13-01-2015
De Nederlandse tenor Henk Noort werd op 6 oktober 1899 als Hendrik Jan Noort in Oegstgeest geboren.
Zijn vader Albertus Noort en moeder Maria Koomen werden allebei in 1872 geboren en hij had een oudere zus Catharina (Oestgeest, 18 augustus 1892). Hendrik Noort stond vanaf 1922 geregistreerd als koopman in Leiden (Bevolkingsregister Leiden).
Hij nam zangles bij de destijds befaamde Cornelie van Zanten in Den Haag (Het Vrije Volk; 18-1-1990). Op 25-jarige leeftijd tijdens een uitvoering van een kerkelijk concert, vestigde hij de aandacht op zich (Het Vaderland; 7-7-1936). In de pers wordt voor het eerst melding gemaakt van een optreden van Henk Noort op 18 april 1926. In de grote zaal van ‘Ons Huis’ te Rotterdam was een propaganda-feestavond georganiseerd en Henk Noort trad op als lid van het zanggezelschap de “E en C Follies”:
“Een goede aanwinst voor Ernst en Luim is de heer Henk Noort, die den heer Alb. de Booy verving. De heer van Noort bracht heel goed werk. Doodstil werden zijn uitmuntend gezongen liederen aangehoord” (Voorwaarts 19-4-1926)
Noort maakte zijn operadebuut in Nederland op 21 februari 1927 bij het gezelschap Co-Opera-Tie. In het Gebouw voor Kunsten en Wetenschappen te ’s-Gravenhage zong hij de rol van de Eerste Priester in ‘Die Zauberflöte’ van Mozart. Op 29 november zong hij bij het gezelschap al de rol van Froh in ‘Das Rheingold’ van Wagner in Den Haag.
Op 7 maart 1928 trouwde hij in Rotterdam met Barbera Lena Herwijnen (Rotterdam, 27 maart 1899). (Stadsarchief Rotterdam; Documentnummer:729; Pagina:c031).
Emplooi voor Noort als jonge operazanger was er destijds in Nederland niet veel. Derhalve zocht hij zijn geluk in het buitenland. Vanaf 1 september 1928 werd Henk Noort geëngageerd aan de Städtische Oper te Koblenz (Het Vaderland; 11-7-1928).
Van 1 juli 1929 tot 1 juli 1930 werd hij als eerste jeugdige heldentenor geëngageerd aan de Stadtische Oper te Barmen-Elberfeld (Het Vaderland; 10-4-1929). Daar zong hij rollen als onder andere Cavaradossi in ‘Tosca’ en Alvaro in ‘La Forza del Destino’ (Het Vaderland; 9-10-1929) en Manrico in ‘Il Trovatore’ (Rotterdamsch Nieuwsblad; 27-12-1930).
Daarna kreeg Henk Noort voor drie jaar een contract bij de Staatsopera van Berlijn (Het Vaderland; 7-1-1931).
Vanaf het seizoen 1933/1934 was hij geëngageerd als eerste tenor aan de stedelijke opera van Düsseldorf. Daarnaast gasteerde hij in Berlijn, Barmen, Breslau en Duisburg (Het Vaderland; 23-8-1933).
Verder bleef hij in Nederland optreden. Zo maakte hij op 30 juni 1935 zijn debuut in het Concertgebouw van Amsterdam. Met het Concertgebouworkest onder leiding van Eduard van Beinum zong hij de aria van Florestan uit ‘Fidelio’ en de Gralserzählung uit ‘Lohengrin’:
“Zijn stem is van aangenaam timbre, de voordracht beschaafd en de uitspraak heel duidelijk. Meer warmte zal de voordracht zeer zeker nog ten goede komen; dit gemis heeft mij vooral in de „Gralserzählung” gehinderd. Dat zij vrij was van opera-allures, zij met dankbaarheid vermeld. Men heeft den zanger geestdriftig toegeklapt” (De Gooi- en Eemlander; 1-7-1935)
In september 1935 maakte Henk Noort zijn debuut in de Staatsopera van Wenen als Radames in ‘Aida’ onder leiding van Felix Weingartner:
“hij werd zeer vriendelijk ontvangen en „gelijk op” gehuldigd met zijn partners, de dames Nemeth, Anday en Hadrabova, en de heeren Friedrich Schorr (van de Metropolitan Opera, eveneens als gast optredend, en thans tot Oostenrijksch Kammersanger gepromoveerd) Markhoff en Bissuti. Vooral na het vierde bedrijf, toen Noort blijkbaar over de Weensche plankenkoorts heen was en loskwam” (Algemeen Handelsblad; 27-9-1935)
Henk Noort zong op 25 januari 1935 in Aken de titelrol in ‘Lohengrin’ van Wagner (Limburgsch Dagblad; 11-1-1936).
Op 11 februari 1936 werkte hij mee aan een uitvoering van ‘Das Lied von der Erde’ van Mahler in het Wiener Konzerthaus onder leiding van Willem Mengelberg (Het Vaderland; 16-12-1935).
Noort trad op 5, 12 en 20 augustus 1937 in Salzburg op onder leiding van dirigent Arturo Toscanini als Walther von Stolzing in ‘Die Meistersinger von Nürnberg’ van Wagner:
“De Nederlandsche tenor Henk Noort, die dezer dagen in de Weensche Staatsopera gastvoorstellingen gegeven heeft, is door den leider van de Festspiele te Salzburg, dr Kerber, aangezocht, dezen zomer de rol van Walter von Stolzing in de „Meistersinger” onder leiding van Toscanini te zingen. Men hoopt, dat de Reichsmusikkammer te Berlijn den zanger toestemming zal geven, in Salzburg op te treden” (Het Vaderland; 2-7-1937)
“De Nederlandsche tenor Henk Noort, die afwisselend aan de opera’s te Dusseldorp, Berlijn en Weenen met succes is opgetreden, is door de directie van de Salzburger Festsplele uitgenoodigd, de volgende maand in alle voorstellingen van die Meistersinger op onderscheidenlijk 5, 12 en 20 Augustus, onder leiding van Toscanini de rol van Walther von Stolzing op zich te nemen. Met uitzondering van Mengelberg, die drie jaar geleden een concert te Salzburg heeft gedirigeerd is Henk Noort de eerste Nederlander, die in belangrijke mate aan de Salzburger Festspiele zal meewerken” (Het Vaderland; 16-7-1937)
“Henk Noort denkt volgend seizoen tienmaal als gast in de Weensche Staatsopera op te treden. Begin October gaat hij voor twee maanden naar Amerika” (Het Vaderland; 7-8-1937)
Met de Russische bas Alexander Kipnis oogstte Henk Noort in oktober en november 1937 succes op een tournee door Canada en Amerika, waarbij hij ook in New York optrad. Echter, bij de Metropolitan Opera heeft Henk Noort nooit gastrollen gezongen.
Op 3 februari 1938 zong Noort bij het Nederlandsche Opera Ensemble de rol van Max in ‘Der Freischütz’ van Weber:
“Dat deze partij den zanger nu juist zoo bijzonder ligt, zouden we niet willen beweren. Immers deze zanger vindt zijn kracht in een forte gezongen hoogte, waar de stem dan op zijn best klinkt en den heldentenor benadert. Hierdoor kwam het lyrische element (het verwaarloozen van het mezza-voce), dat men de dualistisch geteekende Maxfiguur toch niet ontzeggen kan, wel wat op den achtergrond en slaagde b.v. de inzet van zijn aria Durch die Wälder minder gelukkig. Ook in de uitbeelding zou men soms een sterker typeering hebben gewenscht” (Het Vaderland; 4-2-1938)
Henk Noort zong in maart 1938 – na de Anschluss van Oostenrijk – met de titelrol van ‘Lohengrin’ en als Radames in ‘Aida’ wederom in de Wiener Staatsoper. En in de zomer van 1938 was hij opnieuw bij de Salzburger Festspiele te horen als Stolzing in ‘Die Meistersinger von Nürnberg’ (Het Vaderland; 21-2-1938).
In 1939 had Noort een contract bij de Städtische Oper van Berlijn – het huidige Deutsche Oper Berlin – maar toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak, vestigde hij zich in Rotterdam. In de oorlog bleef hij in Nederland zingen in opera, oratoria en concerten. Zo werkte hij mee als Stolzing bij een gastvoorstelling van de Städtische Oper van Berlijn in 1941 in Den Haag in het kader van de Nederlandsch-Duitsche Kultuurgemeenschap onder leiding van Wilhelm Rode, die zelf de rol van Hans Sachs zong.
Dat wil niet zeggen dat Henk Noort in de Tweede Wereldoorlog niet in Duitsland zong. Zo was hij te horen op 14 november 1942 in Berlijn te horen in de titelrol van ‘Don Juan de Manara‘ van Franco Alfano. Vier dagen later zong hij in de Masurenalle Saal, Haus des Rundfunks van Berlijn de rol van Walther von Stolzing in ‘Die Meistersinger von Nürnberg’ tijdens een radio-opvoering van de Reichssender Berlin (John London – Theatre under the Nazis). Dit was overigens anderhalf jaar na de wereldpremière van de opera op 28 mei 1941 in Florence.
Verder gaf Henk Noort in april 1944 nog twee gastvoorstellingen bij het Duitsche Theater in ‘s-Gravenhage en Amsterdam als Manrico in ‘Il Trovatore’ (Het Vaderland; 29-3-1944).
Na de oorlog zong Henk Noort weer vooral in het buitenland. In ons land werkte hij wel mee aan uitvoeringen van onder meer de Negende Symfonie van Beethoven, de ‘Matthäus-Passion’ van Bach en het ‘Messa da Requiem’ van Verdi. In opera was hij na de oorlog nog te horen als Samson in ‘Samson et Dalila’ (1946) bij de Stichting Haagsch Operafonds, de Italiaanse zanger in ‘Der Rosenkavalier’ (1947) in het kader van het Zomerfestival Amsterdam-Scheveningen en als Melot in ‘Tristan und Isolde’ (1949) in een productie van de Wiener Staatsoper in het kader van het Holland Festival met Max Lorenz als Tristan, Kirsten Flagstad als Isolde en Hans Hotter als Kurwenal onder leiding van Erich Kleiber.
De pers maakt voor het laatst melding van een optreden van Henk Noort in een operaconcert te Rotterdam op 19 mei 1949:
“Henk Noort was minder op dreef deze avond. Weliswaar imponeerde hij nog in het bekende Smartlied uit de Paljas maar in de overige aria’s was hij er voortdurend „net even tegenaan”. Jammer (Het Vrije Volk; 20-5-1949)
Henk Noort werkte na de Tweede Wereldoorlog tot op hoge leeftijd als zangpedagoog. Hij overleed op zaterdag 13 januari 1990 op 90-jarige leeftijd in zijn woonplaats Schiedam (Het Vrije Volk; 18-1-1990). Hij werd begraven op 19 januari 1990 op begraafplaats Beukenhof te Schiedam. Zijn echtgenote Barbera Lena Noort-Herwijnen overleed in Schiedam op 18 december 1996. Hun graven zijn helaas verdwenen. De rechthebbende – een kleindochter – heeft afstand gedaan van de graven, waarna de graven werden geruimd en de stoffelijk resten in een verzamelgraf zijn geplaatst.