© Barbara Aumüller
Frankfurt, 26 februari 2016
Andreas Scholl maakt Frankfurter operadebuut in ‘Giulio Cesare’
Voor zijn Frankfurter operadebuut in de titelrol van ‘Giulio Cesare’ leek de countertenor Andreas Scholl niet 100% gedisponeerd. Hij werd helaas ook niet geholpen door het oppervlakkige regieconcept en een matte lezing van het orkest.
‘Giulio Cesare’ (1724) is de meest succesvolle opera van Georg Friedrich Händel (1685-1759). Händel had een instinct voor operatheater en hij gaf de personages van ‘Giulio Cesare’ voor die tijd opmerkelijk individuele en psychologisch muzikale karaktertyperingen met daaruit voortvloeiende handelingen en sentimenten. Deze sentimenten van ‘Giulio Cesare’ worden in de productie van de Duitse regisseur Johannes Erath (1975) voor Oper Frankfurt helaas niet erg uitgediept. De emoties van Cesare over de moord op Pompeo, de rivaliteit tussen Cleopatra en Tolomeo, de wraakgevoels van Cornelia en Sesto, de jaloezie tussen Achilla, Tolomeo en Curio aangaande Cornelia’s liefde, Achilla’s verraad aan Tolomeo en Cleopatra’s gebruik van haar vrouwelijkheid als wapen om Cesare te verleiden zijn ondergeschikt aan het regieconcept en worden niet grondig uitgewerkt, waardoor de voorstelling oppervlakkig blijft.
De productie van Oper Frankfurt is een herneming uit 2012, het jaar waarin Erath in Frankfurt ook verantwoordelijk was voor de regie van ‘Otello’ met de Nederlandse heldentenor Frank van Aken in de titelrol. Net als in ‘Otello’ hanteert Erath voor ‘Giulio Cesare’ zijn typisch Duitse regietheater met veel onduidelijke en veelduidige elementen. Zijn concept is een raamvertelling, waarin aan het begin het echtpaar Cesare en Cornelia en dochter Sesto thuiskomen van een party. In een freeze staan zij stil bij hun gedachten, die zich vervolgens afspelen in een filmstudio. Dit idee geeft Erath alle ruimte in te vullen, scènes uit films te citeren en verwarringen te creëren. Het onthoofde lichaam van Pompeo loopt voortdurend rond, Cleopatra neemt een schuimbad à la Elizabeth Taylor, slaven trekken een verhoogd podium voort, de aftiteling van een film wordt geprojecteerd en er worden veel pistolen getrokken. Uiteindelijk komt in het laatste koor (octet) de freeze van het begin terug en is de cirkel weer rond. Meer dan eens komt de tekst van Händels opera niet overeen met de actie op het toneel. Erath wil schijnbaar onderhouden en vermaken, maar er wordt in de zaal nauwelijks gelachen. Veelzeggend was het dat in de tweede pauze vele bezoekers de voorstelling verlieten.
De Duitse countertenor Andreas Scholl maakt zijn Frankfurter operadebuut in de titelrol. Zijn unieke altklank, zijn staccato coloraturen en muzikale fraseringen maken hem tot één van de meest interessante zangers van deze tijd. Scholl maakte zijn operadebuut in 1998 in Glyndebourne als Bertarido in ‘Rodelinda’, heeft zover bekend slechts vier operarollen – alleen van Händel – op zijn repertoire en zingt slechts in één operaproductie per jaar. Hij zong Cesare eerder in Kopenhagen, Parijs, Lausanne en Salzburg en nu dus in Frankfurt. Scholl leek in Frankfurt echter niet gedisponeerd. In “Empio, dirò, tu sei” en “Al lampo dell’armi” miste zijn stem glans, volume en moest hij zijn fraseringen onderbreken op plaatsen waar hij dat in eerdere uitvoeringen niet deed. Maar in “Alma del gran Pompeo” en “Aure, deh, per pietà spirate” schitterde hij als vanouds. Zijn aria’s “Non è si vago” van de eerste akte en “Quel torrente” van de derde akte werden helaas gecoupeerd (hij zong ze overigens wel in Salzburg en Kopenhagen).
De Amerikaanse mezzosopraan Jamie Barton kreeg het grootste applaus van de avond. Zij is de winnares van de BBC Cardiff Singer of the World Competition 2013 en de Richard Tucker Award 2015 en maakte in 2013 al haar debuut in de Metropolitan Opera van New York in ‘Anna Bolena’. Haar grote stem, expressiviteit en charismatische uitstraling gaven geweldig uiting aan de treurigheid Cornelia en haar statige figuur boden adellijke grootsheid aan de weduwe van Pompeo. Over een aantal jaren zal men Jamie Barton in grote mezzorollen van Wagner aan de Met kunnen horen zingen.
Met de Engelse Louis Adler en de Kroatische Nina Tarandek waren de partijen voor de coloratuursopranen van Cleopatra en Sesto goed bezet. Adler zingt soms wild door en langs de noten, maar haar “Piangerò ” was wel erg mooi. Opmerkelijk dat haar aria “Venere bella” van de tweede akte werd weggelaten. Ook de Duitse countertenor Matthias Rexroth is onstuimig als Tolomeo. De Brit Simon Bailey leent zijn grote bas-bariton aan Achilla, maar mocht zijn aria van de tweede akte “Se a me non sei crudele” én van derde akte “Dal fulgor” niet zingen. De Duitse bariton Björn Bürger was een fraai lyrische Cunio en de Russische countertenor Dmitry Egorov is een camp Nireno. De aria “Che perde un momento” van Nireno aan het begin van de tweede akte – die Händel schreef voor de herneming in 1730 – zong hij helaas niet. Veel coupures dus in de muziek en bovendien laat dirigent Erik Nielsen met de selectie van musici uit het Frankfurter Opern- und Museumsorchester de overige muziek niet sprankelen. Geen fonkeling, geen zindering, geen moussering dus in deze herneming van ‘Giulio Cesare’ in Frankfurt.