september 2016

 

De hoogdramatische sopraan Frida Leider schreef ruim vijftig jaar geleden een autobiografie waarin zij zich op haar carrière concentreerde en grotendeels voorbijging aan de persoonlijke en politieke problemen van de Nazi-tijd. Muziekwetenschapper Eva Rieger plaatst nu in haar nieuwe boek ‘Frida Leider; Sängerin im Zwiespalt ihrer Zeit’ de beslissingen van de zangeres in de context van die tijd.

Frida Leider (1888-1975) was de belangrijkste Brünnhilde en Isolde van het interbellum. Zij zong in Bayreuth, Berlijn, Londen, Milaan, New York, Parijs en Wenen onder leiding van dirigenten als Thomas Beecham, Wilhelm Furtwängler, Erich Kleiber en Bruno Walter. In Bayreuth en Berlijn trad zij op voor de Nazi’s en zaten Hitler, Goebbels en Göring in de zaal. Maar Leider had een “Mischehe” met de Joods-Oostenrijkse violist Rudolf Deman en gold door dit huwelijk als “jüdisch Versippte”, waardoor Bayreuth haar uiteindelijk liet vallen en zij haar operacarrière ten slotte beëindigde.

In haar autobiografie ‘Das was mein Teil’ concentreerde Frida Leider zich op haar carrière, maar ging zij grotendeels voorbij aan de persoonlijke en politieke problemen van de Nazi-tijd. Muziekwetenschapper Eva Rieger gaat nu in het boek ‘Frida Leider; Sängerin im Zwiespalt ihrer Zeit’ in op de dilemma’s van Leider tijdens het Nazi-regiem. Rieger schreef eerder al biografieën over Nannrl Mozart en Minna Wagner en is sinds 2000 docente aan de Universiteit van Bremen. Voor haar nieuwe boek gebruikte zij tot nu toe onbekende bronnen, waaronder brieven en documenten uit diverse staatsarchieven en bibliotheken. Deze zeldzame bronnen zocht zij zorgvuldig uit bij de inhoud van de beschreven situaties in het boek.

In ‘Frida Leider; Sängerin im Zwiespalt ihrer Zeit’ beschrijft Rieger op indringende wijze de verdeeldheid tussen het artistieke werk en het privéleven van de zangeres. Frida Leider koos ervoor om tijdens het Nazi-regiem in Duitsland te blijven. Zij was niet in staat haar moeder achter te laten en moest haar echtgenoot – die uiteindelijk naar Zwitserland was gevlucht – financieel ondersteunen. Leider had tevens angst voor armoede, heimwee en een nieuw begin in het buitenland en verder was zij zoals zovelen niet politiek geïnteresseerd. Uiteindelijk werd haar het optreden steeds moeilijker gemaakt en besloot zij op papier van haar echtgenoot te scheiden. Een jaar na de oorlog vonden zij elkaar – zeven jaren later – weer terug. Rieger ontdekt bovendien dat Leiders moeder in 1948 zelfmoord pleegde.

Rieger is bij tijd en wijle zeer kritisch over de keuzes van Leider. Volgens de schrijfster droeg Leider door haar optredens in de jaren dertig in Engeland eraan bij – waarschijnlijk onbewust – dat haar gevluchte collega’s verder buiten werking gesteld werden, aangezien de Nazi’s alleen gedulde artiesten in het buitenland lieten optreden. Veel zangers waren principieel, maar Leider “hätte sich aber für jedes Land engagieren lassen”, had “keine Skrupel, sich zur Verfügung zu stellen” en “sah auch nicht kritisch”.

Maar soms concludeert de schrijfster nogal snel. Zo zou Maria Ivogün niet veel hebben losgelaten over haar oorlogstijd “misschien omdat zij als echtgenote van Michael Raucheisen vele voorrechten genoot, die het regiem te bieden had.” Reiger gaat hier echter voorbij aan de mogelijkheid dat Ivogün haar eventuele Joodse oorsprong diende te verhullen. Daarnaast wordt de afwezigheid van informatie van Frida Leider zelf af en toe aangevuld met veronderstellingen van de schrijfster: “Was Frida bei dieser Nachricht gedacht haben mag, kann man nur erahnen” en meer dan eens wordt ingevuld met woorden als “sicherlich” en “vermutlich”.

Het boek bevat diverse fouten. Zo nam Siegfried Wagner de leiding in Bayreuth niet in 1906 over, maar in 1908 (blz 54); Maurice de Rothschild (met “de”, blz 81); De besproken opname van ‘Die Walküre’ is niet van 1936, maar van 1938 (blz 84); Leiders eerste optreden na haar ziekte in New York was op 13 februari 1933 in ‘Parsifal’, niet op 16 februari 1933 in ‘Götterdämmerung’ en die laatste voorstelling was overigens op 17 februari 1933 (blz 90); Charles Kullman (met één “n”, blz 95); Otto Krause – de echtgenoot van Lotte Lehmann – was niet Joods, maar katholiek en zijn eerste vrouw en dus zijn kinderen waren Joods (blz 98); In 1933 was er in Bayreuth geen ‘Lohengrin’ en dirigeerde Elmendorff niet ‘Parsifal’ (blz 103).

De breedvoerigheid over Hitler en diens relatie met Wagner is te uitgebreid en beslaat twaalf pagina’s. En ook het één na laatste hoofdstuk doet afbreuk aan de verder goed opgebouwde spanning van het boek. Hierin vergelijkt Rieger Leider met andere hoogdramatische zangeressen en verliest de schrijfster haar objectiviteit. Verder ontbreekt in het boek jammer genoeg een discografie en een lijst van voorstellingen van Frida Leider. Het laatste hoofdstuk geeft echter een uitstekend resumé, waarin zij de complexiteit goed samenvat.

Eva Rieger is erin geslaagd om in ‘Frida Leider; Sängerin im Zwiespalt ihrer Zeit’ de dilemma’s van Frida Leider, haar beslissingen, de afhankelijkheden en de samenhangen helder en overzichtelijk te plaatsen in haar tijd. Niets wordt gebagatelliseerd of verzwegen en Rieger gaat grondig te werk. Het boek getuigt van groot invoelend vermogen van de schrijfster en doet de zangeres recht. Nu en dan bezorgen haar beschrijvingen zelfs kippenvel. Een belangrijk boek!

Georg Olms Verlag, Hildesheim
2016; €22,-
ISBN: 978-3-487-08579-1
269 blz, Gebonden