januari 2017

 

De naam van Max Lichtegg is vandaag de dag nog slechts bekend bij opera aficionados. Het nieuwe boek ‘Max Lichtegg; Nur der Musik verpflichtet’ van de Zwitserse auteur Alfred Fassbind geeft een gedetailleerd overzicht van de optredens en het leven van Lichtegg.

De tenor Max Lichtegg (1910-1992) heeft bij het grote operapubliek geen bekende naam. Dit komt vooral omdat zijn honderden plaatopnamen niet opnieuw zijn uitgebracht in het CD-tijdperk door de labels, die slechts geïnteresseerd zijn in nieuwe sterren. Verder worden zijn opnamen ook niet meer gespeeld op de radio, omdat vooral hedendaagse vertolkers worden gedraaid. Onlangs is echter een deel van de opnamen door het label Andromeda op de CD-box ‘Max Lichtegg; A Voice for Generations’ uitgebracht en samen met deze CD-box verscheen ook het boek ‘Max Lichtegg; Nur der Musik verpflichtet’. De biografie is geschreven door de Zwitserse auteur Alfred Fassbind (1949) van wie in 2012 ook het boek ‘Joseph Schmidt; Sein Lied ging um die Welt’ verscheen. De auteur was zangleerling van Lichtegg en kende derhalve de tenor en zijn familie goed. Het resultaat is een gedetailleerd boek over de optredens en het leven van Lichtegg.

De Pools-Joodse tenor Max Lichtegg studeerde zang in Wenen en kwam in 1936 in Zwitserland terecht. Hierdoor kon hij in de Tweede Wereldoorlog ongestoord optreden bij de opera van Zürich, waar hij decennialang zou blijven zingen. Regelmatig trad hij ook buiten Zwitserland op. Gastoptredens brachten hem naar de Wiener Staatsoper, de Bayerische Staatsoper van München, de Opéra de Paris, het Royal Opera House Covent Garden van Londen, de Opéra de Monte-Carlo, Los Angeles en Nederland. Lichtegg zong in zo’n 130 opera- en operetterollen en ook de liedkunst besloeg een steeds groter deel van zijn repertoire. Naast de standaardwerken zong hij ook in moderne composities van onder anderen Britten, Von Einem, Henze, Hindemith, Honegger, Menotti, Schoeck en Stravinsky. Lichtegg werkte met dirigenten als Karl Böhm en Georg Solti, sopranen als Lisa Della Casa, Dusolina Giannini en Janine Micheau en componisten als Paul Hindemith en Franz Lehár. In het boek komen de interessante ontmoetingen van Lichtegg met deze musici uitgebreid aan bod.

De optredens van Lichtegg worden in het boek veelal omlijst met recensies, waarvan de herkomst vaak wel, maar niet altijd kon worden nagegaan. De recensies over Lichtegg zijn nu eens lovend, dan weer kritisch. Verder zijn in het boek vele affiches en programma’s van de optredens afgedrukt. Daarnaast bevat de biografie een groot aantal bijzondere foto’s, een repertoirelijst met de uitvoeringen en de complete discografie.

Fassbind lijkt de juiste persoon voor een biografie over Lichtegg, aangezien hij toegang had tot veel informatie. Maar als bekende van de tenor is het voor de auteur niet altijd makkelijk om afstand te nemen. Zo werd Lichtegg in de ogen van de auteur vaak benadeeld. Hij was slachtoffer van Decca die weigerde een LP opnieuw uit te brengen of operarepertoire met hem op te nemen, slachtoffer van impresario’s die beloften niet nakwamen en slachtoffer van de leiding van het operahuis van Zürich dat weigerde hem voor meer operarepertoire te engageren. Ook de weigering van Georg Solti op het verzoek van de 70-jarige Lichtegg hem als Tamino, Belmonte of Max te engageren, wordt met verbazing onder woorden gebracht. Voor een kritisch commentaar in de Nederlandse pers over een recital wordt als excuus gegeven dat “Lichtegg moest accepteren dat de Duitse liedkunst zich moeilijk laat overbrengen aan een niet taalkundig publiek.” Helaas wordt Lichtegg in de biografie vaak geschetst als lijdzaam slachtoffer.

Het boek is enorm rijk aan details. Echter, net als in zijn boek over Joseph Schmidt geeft Fassbind geen bronvermelding bij al deze gegevens. Bijgevolg kan men dan ook niet herleiden waar de tientallen fouten in het boek vandaan komen. Zo maakte Alfred Grünwald niet al sinds 1912 successen voor Emmerich Kálmán, want zij ontmoetten elkaar pas in de zomer van 1918 en hun eerste gezamenlijke werk was ‘Der Bajadere’ uit 1921 (pag. 27). Niet Vera Schwarz zong in de wereldpremière van ‘Der Zarewitsch’ (pag. 39), maar Rita Georg en Charlotte Ander. Evi Panzner zong in ‘Das Walzerparadies’ niet de rol van Mizzi, maar de rol van Gaby (pag. 40). Tijdens het optreden van Max Lichtegg in ‘La Traviata’ in Luzern in 1941 trad Inge Borkh op in een bijrol. Op pag. 115 staat dat zij Annina zong, terwijl pag 364 vermeldt dat zij Flora vertolkte. En ‘Le Roi d’Ys’ is geen opera van Auber, maar van Édouard Lalo (pag. 490).

Het ontbreken van bronvermelding roept ook vragen op bij diverse beweringen. Van Anny Konetzni is bekend dat zij de Anschluss steunde, maar waaruit blijkt dat zij “akkoord was met de rassenideologie van de Nazi’s”? Hetzelfde zegt de auteur over Elsa Cavelti, maar ook deze bewering wordt evenmin met een referentie ondersteund (pag. 161). Het niet kunnen controleren van de gegevens door het ontbreken van verwijzingen maken het riskant om in toekomstige publicaties te refereren aan dit boek.

En voor de kommaneukers onder de lezers: Het boek staat bol van foutieve namen. Zo leest men Charles Kullmann (ipv Kullman), Landmann in ‘Frühlingsluft’ (ipv Landtmann), Benjamino Gigli, Wolgang A. Mozart, ‘Im Weißen Rössl’, Ferrucio Busoni, ‘Giroflé-Giroflà’, ‘La Fille de Madame Angôt’, Ian Peerce, Rudolf Kattnig, Ann Trulove, Leon J. Kauffmann, Esther Réty, Rossin, Gian Franco (ipv Francesco) Malipiero, Raffael Arie, Edurad Hartogs, etc. Accenten op medeklinkers worden vaak vergeten, zoals in Eva Hadrabová, Mikály Eisemann, “Funiculì, Funiculà”, ‘Pelléas et Mélisande’, ‘Jeanne d’Arc au Bûcher’, ‘Così Fan Tutte’, Sári Barabás, “La donna è mobile”, Zoltán Kodály, Esther Réthy, Teatro Colón, Risë Stevens, Jesús Aramabarri, Magda László, Piotr Beczała, etc. Een editor zou voor de biografie geen luxe zijn geweest. Ten slotte bevat het boek geen personenregister – waardoor het nazoeken bemoeilijkt wordt – en ontbreekt er een samenvattende chronologie.

Kortom, ‘Max Lichtegg; Nur der Musik verpflichtet’ is een sympathiek boek voor de operaliefhebber, maar kan door de fouten en ontbrekende bronvermelding geen naslagwerk voor de muziekliteratuur worden genoemd.

Römerhof Verlag, Zürich
2016, € 36,-
ISBN 978-3-905894-31-8
560 blz, Gebonden