kunnen steunen. Leah-Marian Jones is ten slotte een sympathieke huishoudster Madame Rivers. De jonge Milanese dirigent Daniele Rustioni leidt het BBC Symphony Orchestra en het Opera Rara Chorus met ritmische precisie en energie en ontvouwt de melodieën met welsprekendheid. In de bijlage van de CD-box vier fragmenten van de revisies die Bellini maakte aan ‘Adelson e Salvini’. Hij zou overigens later de Sinfonia nog gebruiken voor ‘Il Pirata’ en de aria van Nelly “Dopo l’oscuro nembo” voor ‘I Capuleti e i Montecchi’. Een belangrijke uitgave!
Opera Rara ORC56 (2CDs)

***** Lotte Lehmann werd op 27 februari 1888 in de Duitse plaats Perleberg geboren. Haar eerste operarol was de Zweiter Knabe in ‘Die Zauberflöte’ van Mozart in 1910 in Hamburg. Daarna nam haar zangcarrière een snelle vlucht en werd zij één van de grootste sopranen van de twintigste eeuw. Zij nam in 1914 al haar eerste platen op en zong tijdens de wereldpremières van de Strauss-opera’s ‘Ariadne auf Naxos’ in 1916 (tweede versie), ‘Die Frau ohne Schatten’ in 1919 en van ‘Intermezzo’ in 1924. Haar grootste successen waren de rol van de Marschallin in ‘Der Rosenkavalier’ en de titelrol in ‘Fidelio’. Na 1934 zong Lotte Lehmann voornamelijk in Amerika, waar zij na de “Anschluss” van Oostenrijk in 1938 ging wonen. De akoestische opnamen van Lotte Lehmann zijn verzameld door het onvolprezen label Marston Records voor de box met vier CDs ‘Lotte Lehmann; Acoustic Recordings: 1914-1926’. CD1 opent met haar eerste opnamen uit januari 1914, die haar laten horen in twee van de drie aria’s van haar glansrol Elsa uit ‘Lohengrin’, waarmee zij op 29 november 1912 haar grote doorbraak had in Hamburg. Verder op deze CD opnamen uit 1917 van fragmenten uit haar fameuze partijen van Elisabeth en Eva. Op CD2 beluistert men haar beroemde Sieglinde met “Du bist der Lenz” in een opname uit 1918 en “Der Männer Sippe” uit 1921 en wordt men getrakteerd op vier sprankelende duetten uit 1920 met de bariton Heinrich Schlusnus. CD3 laat schitterende fragmenten uit 1924 horen van ‘Die tote Stadt’ van Korngold, waaronder een prachtig duet met Richard Tauber. Ten slotte op deze CD “Kann mich auch an ein Mädel erinnern” van haar vermaarde Marschallin uit ‘Der Rosenkavalier’. Op CD4 is er als bijlage nog een selectie van aria’s en liederen van haar elektrische Odeon discografie tussen 1927 en 1932, waaronder de vijf ‘Rosenlieder’ van Philipp zu Eulenburg, één van de hoofdpersonen in de Harden-Eulenburg-Affäre. De box stelt Lotte Lehmann ook voor in zeldzamer repertoire: Franse aria’s uit ‘La Juive’, ‘Faust’, ‘Mignon’, ‘Carmen’, ‘Les Contes d’Hoffmann’ en ‘Manon’ en fragmenten uit Italiaanse opera’s als ‘Otello’ van Verdi en de Puccini-opera’s ‘Manon Lescaut’, ‘La Bohème’, ‘Tosca’, ‘Madama Butterfly’ en ‘Suor Angelica’. De CD-box laat de geroemde “Innigkeit” van Lotte Lehmann horen en haar enorme interpretatieve expressie, maar ook haar gebrek aan ritmische controle, problemen met de hoogte en haar matige ademtechniek. Het CD-boekje bevat een biografisch essay van Daniel Jacobson, Professor of Music aan de Western Michigan University, die de biografie ‘Never Sang For Hitler’ nogal argeloos samenvat met “It is clear that Lehmann’s responses and approach did not please the Nazi leadership”. Verder is er een essay over de opnamen door Michael Aspinall en een persoonlijke herinnering aan de sopraan door André Tubeuf. Daarnaast bevat het boekje talrijke unieke foto’s uit de vroege carrière van Lehmann. De transfers van de grammofoonplaten naar CD zijn zoals altijd uitstekend.
Marston Records 54006-2 (4CDs)

**** De Franse countertenor Philippe Jaroussky heeft altijd al een passie gehad voor 17e-eeuwse muziek en met name voor vroeg Italiaanse barok. Op zijn nieuwe CD ‘La Storia di Orfeo’ brengt hij fragmenten uit drie 17e-eeuwse opera’s over het mythische personage Orfeo bij elkaar tot een soort miniatuur-opera. De bekendste van de drie opera’s is ‘L’Orfeo’ (1607 ) van Claudio Monteverdi, die zich vooral concentreert op de zoektocht van Orfeo naar zijn geliefde Euridice in de onderwereld. De beroemde opkomst van Orfeo “Rosa del Ciel” zingt Jaroussky met een nobele en statige declamatie en de bekende canzone “Vi ricorda, o boschi ombrosi” brengt hij speels. “Possente spirto” vertolkt hij virtuoos en charmant en zover bekend is hij hier de eerste countertenor die deze aria op CD zet. De opera ‘Orfeo’ (1647) van Luigi Rossi portretteert daarentegen meer het prille geluk van de verliefden. Er is een overvloed aan rijk melodisch materiaal in aria’s en duetten, waarin Jaroussky wordt bijgestaan door de Hongaarse sopraan Emöke Baráth als zijn geliefde Euridice. Het duet “Che dolcezza è la certezza” is teder met prachtige alternerende frasen en subtiele dissonansen aan het slot. Het andere duet uit de eerste akte “Se così dunque Amor fà” is plechtig. De aria’s van Orfeo uit de derde akte “Lagrime, dove sete?” en “Lasciate Averno” zingt Jaroussky ontroerend. Ook ‘L’Orfeo’ (1672) van Antonio Sartorio richt zich meer op de begintijd van de geliefden. Zijn opera is nog meer toegankelijk en de nadruk ligt ook op de vloeiende en melodische lijnen, zoals bijvoorbeeld in het duet “Cara e amabile catena” uit de eerste akte. Uit de derde akte zingt Jaroussky grote fragmenten, zoals de futloze aria “È morta Euridice”, de recitatiefduetten “Risvegliati, sù Euridice” en “Numi, che veggio” en ten slotte het “Rendetemi Euridice” van Orfeo. Het valt op dat de klank van zijn countertenor in de hoogte vaak geknepen en dun wordt. De prachtig pure sopraan van Emöke Baráth is als Euridice verder nog te horen in onder andere van Rossi de aria “Mio ben, teco il tormento” en van Sartorio de aria “Orfeo tu dormi?”, de aangrijpend declamatoir gezongen dood van Euridice “Ahimè, Numi, son morta” en haar expressieve aria “Se desti pietà”. De fragmenten staan op de CD in de volgorde van de gebeurtenissen van het verhaal en dat houdt in dat de componisten elkaar voortdurend afwisselen. De CD werd tussen 20 en 29 september 2016 opgenomen in het Auditorio Stelio Molo della RSI van de Zwitserse stad Lugano, waar de Zwitserse dirigent Diego Fasolis een thuiswedstrijd speelt. Hij laat het ensemble I Barocchisti ontspannen, fris en genuanceerd spelen en leidt het Coro della Radiotelevisione svizzera door een verzorgd optreden.
Erato 0190295851903 (1CD)

**** Het label BIS bracht eerder al CDs van Camilla Tilling uit, waarop de Zweedse sopraan liederen zong. Voor BIS stond Camilla Tilling in oktober 2015 in het Kulturzentrum van het Grand Hotel Toblach in Zuid Tirol voor de registratie van een CD met aria’s. Op ‘Loves Me… Loves Me Not’ zingt de lyrische sopraan aria’s uit drie opera’s van Gluck en drie opera’s van Mozart. Uit ‘Idomeneo’ vertolkt zij de verwijtende aria “Padre, germani, addio” en het meer opgetogen “Zeffiretti lusinghieri”. Van ‘Le Nozze di Figaro’ zingt zij de serenade “Deh vieni, non tardar” van Susanna, de rol die Tilling in 2012 in Covent Garden zong en in 2013 in de Opéra National de Paris. De rol van de Gravin vertolkte zij inmiddels in 2015 in Drottningholms Slottsteater en in 2016 in de Koninklijke Opera van Stockholm en op de CD zingt zij “Dovo sono” met prachtig nostalgische toon. De aria “Come scoglio” uit ‘Così Fan Tutte’ klinkt rotsvast en het rondo “Per pietà” geeft zij een fraai onderdanige klank. Van Gluck zingt Tilling uit ‘Orfeo ed Euridice’ vol angst en woede “Che fiero momento” van Euridice, de rol die zij in 2014 in het Mozarteum van Salzburg vertolkte. Verder uit ‘Armide’ het rusteloze “Ah quelle cruauté” uit de tweede akte en de klaagzang “Ah! Si la liberté”, waarmee de derde akte opent. Ten slotte nog het klaaglied uit ‘Iphigénie en Tauride’ “O malheureuse Iphigénie” over haar verloren familie en vaderland. Camilla Tilling is een prachtige lyrische sopraan, die volledig past in dit repertoire. Het koor en orkest Musica Saeculorum onder leiding van Philipp von Steinaecker is geconcentreerd op klankschoonheid en frasering. Het CD-boekje bevat een beknopt essay van Julian Rushton over het repertoire en de gezongen teksten.
BIS 2234 (1CD)