14-12-2016

Op 14 december 2016 is de Chileense sopraan Claudia Parada overleden.

Claudia Parada werd als Olinfa Parada Allende geboren in Santiago. Zij zou volgens haar biograaf geboren zijn op 11 september 1927, maar waarschijnlijk haalde zij zelf van haar leeftijd vier jaren af, waardoor alle kranten melden dat zij op 85-jarige leeftijd is overleden.

Zij studeerde viool, dans en uiteindelijk zang aan het nationale conservatorium van Santiago, eerst bij Consuelo Guzmán en daarna bij Clara Oyuela. Haar operadebuut maakte Claudia Parada op 25 september 1949 in het Teatro Municipal van Santiago in de rol van Charlotte in ‘Werther’ van Massenet en een jaar later zong zij op 24 september 1950 de ‘Vier letzte Lieder’ van Richard Strauss in Montevideo onder leiding van de Weense dirigent Erich Kleiber. Hij was onder de indruk van de jonge sopraan en dankzij hem kwam zij in aanmerking voor een beurs om naar Europa te gaan.

In Europa studeerde zij bij Carmen Melis (ook de lerares van Renata Tebaldi), Elvira de Hidalgo (ook de lerares van Maria Callas), Gennaro Barra en Florencio Tasso. Op 25 oktober 1952 maakte zij haar debuut in Italië in het Teatro Comunale van het kleine plaatsje Pieve di Cento in de titelrol van de opera ‘Tosca’ van Puccini.

Op 4 juni 1957 maakte zij haar debuut aan het Teatro alla Scala van Milaan toen zij inviel voor Antonieta Stella als Leonora in ‘La Forza del Destino’ naast Giuseppe Di Stefano, Giulietta Simonato en Aldo Protti onder leiding van Antonino Votto. Zij keerde terug naar de Scala in 1958 als Amelia in ‘Un Ballo in Maschera’, in 1959 als Elvira in ‘Ernani’, in 1965 als Amelia in ‘Simon Boccanegra’ en in 1969 als Elisabetta ‘Don Carlo’ en opnieuw als Elvira in ‘Ernani’, in 1971 in de titelrol van ‘Maria Stuarda’, in 1978 als Leonora in ‘Il Trovatore’ en in 1982 als Giovanna Seymour in ‘Anna Bolena’.

Een andere belangrijke mijlpaal in de carrière van Claudia Parada was haar debuut aan de Metropolitan Opera in New York toen zij op 27 februari 1962 Leonie Rysanek in ‘Un Ballo in Maschera’ verving. Naar de Metropolitan keerde zij terug als vervangster van Eileen Farrell in de rol van Maddalena in ‘Andrea Chenier’ op 25 januari 1963.

Andere gastoptredens brachten Claudia Parada naar Brussel en Antwerpen (1955), San Sebastian (1958), Amsterdam, Lausanne, Genève, Berlijn, München, Wenen en Keulen (1959), Bilbao (1960), Oviedo (1960), Belgrado, Teheran, Caïro, Osaka en Tokyo (1963), het Teatro Colon van Buenos Aires (1965), Edinburgh (1969), Barcelona (1970) en Caracas (1976).

Claudia Parada zong gedurende 40 jaren in – naar eigen zeggen – 108 verschillende rollen, waaronder Marie in ‘Wozzeck’ (Opera di Roma, 1964), Giorgetta in ‘Il Tabarro’ (Palermo, 1964), Stefana in ‘Siberia’ van Giordano (Foggia, 1967), Salúd in ‘La Vida Breve’ van De Falla (Palermo, 1968), Ellen Orford in ‘Peter Grimes’ (Turijn, 1968), La Madre in ‘Il Prigioniero’ van Dallapiccola (Florence, 1969), Bianca in ‘Le Due Illustri Rivali’ van Mercadante (Venetië, 1970), Donna Anna in ‘Don Giovanni’ (Florence, 1971), Anne Trulove in ‘The Rake’s Progress’ (Turijn, 1972) en Lady Macbeth in ‘Macbeth’ van Verdi (Genua, 1978) en de titelrollen in ‘Salome’ van Richard Strauss (Florence, 1964), ‘Jenůfa’ (Triëst, 1965), ‘L’Incoronazione di Poppea’ (Buenos Aires, 1965), ‘Lucrezia’ van Respighi (Buenos Aires, 1970), ‘Maria Egiziaca’ van Respighi (Buenos Aires, 1970), ‘Katerina Ismailova’ van Shostakovich (Turijn, 1971), ‘Maria Stuarda’ van Donizetti (Milaan, 1971), ‘L’Africaine’ van Meyerbeer (Florence, 1971) en ‘Jeanne d’Arc au Bûcher’ van Honneger (Genua, 1977). Andere rollen van haar repertoire waren Lia in ‘L’Enfant Prodigue’ van Debussy, de gravin in ‘Le Nozze di Figaro’ van Mozart, Mimì in ‘La Bohème’ van Puccini, de titelrol in ‘Aida’, Desdemona in ‘Otello’ van Verdi en Santuzza in ‘Cavalleria Rusticana’.

Zij deelde operapodia met tenoren als Giuseppe Di Stefano, Ramón Vinay, Alfredo Kraus en Plácido Domingo, bariton Ettore Bastianini en mezzosopraan Giulietta Simionato en werkte met onder anderen Herbert von Karajan, Gianandrea Gavazzeni, Antonino Votto en Tullio Serafin.

Vanaf november 1979 zong Claudia Parada ook rollen voor mezzosopraan. Haar debuut als mezzosopraan maakte zij als Amneris in ‘Aida’ in het Teatro Verdi van de Italiaanse plaats Sassari. Daarna zong zij nog Azucena in ‘Il Trovatore’, Giovanna Seymour (zie boven), Leonora in ‘La Favorita’ van Donizetti, Laura in ‘La Gioconda’ en Ulrica in ‘Un Ballo in Maschera’. In september 1985 zong zij in Cagliari de altrol van Bertarido in ‘Rodelinda’ van Händel. Haar laatste operaoptreden gaf zij in oktober 1989 in de rol van Madame Flora (Baba) in ‘The Medium’ van Giancarlo Menotti tijdens het Festival van Ancona.

Vanaf 1990 woonde zij de helft van het jaar in Bolivia, waar zij haar eigen zangschool oprichtte en de andere zes maanden van het jaar in Cagliari, alwaar zij ook een privé-academie had. In 2003 werd Claudia Parada getroffen door een hartaanval en belandde op de intensive care in Rome. Claudia Parada overleed in Cagliari aan de complicaties van een bronchitis. Haar stoffelijke resten zullen worden gecremeerd en verzonden naar Chili. Zij had geen kinderen.

Haar stemiswerd vastgelegd op opnamen van hoogtepunten uit ‘Aida’ (SAGA-STXID, 1966), het ‘Egloda para Soprano, Coro y Orquesta van Domingo Santa Cruz (RCA, 1951) en een integrale live-registratie van ‘L’Incoronazione di Poppea’ (Opera d’Oro, 1966).

Lees in La Tercera